In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 1 maart 2022, wordt het beroep van eiser behandeld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiser heeft beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar, zoals eerder opgelegd door de rechtbank in een uitspraak van 22 juni 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet binnen de gestelde termijn opnieuw een besluit heeft genomen en dat eiser verweerder op 20 oktober 2021 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is.
De rechtbank legt uit dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet sturen. In dit geval heeft verweerder de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld, en de rechtbank doet dit nu alsnog. De dwangsom is verschuldigd vanaf 4 november 2021 tot december 2021 en bedraagt in totaal € 1.442,-. Verweerder heeft verzocht om een langere termijn voor het nemen van een besluit, wat de rechtbank toekent, gezien de bijzondere omstandigheden van een noodzakelijke inspectie die door coronamaatregelen niet kon plaatsvinden.
De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen zes weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen en dat er een dwangsom van € 100,- per dag moet worden betaald voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Tevens moet verweerder het griffierecht van € 181,- aan eiser vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.