ECLI:NL:RBMNE:2022:1284

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
20/3216
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering en de onafhankelijkheid van verzekeringsartsen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het Uwv om per 14 april 2020 de Ziektewet-uitkering van eiser te beëindigen. Eiser, die als medewerker magazijn werkte, had zich in mei 2018 ziekgemeld en was per februari 2019 geschikt bevonden voor zijn eigen werk. Na een nieuwe ziekmelding in maart 2019, ontving hij een Ziektewet-uitkering. Het Uwv beëindigde deze uitkering per 14 april 2020, omdat eiser meer dan 65% van zijn loon kon verdienen. Eiser was het hier niet mee eens en stelde dat de verzekeringsartsen niet onafhankelijk waren en vroeg om een onafhankelijke deskundige. De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig was en voldoet aan de voorwaarden. De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht heeft besloten dat eiser op 14 april 2020 meer dan 65% kon verdienen van zijn loon, en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3216

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het Uwv om per 14 april 2020 de Ziektewet-uitkering van eiser te beëindigen.
Voorgeschiedenis
2. Eiser werkte als medewerker magazijn bij een webshop voor gemiddeld 40,98 uur per week. In mei 2018 heeft eiser zich ziekgemeld. Per februari 2019 is eiser geschikt bevonden voor zijn eigen werk. Vanaf 1 februari 2019 krijgt eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidwet (WW).
3. Op 15 maart 2019 heeft eiser zich ziekgemeld wegens meerdere gezondheidsproblemen. Op het moment van deze ziekmelding ontving eiser een WW-uitkering. Het Uwv heeft eiser per 14 juni 2019 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. [1] In 2019 is eiser gestart met de re-integratiedienst ‘Werkfit maken’.
4. Er heeft in februari 2020 medisch- en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden in verband met de zogenoemde eerstejaarsziektewetbeoordeling. Een verzekeringsarts van het Uwv heeft eiser onderzocht en er zijn arbeidsbeperkingen voor hem vastgesteld. Deze beperkingen zijn opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). De arbeidsdeskundige heeft geconcludeerd dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als medewerker magazijn bij een webshop. De arbeidsdeskundige heeft drie functies voor eiser geselecteerd die - ondanks de beperkingen van eiser - wel geschikt zijn voor hem. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens berekend dat eiser 71,82% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Omdat eiser meer dan 65% van zijn loon kan verdienen, heeft het Uwv de ZW-uitkering van eiser in het besluit van 13 maart 2020 (primair besluit I) beëindigd per 14 april 2020. Het Uwv heeft daarbij de uitlooptermijn van één maand en één dag in acht genomen.
5. Per 17 april 2020 heeft eiser zich ziekgemeld, omdat hij zich vanwege gezondheidsproblemen niet in staat acht enige arbeid te verrichten. De primaire verzekeringsarts heeft (dossier)onderzoek verricht en eiser op 28 mei 2020 telefonisch gesproken. De verzekeringsarts concludeert dat de medische situatie van eiser niet is veranderd sinds de eerstejaarsziektewetbeoordeling in februari 2020. Zijn belastbaarheid is daarmee ook niet veranderend en dus is eiser nog steeds geschikt voor de geselecteerde functies. Het Uwv heeft de ZW-uitkering van eiser in het besluit van 4 juni 2020 (primair besluit II) niet heropend per 17 april 2020.
6. Eiser heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt. In bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep opnieuw onderzoek gedaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat er geen medische redenen zijn om af te wijken van het oordeel van de primaire verzekeringsarts. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt in de FML voldoende rekening gehouden met eisers medische beperkingen. Verder concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de medische situatie van eiser niet is veranderd sinds de eerstejaarsziektewetbeoordeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert vervolgens dat eiser nog steeds arbeidsgeschikt is om de geselecteerde functies uit te voeren.
7. In het besluit van 18 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Het Uwv heeft de beëindiging van de ZW-uitkering in stand gelaten. Ook heeft het Uwv besloten dat de ZW-uitkering terecht niet is heropend per 17 april 2020.
8. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld op de Teams-zitting van 11 maart 2022. Eiser is verschenen. Verweerder was niet tijdens de zitting aanwezig en heeft zich van te voren afgemeld.

