ECLI:NL:RBMNE:2021:926
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering WW-uitkering na ontslag en gevolgen van eerdere besluiten
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de weigering van een WW-uitkering. Eiseres had op 5 of 9 november 2019 ontslag genomen bij haar eerste werkgever en was vervolgens werkzaam bij twee andere werkgevers. Na haar ontslag bij de tweede werkgever vroeg zij een WW-uitkering aan, maar het Uwv weigerde deze op basis van het feit dat zij in de 36 weken voorafgaand aan haar werkloosheid niet ten minste 26 weken had gewerkt. Eiseres had eerder een WW-recht toegekend gekregen, maar dit was niet tot uitbetaling gekomen omdat zij zelf ontslag had genomen bij haar eerste werkgever. Eiseres voerde aan dat haar ontslag niet vrijwillig was en dat het Uwv niet naar haar situatie had gekeken. De rechtbank oordeelde echter dat de eerdere beslissing van het Uwv formele rechtskracht had gekregen, omdat eiseres hiertegen geen bezwaar had gemaakt. Hierdoor kon de rechtbank de omstandigheden rondom het ontslag bij de eerste werkgever niet meer inhoudelijk aan de orde stellen. De rechtbank concludeerde dat het Uwv de wettelijke regels correct had toegepast en dat eiseres niet in aanmerking kwam voor de WW-uitkering. Het beroep werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.