ECLI:NL:RBMNE:2022:1224

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
21/4796
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging loongerelateerde WIA-uitkering na herbeoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiser, die als schoonmaakmedewerker werkzaam was, een loongerelateerde WIA-uitkering aangevraagd na uitval door ziekte. Het Uwv heeft na beoordeling van zijn aanvraag vastgesteld dat eiser 49,26% arbeidsongeschikt is en heeft hem een uitkering toegekend tot 14 maart 2023. Echter, na bezwaar van de werkgever is de arbeidsongeschiktheid opnieuw beoordeeld, wat leidde tot een verlaging naar 16,77%. Het Uwv heeft vervolgens besloten de uitkering per 24 december 2021 te beëindigen, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de zaak op 31 maart 2022 behandeld. Tijdens de zitting is de op 30 maart 2021 ontvangen stukken van het Uwv geweigerd wegens strijd met de goede procesorde. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven, gelet op eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het Uwv opgedragen binnen elf weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat het Uwv het griffierecht van € 49,- aan eiser moet vergoeden en de proceskosten tot een bedrag van € 1.518,- moet vergoeden. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten, omdat de uitkomst van de nieuwe beoordeling nog te veel openligt. Eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4796
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E. Weijer),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, (Uwv) verweerder
(gemachtigde: mr. F.A.M. Delfgaauw).

Inleiding

Eiser heeft gewerkt bij [werkgever] B.V. ( [werkgever] ) als schoonmaakmedewerker voor gemiddeld 39,23 uur per week. Op 27 februari 2019 is eiser uitgevallen voor zijn werkzaamheden.
Eiser heeft op 11 december 2020 een uitkering aangevraagd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het Uwv heeft de aanvraag van eiser beoordeeld. Een arts heeft onderzoek verricht en heeft op 27 mei 2021 een rapport opgesteld (gecontrasigneerd door een verzekeringsarts). Deze arts heeft beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn en heeft deze beperkingen opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het Uwv drie functies geduid die eiser, ondanks zijn beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend wat de verdiencapaciteit is en aan de hand daarvan is berekend dat eiser 49,26% arbeidsongeschikt is.
Met het besluit van 1 juli 2021 heeft het Uwv bepaald dat eiser vanaf 15 maart 2021 (einde wachttijd) tot en met 14 maart 2023 recht heeft op een loongerelateerde WIA-uitkering (WGA), gebaseerd op 49,26% arbeidsongeschiktheid.
[werkgever] heeft daartegen bezwaar gemaakt en heeft alleen een bezwaargrond aangevoerd tegen de arbeidsdeskundige beoordeling.
Naar aanleiding van het bezwaar van [werkgever] heeft een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep een nieuw onderzoek gedaan. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is tot de conclusie gekomen dat één van de geselecteerde functies moet worden verworpen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft daarom een alternatieve functie geselecteerd. Dat heeft geleid tot een aanpassing van de mate van arbeidsongeschiktheid naar 16,77%.
Op 5 oktober 2021 heeft het Uwv een voornemen wijziging beslissing gestuurd naar [werkgever] en naar eiser. Volgens het Uwv was eiser 16,77% arbeidsongeschikt. Dat betekent volgens het Uwv dat eiser geen recht meer heeft op WIA- uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. [werkgever] en eiser zijn in de gelegenheid gesteld om tot 19 oktober 2021 bezwaren in te dienen.
Met de brief van 12 oktober 2021 heeft het Uwv op verzoek van de voormalig raadsman van eiser tot 9 november 2021 uitstel toegekend om bezwaren in te dienen.
Met het besluit van 11 november 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van [werkgever] gegrond verklaard. Volgens het Uwv is eiser 16,77% en dus minder dan 35% arbeidsongeschikt is, zodat hij geen recht heeft op een WIA-uitkering. Het Uwv heeft bepaald dat de WIA-uitkering per 24 december 2021 wordt beëindigd.
Op 11 november 2021, dus te laat, is de reactie van de voormalig raadsman van eiser door het Uwv ontvangen. Nu de reactie is ontvangen op de datum waarop het bestreden besluit is genomen, heeft het Uwv daarmee geen rekening kunnen houden.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en heeft beroepsgronden aangevoerd tegen de medische en arbeidsdeskundige grondslag van het bestreden besluit. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Eiser heeft een aanvullend beroepschrift ingediend, alsmede aanvullende producties (14 tot en met 17).
De rechtbank heeft het beroep op 31 maart 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en M. Chbab (geregistreerd tolk in de taal Berbers). Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Op de zitting heeft de rechtbank de op 30 maart 2021 van het Uwv ontvangen stukken geweigerd wegens strijd met de goede procesorde. Het gaat om:
- het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 30 maart 2022;
- de kritische functionele mogelijkhedenlijst van 30 maart 2022.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het Uwv op binnen elf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.

Overwegingen

Het oordeel van de rechtbank

Met het primaire besluit heeft het Uwv aan eiser een loongerelateerde WIA-uitkering (WGA) toegekend tot en met 14 maart 2023. Met het bestreden besluit heeft het Uwv deze loongerelateerde WIA-uitkering (WGA) per 24 december 2021 beëindigd.
Zoals op de zitting is besproken en door het Uwv is erkend, kan het bestreden besluit gelet op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 september 2015 [1] niet in stand blijven. Het beroep is gegrond en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen.
3. De rechtbank overweegt dat na het vernietigen van het bestreden besluit het Uwv opnieuw zal moeten beslissen op het bezwaar van [werkgever] . In dat kader geeft de rechtbank het Uwv in overweging om bij eiser alsnog bezwaren op te vragen en deze mee te wegen bij het nemen van een nieuw besluit. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting aangegeven dat zij voor het opstellen van die bezwaren een termijn van drie weken nodig heeft.
Ook constateert de rechtbank dat eiser diverse gronden heeft aangevoerd tegen de medische grondslag van het bestreden besluit. Nu er vanwege de gang van zaken vooralsnog geen verzekeringsgeneeskundig onderzoek door een
verzekeringsartsbezwaar en beroep heeft plaatsgevonden, geeft de rechtbank het Uwv in overweging dat alsnog te laten plaatsvinden, dan wel te motiveren waarom daarvan wordt afgezien. Verder heeft het Uwv op de zitting toegelicht dat er nog een nieuw arbeidsdeskundig onderzoek uitgevoerd moet worden, omdat er aanleiding is om te veronderstellen dat de FML niet in stand kan blijven.
4. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten of om zelf in de zaak te voorzien, omdat de rechtmatige uitkomst naar de huidige stand van zaken nog te veel open ligt. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. De rechtbank volstaat nu dus met het vernietigen van het bestreden besluit.
5. Het Uwv moet daarom een nieuw besluit nemen en rekening houden met deze uitspraak. Op de zitting is daarvoor een termijn besproken van elf weken.
6. De rechtbank komt bij deze stand van zaken niet toe aan de bespreking van de overige beroepsgronden.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
8. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Het Uwv moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1518,-.
9. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2022 door
mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr.T.E.G. van Heukelom, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.