In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 23 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot nihilstelling van de kinderalimentatie. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M. Alta, verzocht om de kinderalimentatie voor zijn minderjarige dochter op nihil te stellen, onderbouwd met de stelling dat zijn financiële situatie onaanvaardbaar was door een hoge schuldenlast. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. T.A.D. Luijten, betwistte dit verzoek en stelde dat de alimentatie gelijk moest blijven.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn verzoek te onderbouwen. Er was onduidelijkheid over zijn huidige inkomen en de hoogte van zijn schuldenlast. De vader had weliswaar een IB-aangifte overgelegd, maar deze gaf geen duidelijk beeld van zijn actuele financiële situatie. Bovendien ontbraken onderliggende stukken die de schuldenlast en de oorzaak daarvan verduidelijkten. De rechtbank oordeelde dat de vader niet voldoende inzicht had gegeven in zijn financiële positie, wat essentieel is voor een geslaagd beroep op de aanvaardbaarheidstoets.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van de vader tot nihilstelling van de kinderalimentatie afgewezen, omdat hij niet had aangetoond dat hij niet in staat was om de alimentatie te betalen. De beslissing is openbaar uitgesproken en de vader kan binnen drie maanden na de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.