ECLI:NL:RBMNE:2022:1245

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 april 2022
Publicatiedatum
4 april 2022
Zaaknummer
535800 / HA RK 22-58
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure inzake ontslag curatoren

In deze wrakingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 april 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. P.A.M. Penders, de behandelend rechter in een civiele procedure. Het wrakingsverzoek werd ingediend door verzoeker, die betrokken was bij een verzoekschriftprocedure tot ontslag van drie curatoren in verschillende faillissementen. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 maart 2022 vroeg verzoeker om te mogen reageren op een van de curatoren, maar de rechter weigerde dit en sloot de zitting. Verzoeker stelde dat deze beslissing blijk gaf van partijdigheid van de rechter.

De wrakingskamer heeft de procedure beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat de mogelijkheid biedt om een rechter te wraken op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer concludeerde dat de beslissing van de rechter om de zitting te sluiten en verzoeker geen gelegenheid te geven om te reageren, een procesbeslissing was en geen grond voor wraking vormde. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid was en verklaarde het wrakingsverzoek ongegrond.

De beslissing werd openbaar uitgesproken en de procedure van verzoeker met zaaknummer F.16/14/727 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 535800 / HA RK 22-58
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 1 april 2022
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting gehouden op 7 maart 2022 waarin het wrakingsverzoek is gedaan
- de schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek van mr. P.A.M. Penders van 9 maart 2022
- de pleitnota van verzoeker.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 18 maart 2022 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen. De rechter heeft vooraf laten weten niet aanwezig te zullen zijn.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. P.A.M. Penders als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het zaaknummer F.16/14/727 (hierna: de hoofdzaak). Deze zaak betreft een verzoekschriftprocedure strekkende tot ontslag van drie curatoren in verschillende faillissementen die (direct of indirect) op verzoeker betrekking hebben. Tijdens de mondelinge behandeling van 7 maart 2022 werden de verzoeken van verzoeker behandeld en waren naast verzoeker en de rechter ook de drie curatoren aanwezig.
2.2.
De curatoren – mr. [A] , mr. [B] en mr. [C] – zijn belanghebbenden in de wrakingsprocedure.
2.3.
Verzoeker heeft het volgende ten grondslag gelegd aan het wrakingsverzoek.
Tijdens de mondelinge behandeling in de hoofdzaak op 7 maart 2022 heeft verzoeker aan het slot van de zitting de rechter gevraagd te mogen reageren op één van de curatoren. Dit heeft de rechter niet toegestaan. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat de rechter partijdig is omdat verzoeker niet mag reageren op wat curator [A] heeft gezegd.
2.4.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie zet zij het volgende uiteen. Verzoeker heeft tijdens de zitting zeer ruim de gelegenheid gekregen het woord te voeren. Aanvankelijk heeft verzoeker slechts verzocht om aanhouding van zijn verzoeken en gelijktijdige schorsing of op non-actief stelling van de curatoren. Nadat de rechter deze verzoeken had afgewezen heeft verzoeker opnieuw alle tijd gekregen om zijn tweede pleitnota voor te dragen. Nadat alle partijen de gelegenheid hadden gekregen om ter afronding nog iets om te merken en nadat zij de behandeling ter zitting had gesloten, wilde verzoeker nog iets opmerken. Dat verzoeker vervolgens niet het woord heeft gekregen heeft niets te maken met vooringenomenheid, maar slechts met de orde van de (inmiddels gesloten) zitting.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
Uit het proces verbaal van de mondelinge behandeling van 7 maart 2022 volgt dat de rechter heeft meegedeeld dat zij voordat zij de zitting zou sluiten, alle aanwezigen de gelegenheid zou geven afrondende opmerkingen te maken. Toen iedereen die gelegenheid had benut heeft de rechter de zitting gesloten. Daarna heeft verzoeker gevraagd op één van de curatoren te mogen reageren. Dat heeft de rechter hem niet meer toegestaan. Deze situatie kwalificeert als een procesbeslissing. Een als negatief ervaren procesbeslissing is geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechter die de betreffende beslissing heeft genomen. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde woorden – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (vgl. Hoge Raad 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Van dit laatste is geen sprake.
3.4.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer het verzoek tot
wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het wrakingsverzoek ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, en aan de betrokken teamvoorzitter van het team Toezicht, waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer F.16/14/727 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, en mr. R.M. Berendsen en mr. C.S.K. Fung Fen Chung als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. I.S.J. Goeman-Bruijn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.