In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen de executeurs van de nalatenschap van [A], die op [overlijdensdatum 1] 2019 is overleden, en [gedaagde], de voormalige echtgenoot van de erflaatster. De erflaatster had in haar testament een onverdeeld aandeel in de voormalige echtelijke woning gelegateerd aan [gedaagde], onder de verplichting om de hypotheekschuld te dragen en de erfgenamen te vrijwaren. De executeurs vorderen nu de verdeling van de woning en betaling van een bedrag van € 245.735,- van [gedaagde] in het kader van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor afgifte van het legaat is verstreken en dat de erfgenamen belang hebben bij ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld. De rechtbank heeft [gedaagde] een termijn van negen maanden gegeven om het legaat af te nemen en heeft de vordering tot verkoop van de woning toegewezen. Daarnaast is de vordering van de executeurs tot betaling van € 70.082,- toegewezen, met wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis. De kosten van de procedure zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.