In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 1 maart 2022, wordt het beroep van eiser behandeld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiser had op 29 juli 2021 een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De gemeente had echter niet tijdig beslist op dit verzoek, wat aanleiding gaf tot het indienen van een beroep. De rechtbank oordeelt dat de beslistermijn van vier weken, die op 23 september 2021 verstreken was, is overschreden. Eiser heeft de gemeente op 12 oktober 2021 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet sturen. De gemeente had verzocht om een langere termijn voor de beslissing, maar de rechtbank oordeelt dat de omstandigheden niet als bijzonder kunnen worden aangemerkt. De rechtbank bepaalt dat de gemeente binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen en legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast wordt bepaald dat de gemeente het griffierecht van € 181,- aan eiser moet vergoeden. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.