ECLI:NL:RBMNE:2022:1201

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
30 maart 2022
Zaaknummer
21/1977
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van WIA-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres, die sinds 2014 arbeidsongeschikt was door lichamelijke en psychische klachten. Eiseres had een WIA-uitkering ontvangen op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80-100%, maar na herbeoordeling door het Uwv werd vastgesteld dat zij per 4 november 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. Tijdens de zitting op 29 oktober 2021 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een cardioloog. De rechtbank heeft de medische rapporten van het Uwv en de ingediende stukken van eiseres beoordeeld. Eiseres betoogde dat haar beperkingen door CVS/ME niet correct waren ingeschat en dat de functionele mogelijkhedenlijst (FML) niet juist was. De rechtbank oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat de medische beoordeling voldoende onderbouwd was. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om de medische beoordeling van het Uwv in twijfel te trekken en dat de beëindiging van de WIA-uitkering terecht was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1977

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 maart 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: J.E. Eshuis),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder,
(gemachtigde: mr. C.W.P. van den Berg).

Inleiding

1. Eiseres werkte als [functie] bij [bedrijf] B.V. voor 35,98 uur per week. Op 13 oktober 2014 viel zij uit vanwege lichamelijke en psychische klachten. Na twee jaar ziekte heeft het Uwv aan eiseres per 10 oktober 2016 een arbeidsongeschiktheidsuitkering toegekend op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA). De uitkering was gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%.
2. Vervolgens hebben de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige van het Uwv de arbeidsongeschiktheid van eiseres herbeoordeeld. Dit heeft geleid tot het besluit van 4 september 2020 (het primaire besluit). In dit besluit heeft het Uwv eiseres meegedeeld dat zij vanaf 4 november 2020 minder dan 35 % arbeidsongeschikt is en dat haar WIA-uitkering vanaf die datum wordt beëindigd.
3. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. In het besluit van 22 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
4. De rechtbank heeft het beroep op 29 oktober 2021 op zitting via Skype behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en dr. [A] , cardioloog, werkzaam bij Stichting [stichting] , als arts-gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
5. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting van 29 oktober 2021 geschorst om
de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv in de gelegenheid te stellen te reageren
op de brief van dr. [A] van 26 oktober 2021 en een nader gemotiveerde toelichting te geven waarom er geen aanleiding bestaat om eiseres ten aanzien van de rubrieken 4 ‘‘Dynamische handelingen’’ en 5 ‘‘Statische houdingen’’ in de functionele mogelijkheden lijst verder beperkt te achten waar het betreft lopen, lopen tijdens het werk, traplopen, zitten, zitten tijdens het werk, staan en staan tijdens het werk.
6. Het Uwv heeft een aanvullende rapportage van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep van 16 november 2021 toegezonden. Nadat partijen toestemming hebben gegeven voor het achterwege blijven van een nadere zitting, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Geschil en beoordelingskader

7. Deze zaak gaat over het beëindigen van de WIA-uitkering van eiseres. Eiseres is het hier niet mee eens. Eiseres vindt dat zij meer beperkt is dan het Uwv heeft aangenomen. Aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, zal de rechtbank beoordelen of het Uwv de WIA-uitkering terecht heeft beëindigd.
8. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv dit soort besluiten mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen:
- de rapporten moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en;
- de conclusies moeten voldoende begrijpelijk zijn.
Verder is het zo dat degene die het niet eens is met het oordeel van een verzekeringsarts dat moet onderbouwen met medische stukken. Bij de rechtbank werken immers geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts een onjuiste medische conclusie heeft getrokken. Dit betekent dat hoe iemand zich zelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing van is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.

