Beoordeling door de rechtbank
8. Het beroep is ongegrond: eiseres krijgt geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
9. De rechtbank overweegt allereerst dat zij, nu eiseres geen toestemming heeft gegeven om gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname aan haar voormalige werkgever te verstrekken, de motivering van haar oordeel voor zover nodig zal beperken om te voorkomen dat deze gegevens alsnog openbaar worden.
10. Eiseres voert aan dat het Uwv ten onrechte geen loonsanctie heeft opgelegd. Volgens eiseres heeft haar voormalige werkgever onvoldoende re-integratieverplichtingen verricht. Indien de voormalige werkgever het arbeidsconflict met eiseres zou hebben opgelost en de werkplek van eiseres zou hebben aangepast, had eiseres voor haar eigen functie behouden kunnen blijven. Eiseres stelt verder dat haar voormalige werkgever onvoldoende re-integratieverplichtingen heeft verricht in het eerste en het tweede spoor en dat haar voormalige werkgever en het Uwv hebben gehandeld in strijd met de Wet gelijke behandeling handicap of chronische ziekte.
11. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres toegelicht dat het beroep van eiseres op de Wet gelijke behandeling handicap of chronische ziekte zo dient te worden begrepen dat het Uwv op grond van deze wet zorgvuldiger had moeten beoordelen of een loonsanctie had moet worden opgelegd aan de voormalige werkgever van eiseres.
12. De uitgangspunten voor de beoordeling van de re-integratie-inspanningen die van een werkgever en een werknemer mogen worden verwacht, zijn neergelegd in de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter en in de daarbij horende bijlage Kader voor inzet en beoordeling van re-integratie-inspanningen. De eerste stap in de beoordeling betreft de vraag of re-integratie tot een bevredigend resultaat heeft geleid. Van een bevredigend resultaat is sprake als gekomen is tot een (gedeeltelijke) werkhervatting, die aansluit bij de resterende functionele mogelijkheden van de werknemer. Indien dit het geval is, legt het Uwv geen loonsanctie op. Is geen sprake van een bevredigend resultaat, dan beoordeelt het Uwv of de werkgever voldoende inspanningen heeft verricht. Uitgangspunt bij deze beoordeling is of de werkgever in redelijkheid tot de verrichte re-integratie-inspanningen heeft kunnen komen. Daarbij dient de werkgever in eerste instantie te bezien of de werknemer in de eigen functie kan terugkeren en als dat geen kans van slagen heeft, de werknemer ander passend werk in het eigen bedrijf aan te bieden (spoor 1). Is het niet mogelijk de werknemer in het eigen bedrijf te laten re-integreren, dan dient de werkgever de mogelijkheden te onderzoeken en te benutten om de werknemer te herplaatsen bij een andere werkgever (spoor 2). Het Uwv legt een loonsanctie op aan de werkgever indien de re-integratie-inspanningen van de werkgever onvoldoende worden geacht en de werkgever daarvoor geen deugdelijke grond aannemelijk heeft gemaakt.
13. Niet in geschil is dat eiseres na 104 weken niet structureel in passende arbeid heeft hervat en dat er geen sprake was van een bevredigend resultaat.
14. In het dossier bevinden zich onder meer de stukken van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep waar het Uwv zich op gebaseerd heeft.
15. In zijn rapporten van 5 en 18 november 2020 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangegeven dat eiseres benutbare mogelijkheden heeft. Hij onderschrijft de belastbaarheid zoals deze is vastgesteld door de bedrijfsarts in zijn rapport van 19 juni 2019 en welke is gebaseerd op het rapport van ICARA van 2 november 2018. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht de beperkingen van eiseres – zoals die zijn opgenomen in de FML die door ICARA is opgesteld – duurzaam. Het actuele oordeel van de bedrijfsarts is dus niet re-integratie belemmerend. De verzekeringsarts bezwaar en beroep kan zich erin vinden dat de primaire verzekeringsarts het niet oplossen van het arbeidsconflict zag als re-integratie belemmerend. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft vervolgens in zijn rapport van
5 november 2021 aan dat hij geen inzicht heeft in wat de werkgever heeft gedaan om tot een oplossing te komen. Wel blijkt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep uit de informatie van de GGZ de Meregaard dat de houding van eiseres oplossing belemmerend kan zijn geweest. Deze houding komt aannemelijk voort uit haar ziekte.
