ECLI:NL:RBMNE:2022:1229

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 april 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
UTR - 21_1351-T
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de WAZ-uitkering van een reisbureauhouder en de correctheid van de inkomensgegevens

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt de WAZ-uitkering van eiseres, een reisbureauhouder, beoordeeld. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van haar WAZ-uitkering over 2019 door het Uwv, die gebaseerd was op gegevens van de Belastingdienst. Eiseres stelt dat deze gegevens onjuist zijn, omdat ze geen commissie of provisie heeft ontvangen voor geannuleerde reizen die in 2019 zijn geboekt maar in 2020 zouden plaatsvinden. De rechtbank oordeelt dat eiseres overtuigend heeft aangetoond dat haar inkomen over 2019 feitelijk € 7.198,- lager was dan het Uwv heeft vastgesteld. De rechtbank vindt het niet redelijk dat het Uwv vasthoudt aan de gegevens uit de polisadministratie, gezien de uitzonderlijke omstandigheden van de reisbranche door COVID-19. De rechtbank geeft het Uwv de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen door de WAZ-uitkering opnieuw vast te stellen, waarbij het onterecht in aanmerking genomen bedrag van € 7.198,- in mindering moet worden gebracht. De rechtbank bepaalt dat het Uwv binnen twee weken moet meedelen of hij gebruik maakt van deze gelegenheid en binnen acht weken het gebrek moet herstellen. De verdere beslissing over proceskosten en griffierecht wordt aangehouden tot de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1351-T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 april 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. E Witte).

Inleiding

Eiseres heeft een reisbureau. Naast de inkomsten die zij vanuit haar reisbureau heeft, ontvangt zij van het Uwv een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ). De hoogte van haar WAZ-uitkering is afhankelijk van de inkomsten die eiseres heeft vanuit haar reisbureau.
Met een besluit van 5 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan de hand van de gegevens die hij van de Belastingdienst over het inkomen van eiseres vanuit haar reisbureau heeft ontvangen de WAZ-uitkering van eiseres over het jaar 2019 definitief vastgesteld. Volgens het Uwv heeft eiseres over de periode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 te veel uitkering ontvangen. Eiseres moet de uitkering die zij te veel heeft ontvangen aan het Uwv terugbetalen.
Met een besluit 6 oktober 2020 (het invorderingsbesluit) heeft het Uwv het bedrag dat eiseres moet terugbetalen vastgesteld op € 4.968,98.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit en het invorderingsbesluit. Met het besluit van 23 december 2020 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op de zitting van 27 januari 2022 via Teams behandeld. Eiseres en de gemachtigde van het Uwv waren hierbij aanwezig.

