ECLI:NL:RBMNE:2021:947

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2021
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
UTR 20/4630
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 5 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.C. Walker, had een verzoek ingediend bij de voorzieningenrechter na een besluit van verweerder, het Dagelijks Bestuur Werk en Inkomen Lekstroom, dat op 11 december 2020 was genomen. Verzoeker ging in bezwaar tegen dit besluit en vroeg om een voorlopige voorziening. Op 18 januari 2021 verklaarde verweerder het bezwaar gegrond, waardoor verzoeker zijn verzoek om een voorlopige voorziening introk en in plaats daarvan vroeg om vergoeding van zijn proceskosten.

De voorzieningenrechter overwoog dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder had geen bezwaar tegen de betaling van de proceskosten van verzoeker en de voorzieningenrechter stelde deze kosten vast op € 534,-. Daarnaast werd bepaald dat verweerder ook het griffierecht dat verzoeker had betaald, moest vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, in aanwezigheid van griffier mr. A.E. van Gestel. De beslissing is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen zijn op de hoogte gesteld van de uitspraak. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep of verzet mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4630

uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 maart 2021 in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. J.C. Walker),
en

Dagelijks Bestuur Werk en Inkomen Lekstroom, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 28 januari 2021 schriftelijk gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 11 december 2020 een besluit genomen. Verzoeker is hiertegen in bezwaar gegaan en heeft de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening gevraagd. Op 18 januari 2021 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De voorzieningenrechter kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoeker te betalen.
4. De voorzieningenrechter stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op € 534,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoeker betalen (artikel 8:82 van de Awb).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 534,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat verzoeker heeft betaald moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.E. van Gestel, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 5 maart 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
(de voorzieningenrechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen)
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep of in verzet