16. Volgens het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van
24 december 2020 is in de basis sprake van re-integratiebelemmering door het niet oplossen van de arbeidsgerelateerde problematiek. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn echter door de verzekeringsarts bezwaar en beroep als duurzaam aangemerkt. Hierin ligt volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de conclusie besloten dat als de arbeidsgerelateerde problematiek was opgelost, dit niet zou hebben geleid tot een toename van de belastbaarheid van eiseres. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onderschrijft dat er, op basis van de bedrijfsarts en door de verzekeringsarts onderschreven belastbaarheid, geringe arbeidsmogelijkheden zijn. Hij wijst hierbij op de combinatie van onder meer de leeftijd, een laag werktempo, het feit dat eiseres is aangewezen op werk waarin zij niet wordt afgeleid door anderen en dat zij in een rustige omgeving moet werken zonder omgevingsprikkels, dat eiseres is aangewezen op een vaste en bekende werkwijze, op voorspelbaar werk zonder deadlines, zonder veel mensen, zonder noemenswaardige samenwerking, de fysieke beperkingen en de urenbeperking van eiseres. Indien de werkgever wel de arbeidsgerelateerde problematiek zou hebben opgelost, zou dat volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dus niet hebben geleid tot een verbeterde belastbaarheid. De belastbaarheid is immers als duurzaam aangemerkt. Dat betekent volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat indien op basis van het niet werken aan het oplossen van de arbeidsgerelateerde problematiek een loondoorbetalingsverplichting zou zijn aangewezen, deze niet opgelegd had kunnen worden omdat er geen tekortkomingen gerepareerd hadden kunnen worden vanwege de duurzame beperkingen en belastbaarheid van eiseres. De rechtbank kan deze toelichting volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
17. In zijn rapport van 8 november 2021 geeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep aan dat uit het rapport van arbeidsdeskundige [B] van Laborum Arbeidsconsultancy van 19 januari 2019 volgt dat eiseres een vaste flexplek heeft waarbij zij enige luchtbevochtiging kan regelen en waar zij het raam kan openen. Dit is echter wel een werkplek die zij deelt met anderen, terwijl eiseres is aangewezen op werk waarin zij niet wordt afgeleid door activiteiten van anderen. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep volgt uit dit rapport ook dat eiseres niet op een stille werkplek wil zitten, vanwege de aanwezige droge lucht. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is door de voormalige werkgever van eiseres onvoldoende aannemelijk gemaakt of een passende werkplek voor eiseres aanwezig is. Aanpassingen aan werk, werkomstandigheden en werkinhoud moeten in samenhang met elkaar worden gezien en afgewogen en zijn alleen zinvol als er ook werkzaamheden kunnen worden verricht. De combinatie van beperkingen van eiseres maakt volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat er voor eiseres geen mogelijkheden zijn. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep wijst hierbij ook op het onderzoek ten aanzien van het eerste spoor (Rapportage arbeidsdeskundig onderzoek opgesteld door [B] van Laborum Arbeidsconsultancy van 7 februari 2019). Hieruit volgt dat het eigen werk van eiseres, ook met enkele werkplek aanpassingen niet geschikt en niet meer geschikt te maken is. De hoeveelheid overschrijdingen op de belastbaarheid van eiseres is zodanig dat er niet met een of twee aanpassingen gezorgd kan worden dat het eigen werk passend te maken is. De rechtbank kan deze toelichting volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
Eerste spoor en tweede spoor
18. In zijn rapport van 24 december 2020 onderschrijft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de conclusies die volgen uit het eerste spoor onderzoek (Rapportage arbeidsdeskundig onderzoek opgesteld door [B] van Laborum Arbeidsconsultancy van 7 februari 2019) en het haalbaarheidsonderzoek (Haalbaarheidsonderzoek spoor-2 re-integratietraject versie 4.0 opgesteld door [B] van Loborum Arbeidsconsultancy van 7 februari 2019). Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zijn met de belastbaarheid van eiseres in het eerste spoor geen mogelijkheden gevonden en zijn de kansen op de arbeidsmarkt gering. Dit betekent volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat er terecht geen loonsanctie is opgelegd, omdat een loonsanctie alleen kan worden opgelegd als tekortkomingen kunnen worden hersteld. De rechtbank kan deze redenering volgen. De rechtbank licht dit toe.
19. Volgens de resultaten van het eerste spoor onderzoek zijn er bij de eigen werkgever van eiseres geen mogelijkheden voor ander passend werk. Het eigen werk overschrijdt de belastbaarheid op meerdere punten en is ook niet passend te maken. Op de afdeling ‘‘Regulering & Expertise’’ kan eiseres niet werken omdat zij niet de juiste vooropleiding heeft en deze ook niet binnen zes maanden kan behalen. Dit geldt ook voor de afdeling ‘‘Bedrijfsvoering’’. Op de afdeling waar eiseres werkzaam was, was een administratieve functie op Hbo-niveau waar documenten worden benoemd en gearchiveerd. In deze functie wordt echter de gehele dag achter de computer gewerkt en is ook samenwerking met collega’s aan de orde.
