4.1.Wat betreft het recht op een kindgebondenbudget zal eiser zich tot de Belastingdienst moeten wenden om dit recht beoordeeld te krijgen. De rechtbank kan daar nu geen oordeel over geven omdat deze procedure alleen gaat over de kinderbijslag.
Verzoek om vergoeding van immateriële schade
5. Eiser heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade en stelt dat het besluit veel stress en frustratie heeft veroorzaakt en dat hij gediscrimineerd is.
6. Voor de toewijzing van schadevergoeding is niet voldoende dat het door een betrokkene met succes aangevochten besluit spanningen heeft veroorzaakt. Er dient aangetoond te worden dat de betrokkene meer dan normale psychische spanningen heeft ondervonden.Op een schadevergoeding wegens immaterieel nadeel heeft iemand recht als hij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.Om in aanmerking te komen voor vergoeding van immateriële schade, moet worden vastgesteld dat er een zodanig ernstig psychisch lijden is door het onrechtmatige besluit, dat sprake is van een ernstige inbreuk in de levenssfeer of aantasting van de persoon. Een meer of minder sterk psychische onbehagen is daartoe niet voldoende.
7. De rechtbank wil aannemen dat bij eiser gevoelens van stress en frustratie zijn ontstaan doordat verweerder - achteraf bezien ten onrechte het recht op kinderbijslag heeft beëindigd vanaf 1 juli 2020. Wat eiser heeft aangevoerd, levert echter geen ernstige inbreuk in de levenssfeer of aantasting van de persoon op. Eiser heeft niet met (medische) stukken aannemelijk gemaakt dat hij als gevolg van de beëindiging van de kinderbijslag zodanig ernstig psychisch leed heeft ondervonden dat voor een schadevergoeding aanleiding bestaat. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van discriminatie. Eisers verzoek om schadevergoeding wijst de rechtbank daarom af.
Verzoek om wettelijke rente
8. Eiser heeft verder verzocht om vergoeding van schade in de vorm van wettelijke rente.
9. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat hij geen wettelijke rente verschuldigd is omdat de wettelijke rente over de perioden waarover hij de kinderbijslag over het derde en vierde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021 te laat heeft betaald, minder dan € 10,- bedraagt.
10. De rechtbank stelt vast dat verweerder de kinderbijslag normaal gesproken betaalt uiterlijk drie maanden na afloop van het kwartaal waarover recht op kinderbijslag bestaat.Zoals verweerder ook heeft gesteld in zijn brief van 18 oktober 2021, volgt hieruit dat verweerder ten aanzien van de kinderbijslag over het derde kwartaal van 2020 op 1 januari 2021 in betalingsverzuim was, ten aanzien van de kinderbijslag over het vierde kwartaal van 2020 op 1 april 2021 en ten aanzien van de kinderbijslag over het eerste kwartaal van 2021 op 1 juli 2021. Verder is niet in geschil dat verweerder de kinderbijslag over genoemde kwartelen op 19 augustus 2021 heeft nabetaald.
11. Hieruit volgt dat verweerder over het derde kwartaal van 2020 230 dagen (van 1 januari 2021 tot 19 augustus 2021) in verzuim is geweest, over het vierde kwartaal van 2020 140 dagen (van 1 april 2021 tot 19 augustus 2021) en over het eerste kwartaal van 2021 49 dagen (van 1 juli 2021 tot 19 augustus 2021).
12. Uitgaande van een percentage van 2bedraagt de wettelijke rente over de perioden waarover verweerder de kinderbijslag te laat heeft betaald, minder dan € 10,-. De rechtbank is van oordeel dat verweerder daarom geen wettelijke rente verschuldigd is. Dit staat in artikel 4:98, tweede lid, van de Awb.
13. Eiser heeft om een proceskostenvergoeding van € 350,- gevraagd.
14. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht geen proceskosten heeft toegekend. Alleen kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand komen voor vergoeding in aanmerking.Niet is gebleken dat eisers gemachtigde beroepsmatig rechtsbijstand verleent. De overige door eiser genoemde kosten, te weten: administratiekosten en kosten van papier en printen, vallen buiten de (limitatieve) opsomming van kostenposten die voor vergoeding in aanmerking komen.
15. Omdat de rechtbank eisers beroep ongegrond verklaart, bestaat er reeds daarom geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling in beroep.