Het geschil

9. Volgens het Uwv kan eiser per 14 april 2020 meer dan 65% verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. De ZW-uitkering is volgens het Uwv daarom terecht beëindigd.
10. Eiser is het hier niet mee eens en heeft daarom beroep ingesteld. Eiser voert aan dat de verzekeringsartsen bij het Uwv niet goed een medisch oordeel kunnen vormen over zijn gezondheidsproblemen, omdat ze gebonden zijn aan regels. De verzekeringsartsen zijn volgens eiser daardoor niet onafhankelijk. Volgens eiser vinden zijn re-integratie coach [A] en zijn sociaal medewerker [B] hem (nog) niet in staat om te werken. Dit heeft het Uwv ten onrechte terzijde geschoven. Eiser wil dat de rechtbank een onafhankelijke deskundige benoemt. Zelf kan eiser dit niet bekostigen.
11. Aan de hand van wat eiser in beroep heeft aangevoerd, moet de rechtbank beoordelen of verweerder terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd. De medische toestand van eiser op 14 april 2020 is daarbij van belang. In deze zaak is dat de zogenoemde ‘datum in geding’.

Beoordeling door de rechtbank

12. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan de volgende drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
De rapporten en de besluiten die daarop gebaseerd zijn, zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan eiser om aan te voeren - en zo nodig aannemelijk te maken - dat de rapporten niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
Voldoet het medisch onderzoek aan de drie voorwaarden?
13. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet het medisch onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan de voorwaarden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd. Ook heeft zij de medische informatie in de heroverweging betrokken die eiser per e-mail van 7 en 10 augustus 2020 heeft gestuurd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden gemotiveerd hoe de beoordeling tot stand is gekomen. De rechtbank ziet geen aanleiding om de medische beoordeling onzorgvuldig te achten, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen nadere medische informatie heeft opgevraagd bij eisers huisarts of longarts. De verzekeringsarts heeft in haar rapport van 15 augustus 2020 toegelicht dat op basis van haar eigen onderzoek en de informatie in het dossier de medische toestand van eiser voldoende duidelijk was en het opvragen van nadere informatie van derden daarom geen toegevoegde waarde had. [2] Het rapport voldoet dus aan de drie voorwaarden. Dat betekent dat verweerder het bestreden besluit mocht baseren op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Is de medische beoordeling juist?
14. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Er zijn beperkingen aangenomen voor het persoonlijk en sociaal functioneren van eiser. Ook zijn er beperkingen aangenomen voor de fysieke werkomgeving. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk en overtuigend toegelicht dat met deze toegewezen beperkingen voldoende rekening is gehouden met de medische klachten van eiser. De rechtbank kan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen. Dat eiser het niet eens is met het oordeel van de verzekeringsartsen kan niet op zichzelf leiden tot de conclusie dat de medische beoordeling onjuist is. Het is de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om op basis van de beschikbare medische informatie de objectiveerbare beperkingen en de belastbaarheid vast te stellen. [3] De eigen opvatting en klachtenbeleving van eiser is daarbij niet doorslaggevend. Eiser heeft in beroep geen medische informatie overgelegd die leidt tot twijfel aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts. Het rapport van eisers re-integratie coach van 23 maart 2020 heeft niet de waarde die eiser er aan hecht, omdat zij geen (verzekerings)arts is en dus de deskundigheid mist om eisers belastbaarheid te beoordelen. Bovendien staat in het rapport niet dat de re-integratie coach eiser (nog) niet in staat acht om te werken.
15. Verder ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor de conclusie dat de verzekeringsartsen van het Uwv niet onafhankelijk zijn. Dat de verzekeringsartsen gebonden zijn aan regels betekent nog niet dat zij niet onafhankelijk of niet deskundig zijn.
Is het noodzakelijk om een deskundige aan te wijzen?
16. De rechtbank ziet geen aanleiding om een onafhankelijk medisch deskundige te benoemen. Volgens de Centrale Raad van Beroep, de hoogste rechter in een zaak als deze, is de rechtbank niet verplicht om een medisch deskundige te benoemen als de eisende partij geen financiële middelen heeft om zelf een deskundige in te schakelen. Ook is er geen reden om aan te nemen dat eiser belemmeringen heeft ondervonden bij het onderbouwen van zijn standpunt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn beperkingen onjuist heeft beoordeeld. Eiser heeft in de bezwaarprocedure immers medische informatie overgelegd. Verder heeft eiser een toelichting gegeven op de klachten die hij ervaart. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze stukken en eisers toelichting betrokken bij de beoordeling van eisers beperkingen en belastbaarheid. Deze beoordeling kan door de rechtbank worden getoetst en dat heeft de rechtbank hiervoor (zie overweging 14) ook gedaan. De rechtbank wijst het verzoek van eiser om een onafhankelijke medisch deskundige in te schakelen daarom af.

Conclusie

17. Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft het Uwv terecht besloten dat eiser op 14 april 2020 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Dat betekent dat de ZW-uitkering van eiser terecht is beëindigd. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Met inachtneming van 13 weken doorbetaling van de WW-uitkering.
2.Zie de uitspraak van 24 november 2021 van de Centrale Raad van Beroep, ECLI:Nederland:CRVB:2021:2946.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 25 maart 2021 van de Centrale Raad van Beroep, ECLI:NL:CRVB:2021:704.