Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 maart 2022 in de zaak tussen
[eiseres], uit [plaats] , eisers
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen het dagelijks bestuur van de RDWI en eisers, die in beroep zijn gegaan tegen de intrekking van hun bijstandsrecht. Het primaire besluit van 6 mei 2019, waarbij het recht op bijstand van eisers met ingang van 19 maart 2019 werd ingetrokken, was gebaseerd op de schending van de medewerkingsplicht door eisers, die geen Kimliknummers (Turkse identiteitsnummers) hebben verstrekt. De rechtbank heeft eerder in een uitspraak van 24 juni 2021 het beroep van eisers gegrond verklaard en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen. In het bestreden besluit van 19 oktober 2021 heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 1 februari 2022, waarbij eisers zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank heeft de behandeling van het beroep geschorst en bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft, tenzij partijen binnen twee weken aangeven opnieuw gehoord te willen worden. Eisers hebben hierop niet gereageerd.
De rechtbank oordeelt dat verweerder op grond van artikel 53a van de Participatiewet (Pw) gerechtigd was om onderzoek te doen naar de juistheid van de door eisers verstrekte gegevens. De rechtbank concludeert dat het opvragen van de Kimliknummers door verweerder noodzakelijk was voor het verifiëren van de informatie over het vermogen van eisers in Turkije. De rechtbank oordeelt dat de eisers hun medewerkingsplicht hebben geschonden door deze informatie niet te verstrekken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.