Overwegingen

Waarover gaat het geschil?
1. Eiseres voert aan dat de gegevens van de Belastingdienst, waar het Uwv vanuit is gegaan bij het vaststellen van haar WAZ-uitkering over het jaar 2019, geen correct beeld geven van haar inkomen in dat jaar. In de reisbranche worden commissies/provisies en omzet verantwoord op de boekdatum van de reis. Veel reizen die eiseres in 2019 voor haar klanten heeft geboekt – en dus in haar boekhouding van 2019 heeft verantwoord – zouden plaatsvinden in 2020. Deze reizen zijn in 2020 vanwege COVID-19 en de maatregelen die de overheden in alle landen daarvoor hebben genomen echter geannuleerd. Eiseres heeft geen commissie/provisie over de geannuleerde reizen ontvangen. Hierdoor is de geboekte omzet in de jaarcijfers over 2019 € 7.198,- hoger, dan de werkelijke omzet van haar reisbureau in dat jaar. Eiseres verwijst hierbij naar de jaarcijfers van haar reisbureau over de jaren 2019 en 2020. In 2019 behaalde eiseres een brutowinst van € 12.273,-. In 2020 boekte zij een verlies van € 24.528,-. Uit de verlies- en winstrekening over 2020 blijkt onder het kopje: “commissies en provisies” dat er een negatief bedrag van € 7.198,- is geboekt vanwege commissies en provisies voor geboekte reizen in 2019 geannuleerd in 2020.
2. Het Uwv stelt zich op het standpunt dat hij bij het vaststellen van de WAZ-uitkering van eiseres moet uitgaan van de gegevens van de Belastingdienst. Als eiseres een herziening van haar WAZ-uitkering over 2019 wil bewerkstelligen dan zal zij volgens het Uwv zelf een gecorrigeerde aangifte bij de Belastingdienst moeten indienen.
3. Eiseres voert aan dat zij geen gewijzigde aangifte over 2019 bij de Belastingdienst kan indienen omdat haar aangifte bij de Belastingdienst correct is, omdat deze aangifte volgens de daarvoor geldende regels voor de reisbranche is gedaan. Voor eiseres geldt dat zij commissie en provisie dient te verantwoorden bij boeking van de reis en niet op datum dat de reis wordt gemaakt.
Beoordeling door de rechtbank
4. Uit vaste rechtspraak [1] volgt dat het Uwv mag uitgaan van de gegevens uit de polisadministratie, tenzij wordt aangetoond dat deze gegevens onjuist zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is in deze zaak sprake van een uitzonderingssituatie waarbij is aangetoond dat de jaarcijfers over 2019 niet overeenkomen met het werkelijk genoten inkomen over 2019, omdat de in 2019 geboekte commissie en provisie ter hoogte van € 7.198,- niet is ontvangen. De rechtbank legt dat hierna verder uit.
5. Partijen zijn het er over eens dat het Uwv de inkomsten die eiseres uit haar onderneming daadwerkelijk geniet moet anticumuleren [2] met haar WAZ-uitkering. De rechtbank gaat daar ook van uit. Verder betwist het Uwv niet dat eiseres de commissies/ provisies, die zij in 2019 in haar boekhouding heeft opgevoerd voor de reizen in 2020, niet heeft ontvangen.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres met de jaarcijfers over 2020, waarvan specifiek de winst- en verliesrekening, objectief en verifieerbaar aangetoond dat zij voor een bedrag van € 7.198,- aan commissies/provisies van reizen die in 2019 zijn geboekt niet heeft ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres daarmee aangetoond dat haar inkomen over 2019 feitelijk € 7.198,- lager was, dan waarvan het Uwv bij het nemen van het primaire besluit, het invorderingsbesluit en het bestreden besluit is uitgegaan. Uit dezelfde winst- en verliesrekening over 2020 blijkt ook dat het reisbureau van eiseres in 2020 € 24.528,- verlies heeft geleden en dat zij in 2020 geen commissie of provisie heeft genoten. De misgelopen commissies/provisies heeft zij in dat jaar daarmee niet alsnog genoten.
7. Dit betekent dat het Uwv bij de berekening van de inkomsten over het jaar 2019
€ 7.198,- teveel in aanmerking heeft genomen. De rechtbank acht het in dit geval niet redelijk dat het Uwv vasthoudt aan het uitgangspunt dat hij mag uitgaan van de juistheid van de gegevens uit de polisadministratie en dat correctie van de niet genoten commissie en provisie over 2019 uitsluitend kan worden ‘rechtgezet’ door een gewijzigde aangifte over 2019 te doen. Eiseres heeft uitgebreid gemotiveerd en met jaarcijfers onderbouwd, dat zij dit in het door de reisbranche gehanteerde systeem niet anders tot uitdrukking kan laten komen.
8. De conclusie van het voorgaande is dat het Uwv de WAZ-uitkering van eiseres over 2019 onjuist heeft vastgesteld.
Hoe nu verder?
9. De rechtbank heeft tot taak het geschil zoveel mogelijk definitief te beslechten. Zij kan niet een nieuwe berekening van de WAZ-uitkering over 2019 maken, noch berekenen of hieruit een teveel betaald bedrag aan WAZ-uitkering voortvloeit. Daarom zal zij het Uwv in de gelegenheid stellen om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
10. Dat herstellen kan met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen zal het Uwv met inachtneming van de hierboven opgenomen overwegingen de WAZ-uitkering van eiseres over het jaar 2019 opnieuw moet vaststellen, waarbij een bedrag van € 7.198,- aan inkomen in mindering wordt gebracht. Verder zal het Uwv opnieuw moeten beoordelen of uit de nieuwe berekening een bedrag voortvloeit aan teveel betaalde WAZ-uitkering over 2019. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het Uwv dit kan doen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak.
11. Het Uwv moet zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen. Als het Uwv gebruik heeft gemaakt van de herstelmogelijkheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het Uwv. In beginsel, ook in de situatie dat het college de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
12. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
13. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het Uwv op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt het Uwv in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van
mr.I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De beslissing is uitgesproken op 1 april 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst bijvoorbeeld naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 22 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3273.
2.Zie de artikelen 58 en 1, eerste lid, aanhef en sub f, van de WAZ.