20. Voorafgaand aan het inzetten van het tweede spoor traject is een haalbaarheidsonderzoek naar een tweede spoor re-integratietraject uitgevoerd. Volgens de resultaten van het haalbaarheidsonderzoek zijn er niet tot nauwelijks mogelijkheden in het tweede spoor. Er zijn geen functies te duiden die bij de kwaliteiten en de belastbaarheid van eiseres kunnen aansluiten. Dit heeft volgens het rapport te maken met de leeftijd, het eenzijdige arbeidsverleden, de specialistische opleiding en een groot aantal forse beperkingen in de functionele mogelijkhedenlijst die maken dat het niet reëel is om te verwachten dat eiseres daadwerkelijk loonvormende arbeid zal kunnen verrichten.
21. Eiseres heeft op de zitting toegelicht dat er naar aanleiding van het Deskundigenoordeel re-integratie inspanningen werkgever, opgesteld door het Uwv van 13 mei 2019 een tweede spoor traject is ingezet door de voormalige werkgever van eiseres. Volgens het rapport van Weustink & Partners van 26 augustus 2019 is op 20 juni 2019 het re-integratietraject gestart ten behoeve van het tweede spoor traject met wekelijkse coaching sessies van 1,5 uur per week. Volgens het rapport heeft op 27 mei 2019 een oriënterend gesprek met eiseres plaatsgevonden en was er op 20 juni 2019 telefonisch contact. Op 27 juni 2019 heeft de eerste fysieke afspraak plaatsgevonden. Volgens eiseres hebben op 12 juli, 19 juli, 23 juli en 19 augustus 2019 vier inhoudelijke coaching sessies plaatsgevonden. Op de zitting is door de voormalige werkgever van eiseres nog naar voren gebracht dat op 12 september 2019 ook een afspraak stond gepland, maar dat deze door eiseres is afgezegd. Uit het rapport volgt verder dat het persoonlijk profiel van eiseres en de belastbaarheid van eiseres in kaart is gebracht en dat onderzoek is gedaan naar passende arbeidsmogelijkheden. Uiteindelijk is het re-integratietraject ten behoeve van het tweede spoor gestaakt en is in oktober 2019 de ontslagprocedure in gang gezet.
22. Naar het oordeel van de rechtbank was het tweede spoor traject gericht op het benutten van de geringe mogelijkheden van eiseres. Op deze wijze heeft de voormalige werkgever van eiseres alsnog invulling gegeven aan de inspanning die van hem wordt verwacht bij marginale mogelijkheden.
23. De rechtbank overweegt naar aanleiding van het voorgaande het volgende. Omdat eiseres aan verweerder heeft gevraagd een loonsanctie op te leggen is het op grond van vaste rechtspraak van de CRvB (bijvoorbeeld van 12 augustus 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ5425) aan eiseres om feiten naar voren te brengen – en zo nodig aannemelijk te maken – die voldoende grond opleveren voor het oordeel dat de werkgever niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot de verrichte re-integratie inspanningen en voor het oordeel dat verweerder daarom een loonsanctie had moeten opleggen. 24. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet voldoende aannemelijk gemaakt dat haar voormalige werkgever niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot de verrichte re-integratie-inspanningen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft weliswaar geoordeeld dat de voormalige werkgever onvoldoende aan re-integratie heeft gedaan, maar dat het wel werken aan de re-integratie niet zou hebben geleid tot een verbeterde belastbaarheid, omdat de belastbaarheid als duurzaam werd aangemerkt. De rechtbank kan daarom gezien de feiten en omstandigheden de conclusie dat de voormalige werkgever in redelijkheid heeft kunnen komen tot de verrichte re-integratie-inspanningen volgen. Eiseres heeft geen medische gegevens overgelegd waaruit blijkt dat het oordeel over haar belastbaarheid onjuist is of haar belastbaarheid waarschijnlijk anders zou zijn geweest als de voormalige werkgever anders had gehandeld. Ook heeft eiseres niet onderbouwd welke werkzaamheden bij haar eigen werkgever mogelijk waren, maar niet zijn aangeboden. De rechtbank volgt daarom de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
25. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het Uwv terecht geen loonsanctie heeft opgelegd aan de voormalige werkgever van eiseres omdat de voormalige werkgever van eiseres niet meer had kunnen doen dan hij heeft gedaan gelet op de duurzame beperkingen van eiseres en het ontbreken van reële arbeidsmogelijkheden in een passende werkomgeving. Het beroep van eiseres op de Wet gelijke behandeling handicap of chronische ziekte maakt dit niet anders. De beroepsgronden met betrekking tot de loonsanctie slagen niet.