Beoordeling

9. Eiseres stelt zich op het standpunt – samengevat weergegeven – dat haar beperkingen vanwege CVS/ME door de verzekeringsartsen zijn onderschat. De functionele mogelijkhedenlijst (FML) is gezien de beperkingen van eiseres dan ook niet juist. Volgens eiseres geven de rapporten van de verzekeringsartsen er geen blijk van dat zij kennis hebben van het ziektebeeld CVS/ME en het door het Uwv opgestelde beleidsstuk uit 2018, ‘de beoordeling van cliënten met ME/CVS bij UWV’. Volgens eiseres houden de verzekeringsartsen ten onrechte vast aan een oude richtlijn uit 2013. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres overgelegd:
- een rapport van professor [B] , cardioloog, werkzaam bij Stichting [stichting] , gedateerd 11 januari 2021;
- een in het Engels gestelde richtlijn uit 2019 ‘‘Diagnosing and treating myalgic encephalomyelitis/chronic fatigue symdrome (ME/CFS)’’;
- een artikel van [C] , huisarts, en [D] , verzekeringsarts, ‘‘Is ME/CVS-patiënten op hun herstelgedrag aanspreken zinvol?’’, ongedateerd;
- een rapport van dr. [A] , gedateerd 13 augustus 2021;
- een rapport van professor [B] , gedateerd 1 september 2021;
- een rapport van dr. [A] , gedateerd 26 oktober 2021.
10. Naar aanleiding van het beroepschrift en de in beroep overgelegde medische informatie heeft het Uwv vier rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ingediend, gedateerd 3 augustus 2021, 10 september 2021, 22 oktober 2021 en 16 november 2021. Het Uwv heeft geconcludeerd dat geen aanleiding bestaat het eerder ingenomen standpunt te wijzigen.
11. De rechtbank overweegt als volgt.
12. Aan het bestreden besluit ligt een zorgvuldig medisch onderzoek ten grondslag. De primaire arts heeft eiseres zelf gesproken op het spreekuur van 10 augustus 2020. Daarbij is eiseres lichamelijk en psychisch onderzocht. Er is geen informatie bij derden opgevraagd omdat voldoende informatie aanwezig was. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de primaire arts zijn conclusies voldoende begrijpelijk neergelegd in het rapport van
18 augustus 2020. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossieronderzoek verricht, eiseres gesproken tijdens de telefonische hoorzitting op 5 februari 2021 en recente medische informatie, een rapport van de behandelaar professor [B] , gedateerd 11 januari 2021, meegewogen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft haar visie naar het oordeel van de rechtbank voldoende inzichtelijk gemaakt in het rapport van 5 februari 2021. Uit wat eiseres aanvoert, volgt niet dat de wijze van onderzoek, in zijn geheel bezien, gebreken vertoont.
13. Niet in geschil is dat eiseres bekend is met een combinatie van aandoeningen, waaronder ME/CVS. Dat en in hoeverre zij hierdoor in medisch opzicht beperkt belastbaar is, is naar het oordeel van de rechtbank niet alleen zorgvuldig beoordeeld, maar ook navolgbaar verwoord in de rapporten die dienen ter medische onderbouwing van het bestreden besluit. De rechtbank heeft daarom geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling en de FML. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
14. De primaire arts heeft aangenomen dat eiseres bekend is met vermoeidheidsklachten die zijn toegeschreven aan CVS, ook heeft eiseres knieklachten, heupklachten, klachten van de rechter arm en schouder en klachten van verhoogde prikkelgevoeligheid. Volgens de primaire arts heeft eiseres verminderde functionele mogelijkheden als gevolg van ziekte of gebrek overeenkomstig de FML.
15. Volgens de primaire arts kan gesteld worden dat het hebben van klachten bij ME/CVS, niet per definitie moet leiden tot het staken van activiteiten, terwijl het continueren van activiteiten niet tot schade aan de gezondheid leidt. Daarmee wordt ook voorkomen dat conditieverlies en het ervaren van progressieve belemmeringen optreedt. Volgens de primaire arts kan niet gesteld worden dat sprake is van een volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden omdat eiseres niet aan de daaraan gestelde voorwaarden voldoet. Er is geen sprake van een opname in een ziekenhuis of AWBZ-instelling, bedlegerigheid, afhankelijkheid in het dagelijks leven of onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren. ME/CVS is een klachtenpatroon zonder aantoonbaar medisch substraat. Volgens de primaire arts vindt de vertaling in beperkingen plaats conform de richtlijn Chronisch Vermoeidheid Syndroom door piek- en duurbelasting te beperken, zowel in psychisch als in fysiek opzicht.
