ECLI:NL:RBMNE:2022:1208

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 5181
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstand op grond van de Participatiewet wegens onvoldoende informatie en bewijsnood

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die bijstand aanvroeg, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, dat de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld. Eiser had eerder bijstand ontvangen, maar deze was ingetrokken omdat hij samenwoonde met zijn echtgenote zonder dit te melden. Eiser heeft meerdere aanvragen voor bijstand ingediend, maar deze zijn afgewezen vanwege het ontbreken van benodigde informatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet de vereiste gegevens heeft overgelegd die nodig zijn voor een goede beoordeling van zijn aanvraag. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht de aanvraag voor bijstand buiten behandeling heeft gesteld, omdat de financiële situatie van eiser onduidelijk was en hij niet kon aantonen welke pogingen hij had gedaan om de gevraagde informatie te verkrijgen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/5181

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. D. Gürses),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: E. Chahid).

Procesverloop

Bij besluit van 21 juli 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 9 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2022 via een online verbinding. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten
1. De echtgenote van eiser ontving vanaf 27 maart 2009 bijstand voor levensonderhoud als alleenstaande. Uit onderzoek door het Internationaal Bureau Fraude-informatie in 2014 is gebleken dat eiser tien percelen grond op zijn naam had in Turkije met een waarde van
€ 27.039,-. In eerste instantie had deze informatie geen invloed op het recht van bijstand van de echtgenote van eiser, omdat er geen sprake was van een gezamenlijke huishouding. Het recht op bijstand is echter ingetrokken vanaf 2 september 2019, omdat toen bleek dat eiser en zijn echtgenote, zonder hier melding van te hebben gemaakt bij verweerder, samenwoonden. In de periode van 15 oktober 2019 tot en met 17 november 2020 hebben eiser en zijn echtgenote drie nieuwe aanvragen en een herzieningsverzoek voor recht op bijstand ingediend, die allemaal zijn afgewezen vanwege het ontbreken van de benodigde informatie. Vervolgens hebben eiser en zijn echtgenote op 20 mei 2021 opnieuw een aanvraag gedaan, die verweerder niet in behandeling heeft genomen.

Standpunt eiser

2. Eiser voert aan dat de aanvraag onterecht niet in behandeling is genomen. De informatie van vijf à zes jaar geleden mag niet als reden gebruikt worden om de aanvraag af te wijzen. Eiser heeft alle benodigde gegevens verstrekt waar hij redelijkerwijs over kan beschikken. Vanwege de complexe financiële situatie van eiser had verweerder nader onderzoek moeten doen. Daarnaast vindt eiser dat hij recht op bijstand heeft vanwege bijzondere omstandigheden en dat verweerder een belangenafweging had moeten maken.
Beoordeling
3. De rechtbank stelt vast dat niet meer in geschil is dat eiser momenteel een schuld heeft van € 50.000,-. De zaak gaat over het opvragen van de volgende gegevens van eiser: een Nederlandse vertaling van de al overgelegde Turkse bankgegevens, informatie over de verkoop van de percelen in Turkije, de vorderingen waarvoor beslag gelegd is en de restschuld in verband hiermee na de verkoop.
4. Een bestuursorgaan kan besluiten een aanvraag niet te behandelen, als de verstrekte informatie onvoldoende is voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking. De aanvrager moet daarbij wel de gelegenheid krijgen de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. [1]
5. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep is de financiële situatie van een aanvrager een essentieel gegeven om te bepalen of de aanvrager in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert. De aanvrager moet de vereiste gegevens overleggen die nodig zijn voor een goede beoordeling van de aanvraag. De bijstandverlenende instantie is bevoegd in het kader van het onderzoek naar het recht op bijstand gegevens te vragen die betrekking hebben op de financiële situatie over de periode die onmiddellijk voorafgaat aan de datum met ingang waarvan bijstand wordt gevraagd. In het geval dat de bijstandverlenende instantie twijfelt aan de juistheid en/of volledigheid van de verstrekte informatie over de financiële situatie, kan de instantie bankafschriften en andere financiële informatie opvragen over een periode die verder teruggaat dan drie maanden. De instantie moet dan wel aannemelijk kunnen maken dat zijn twijfel is gebaseerd op concrete feiten en omstandigheden. [2]
6. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht de aanvraag voor bijstand buiten behandeling mocht stellen. Verweerder heeft informatie over de financiële situatie van eiser nodig om te beoordelen of eiser in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert. De financiële gegevens van jaren geleden zijn nu nog van belang, omdat eiser destijds onroerend goed bezat. Er is onduidelijkheid over hoe de verkoop van de percelen verlopen is, voor welk bedrag de percelen verkocht zijn en welke schulden daarmee betaald zijn. Ook is het wegens het ontbreken van een vertaling niet duidelijk wat in de Turkse bankschriften staat, waaronder informatie of de Turkse bankrekening opgeheven is. De eigen verklaring van eiser over de opheffing van deze bankrekening is onvoldoende bewijs. Doordat eiser geen duidelijkheid heeft gegeven over bovenstaande zaken, kan verweerder niet vaststellen wat de huidige financiële situatie van eiser is. Eiser heeft daarnaast niet kunnen aantonen welke pogingen hij gedaan heeft om de gevraagde informatie alsnog te verkrijgen en dat er sprake is van bewijsnood. Tevens is niet gebleken dat eiser redelijkerwijs niet in staat was de vertaling van de Turkse bankafschriften tijdig in te leveren. Verweerder heeft eiser een hersteltermijn geboden waarin hij de vertaling kon regelen en eiser heeft niet om een verlenging van de termijn gevraagd. Omdat verweerder de aanvraag buiten behandeling mocht stellen, hoefde verweerder vervolgens geen inhoudelijk oordeel meer te geven over de aanvraag voor bijstand.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr. drs. N.L.K.J. Li, griffier. De beslissing is uitgesproken op 30 maart 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Artikel 4:5 lid 1 aanhef en onder c van de Algemene wet bestuursrecht
2.Zie bijvoorbeeld een uitspraak van de CRvB van 2 mei 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:1681)