Eerste arbeidsongeschiktheidsdag
26. Eiseres stelt dat de eerste dag waarop zij ziek was, verkeerd is vastgesteld op
30 oktober 2017. Dit moet volgens eiseres 11 december 2017 zijn. Volgens de toelichting van eiseres heeft de eerste ziekmelding op 30 oktober 2017 geleid tot verzuim van
30 oktober 2017 tot en met 3 november 2017 en heeft de tweede ziekmelding op 11 december 2017 geleid tot het langdurige verzuim dat ten grondslag ligt aan deze procedure. Volgens eiseres heeft zij in de tussenliggende periode drie weken gewerkt en twee weken (wettelijk) verlof opgenomen. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. De rechtbank legt dit uit.
27. De rechtbank overweegt ten eerste dat de datum van 30 oktober 2017 als eerste arbeidsongeschiktheidsdag in de WIA-aanvraag van 10 augustus 2019 is opgenomen. Daarnaast volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de brief van eiseres aan het Uwv gedateerd 2 oktober 2019, dat eiseres in de periode waarin zij verlof had opgenomen, ziek was en de voormalige werkgever deze periode heeft aangemerkt als een periode van ziekte. In de voornoemde brief is het volgende opgenomen:
“(…)
Ik ben op 30 oktober 2017 wegens griep 1 week ziek geweest. Daarna melde ik me volledig hersteld.
Op 22 november 2017 (woensdag) heb ik een mail van mijn leidinggevende ontvangen met onterechte en onjuiste informatie over de gang van zaken betreffende het verslag van begin 2017 (!) gevoerde startgesprek. Dit heeft bij mij erg veel spanningen veroorzaakt.
Op 26 november (zondag) kon ik de spanningen nog steeds niet beheersen, daarom heb ik 2 weken resterende wettelijk verplicht verlof voor 2017 aangevraagd per 27 november om tot rust te komen.
11 december 2017 is eigenlijk mijn eerste ziektedag. Op 11 december 2017 heb ik me ziek gemeld omdat ik niet beter werd tijdens die 2 weken.
(...)
Mijn werkgever wilde mijn wettelijk verplicht verlof per 27 november van 2 weken niet accorderen. Er werd vaak gecommuniceerd. In het gesprek in april 2018 heeft de werkgever aangegeven dat mijn verlof wordt omgezet in ziekte dagen.
(..)”
28. Tot slot overweegt de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van
18 november 2020 dat uit het actueel oordeel van de bedrijfsarts van 19 juni 2019 volgt dat 30 oktober 2017 is aangenomen als eerste arbeidsongeschiktheidsdag, mogelijk in het kader van een samengesteld verzuim. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat hij geen concrete aanwijzingen heeft dat de datum van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag moet worden herzien. De rechtbank kan deze toelichting volgen. Eiseres heeft in beroep niet met medische informatie onderbouwd waarom uitgegaan moet worden van 11 december 2017 als eerste ziektedag. De beroepsgrond slaagt niet.
29. Eiseres stelt ten slotte dat het dagloon te laag is vastgesteld. Volgens eiseres wijzigt de referteperiode voor de dagloonberekening omdat de eerste ziektedag 11 december 2017 is. Daarnaast is ten onrechte de uitbetaling van het Individueel Keuzebudget (hierna: IKB) ten behoeve van een E-bike niet bij de vaststelling van het dagloon betrokken. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het betoog van eiseres niet. De rechtbank legt dit uit.
30. Zoals de rechtbank in overwegingen 26, 27 en 28 heeft overwogen, is de eerste arbeidsongeschiktheidsdag terecht vastgesteld op 30 oktober 2017. Van een wijziging van de referteperiode voor de dagloonberekening kan dan geen sprake meer zijn. Ten aanzien van de E-bike overweegt de rechtbank dat niet in geschil is dat eiseres de E-bike via haar voormalige werkgever heeft aangevraagd en toegekend heeft gekregen. Het Uwv heeft op de zitting toegelicht dat door de besteding van het IKB voor de aanschaf van een E-bike het dagloon lager is uitgevallen. De omstandigheid dat eiseres achteraf bezien geen recht had op een E-bike, staat hier los van. De rechtbank kan deze toelichting volgen. De beroepsgrond slaagt niet.