16. Verder is eiseres aangewezen op fysiek licht werk in een rustige werkomgeving en waarbij haar knieën en rechter schouder niet worden belast. Er zijn beperkingen aangenomen ten aanzien van haar klachten van knie, heup en arm. Het gaat verder om functies zonder verhoogd persoonlijk risico en zonder complexe taken. Er is sprake van een verhoogde stressgevoeligheid en eiseres is aangewezen op structuur, duidelijkheid en regelmaat. Vanwege de prikkelgevoeligheid zijn beperkingen aangenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren en voor geluidbelasting. Vanwege de orthostatische hypotensie, een bloeddrukdaling bij verandering van houding, van zitten of liggen naar staan, is een beperking aangenomen ten aanzien van persoonlijk risico. Vanwege afgenomen energetisch vermogen is naast de fysieke beperkingen in de rubrieken dynamische handelingen en statische houdingen, met name ten aanzien van lopen en staan een beperking aangenomen ten aanzien van het aantal belastbare uren. Ten aanzien van lopen en staan wordt per keer een maximum aangegeven van dertig minuten achtereen. Daarnaast is eiseres dertig uur per week belastbaar.
17. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 5 februari 2021 naar het oordeel van de rechtbank overtuigend gemotiveerd waarom zij de conclusie van de primaire arts over de belastbaarheid van eiseres volgt. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geven aanvullend eigen onderzoek en bestudering van de gegevens van de cardioloog, geen aanleiding de FML van de primaire arts te herzien. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft in haar rapport aan dat er geen sprake is van een anatomisch substraat van ME/CVS op grond waarvan beperkingen kunnen worden aangenomen en zijn er geen objectiveerbare medische redenen om nadere beperkingen voor eiseres aan te nemen.
18. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft het rapport van professor
[B] van 11 januari 2021 geen aanleiding tot het aannemen van nadere beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de afwezigheid van orthostatische intolerantie en de afwezigheid van geheugenstoornissen naar het oordeel van de rechtbank voldoende weerlegd. Tijdens het onderzoek bij de primaire arts en tijdens de hoorzitting bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn immers geen cognitieve stoornissen waargenomen. Een beperking is daarom niet aan de orde. Met betrekking tot staan, zitten en lopen en de toevoer van bloed naar de hersenen is fysiologisch gezien de bloedtoevoer naar de hersenen een constante. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijft bij maximale inspanning de toevoer naar de hersenen op hetzelfde niveau als in rust. Bij inspanning vindt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep een herverdeling van bloed plaats vanuit het maagdarmstelsel naar de spieren, daarbij blijft de bloedtoevoer naar de hersenen ongewijzigd. Eiseres heeft klachten bij verandering van houding, van zitten naar staan of van liggen naar zitten waarbij een bloeddrukdaling optreedt. Dit is de reden dat beperkingen zijn aangenomen ten aanzien van persoonlijk risico. Verder leidt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep beweging niet tot schade aan de gezondheid omdat er geen sprake is van een anatomisch substraat. Liggen in het kader van herstel zal volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep juist zorgen voor een afname van de conditie met als gevolg een toename van klachten en beperkingen. De rechtbank kan deze toelichting volgen.
19. In haar rapport van 3 augustus 2021 geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat de oude richtlijn ME/CVS uit 2013 [1] sinds het advies van de Gezondheidsraad over ME/CVS gedateerd 19 maart 2018 niet meer wordt gehanteerd. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt de beoordeling van ME/CVS plaats op basis van het MAOC-criterium. Voor moeilijk objectiveerbare aandoeningen gaat het om een eenduidige, consistente en behoren medisch gemotiveerde verantwoording. De beperkingen zijn door de primaire arts vastgesteld op basis van anamnese, gericht lichamelijk onderzoek en onderzoek van de psyche van eiseres. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep sluiten de aangenomen beperkingen aan bij de door de primaire arts geobjectiveerde klachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft kennisgenomen van de in het Engels gestelde richtlijn uit 2019 ‘‘Diagnosing and treating myalgic encephalomyelitis/chronic fatigue symdrome (ME/CFS)’’ en zij concludeert dat deze richtlijn geen aanleiding geeft tot wijziging van de belastbaarheid van eiseres vanwege de eenduidige en consistente wijze waarop de klachten zijn verwoord door de primaire arts.
20. Cardioloog [A] heeft in haar rapport van 13 augustus 2021 geconcludeerd dat bij eiseres sprake is van CVS/ME in matige tot ernstige vorm, dat eiseres verder is verslechterd en dat herstel van benutbare mogelijkheden niet kan worden verwacht. Bij het verrichte onderzoek is – onder meer – gebruik gemaakt van de kanteltafeltest en het meten van cerebrale bloeddoorstroming. [A] heeft in haar rapport aangegeven dat de FML op meerdere punten geen stand kan houden. Eiseres kampt met forste geheugenproblemen, er is sprake van een sterke achteruitgang van het werkgeheugen op slechtere momenten en de matige tot ernstige vorm van CVS/ME betekent volgens
[A] dat eiseres 50% minder kan en dat eiseres vooral huisgebonden is. Volgens [A] is sprake van orthostatische intolerantie waarbij de bloeddruk niet daalt, maar waarbij de bloeddoorstroming naar het hoofd beperkt is. Eiseres kan volgens [A] niet een uur aaneengesloten arbeid verrichten. Ook is eiseres verdergaand beperkt ten aanzien van lopen en zitten.
21. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar nadere rapport van 10 september 2021 afdoende gemotiveerd waarom zij in de medische gegevens van cardioloog
[A] geen grond ziet om aanvullende beperkingen op te nemen.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft overwogen dat voor het objectiveren van stoornissen in het werkgeheugen een neuropsychologisch onderzoek in samenhang met een psychiatrische expertise de aangewezen weg is. Zowel bij het onderzoek door de primaire arts als de verzekeringsarts bezwaar en beroep was geen sprake van cognitieve functiestoornissen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is de kanteltafeltest conform de reguliere geneeskunde niet te plaatsen en is sprake van een orthostatische bloeddrukdaling bij verandering van houding. Voor de gestelde beperkingen ten aanzien van lopen en zitten zijn op grond van het lichamelijk onderzoek geen nadere objectiveerbare medische beperkingen aanwezig. De primaire arts heeft de beperkingen voor arbeid vastgesteld op grond van anamnese, bevindingen bij lichamelijk onderzoek en onderzoek van de psyche en de in het dossier aanwezige medische specialistische gegevens. Vanwege een verhoogde recuperatiebehoefte en preventie ter voorkoming van overbelasting is een urenbeperking aangenomen.
22. Cardioloog [B] heeft in zijn rapport van 1 september 2021 geconcludeerd dat er aanwijzingen zijn voor een gestoorde autoregulatie en dat er over de jaren heen sprake is van een verdere verslechtering van eiseres doordat zij te veel en te vaak over haar grenzen blijft gaan. Naast de afwijking in de cerebrale bloeddoorstroming in staande positie is deze volgens [B] ook in zittende positie aanwezig. Zijn advies is om beter te spreiden, minder te doen en vaker – liefst liggend – rust te nemen omdat de bloeddoorstroming cerebraal liggend normaal is. Volgens [B] is het de bedoeling de duur van het zitten en staan te beperken en ervoor te zorgen dat de duur dermate kort te houden zodat klachten niet toe kunnen nemen. Volgens [B] betekent dit voor eiseres dat zij niet een uur aaneengesloten actief kan zijn, niet staand, niet bewegend en ook niet zittend.
23. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar nadere rapport van 22 oktober 2021 voldoende gemotiveerd waarom zij in de medische gegevens van cardioloog [B] geen grond ziet om aanvullende beperkingen aan te nemen.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt dat naast het gegeven advies, geen adviezen zijn gegeven die gebruikelijk zijn indien er sprake is van een gestoorde autoregulatie. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zal het advies van [B] leiden tot deconditionering en is dit advies niet eerder van toepassing bij een ver voortgeschreden autoregulatie. Volgens de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is hiervan geen sprake omdat dit niet blijkt uit de zelfzorg en het dagverhaal van eiseres. De primaire arts heeft zowel de duizeligheid als de neiging tot flauwvallen niet geobjectiveerd tijdens het lichamelijke onderzoek. De primaire arts heeft tijdens het lichamelijk onderzoek de knie onderzocht op de onderzoeksbank en hij heeft geen tekenen omschreven van duizeligheid of een neiging tot flauwvallen. Hierbij heeft eiseres van liggen naar zitten en van zitten tot staan moeten komen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat [B] in zijn advies voorbij aan de mogelijkheid van training van de beenspieren en houdingsspieren en het hanteren van een goed slaappatroon. Ook het op peil houden of verbeteren van de conditie is mogelijk gelet op de activiteiten van eiseres volgens het dagverhaal. Daarnaast kan nog medicatie worden voorgeschreven. Eiseres ziet om haar moverende redenen echter af van het gebruik van medicatie. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep verdient het voorkomen dan wel een afname van de klachten de voorkeur. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat de adviezen van cardioloog [B] niet in overeenstemming zijn met de bevindingen van de primaire arts.
24. Cardioloog [A] heeft in haar rapport van 26 oktober 2021 gereageerd op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 22 oktober 2021. [A] geeft – samengevat weergegeven – aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen behandelaar is met expertise op dysautonomie gebied. Volgens [A] zijn de adviezen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dan ook onjuist. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vervolgens in haar nadere rapport van 16 november 2021 gereageerd op het rapport van [A] van 26 oktober 2021. Het is onderdeel van de professie van een verzekeringsarts om medische informatie afkomstig van een specialist in het kader van een beroepsprocedure te beoordelen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt dat zij in haar rapport van 22 oktober 2021 met argumenten heeft gereageerd op het ingenomen standpunt van de specialisten ten aanzien van belastbaarheid van eiseres en dat zij niet ingaat op hetgeen is verwoord in het rapport van 26 oktober 2021 omdat dit een herhaling is van hetgeen in het rapport van [B] van 1 september 2021 is opgenomen. Zij blijft bij haar reeds ingenomen standpunt zoals verwoord in het rapport van 22 oktober 2021. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn er voor de items traplopen, zitten, zitten tijdens het werk, staan en staan tijdens het werk geen objectiveerbare medische gronden om beperkingen aan te nemen. De rechtbank kan deze toelichting goed volgen.
25. Eiseres heeft verder een beroep gedaan op een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 februari 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896), welke uitspraak betrekking heeft op het beoordelingskader en de motiveringeisen ten aanzien van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid. Naar het oordeel van de rechtbank is dit in de onderhavige kwestie niet aan de orde omdat eiseres volgens de primaire arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet volledig arbeidsongeschikt is, zodat een beoordeling van de duurzaamheid niet aan de orde is.
26. De rechtbank acht de (nadere) rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en
beroep voldoende overtuigend en heeft geen aanknopingspunten gevonden om te twijfelen aan haar conclusies. De rechtbank overweegt daarbij dat uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 juni 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:1734) volgt dat het advies van de Gezondheidsraad van 2018 van algemene aard is en dat er steeds naar het individuele geval moet worden gekeken. Naar het oordeel van de rechtbank is met de klachten van eiseres rekening gehouden door beperkingen aan te nemen op een wijze, waarvan de rechtbank niet is gebleken dat die onjuist is. De rechtbank vindt dat voldoende is onderbouwd dat de beperkingen in de FML zijn toegesneden op de problematiek van eiseres. De enkele verwijzing naar het advies van de Gezondheidsraad uit 2018 is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om meer beperkingen aan te nemen dan door de primaire arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn aangenomen, omdat het advies van algemene aard is en niet ingaat op de individuele situatie van eiseres.
27. Omdat de rechtbank geen aanleiding ziet om de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in twijfel te trekken, ziet zij ook geen reden voor het benoemen van een medisch deskundige. In de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 30 juni 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:2226) zijn voor de bestuursrechter uitgangspunten ontwikkeld voor zaken waarin een bestuursorgaan zich beroept op een advies van een medisch deskundige. Daaraan toetsend is de rechtbank van oordeel dat de rapporten van de (verzekerings)artsen blijk geven van een zorgvuldig onderzoek en voldoende inzichtelijk zijn gemotiveerd. Daarnaast heeft eiseres ter betwisting van de onderzoeksbevindingen van de (verzekerings)artsen voldoende gelegenheid gehad om in beroep medische gegevens in te brengen, wat zij ook heeft gedaan. Er is daarmee voldaan aan het beginsel van ‘equality of arms’.

Conclusie

28. Het voorgaande betekent dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid per 4 november 2020 terecht heeft vastgesteld op 34,16%. Dit betekent dat geen recht op uitkering bestaat, zodat verweerder bij het besteden besluit de beëindiging van de uitkering terecht is stand heeft gelaten.
29. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2022.
griffier
rechter
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Richtlijn Diagnose, behandeling, begeleiding en beoordeling van patiënten met het chronisch vermoeidheidssyndroom, februari 2013.