Op 2 maart 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de kap van bomen in de gemeente Gooise Meren. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R.V. Lie-A-Lien, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders, dat een omgevingsvergunning had verleend voor het kappen van 47 bomen, met een herplantplicht voor 24 bomen. Eiser stelde dat hij belanghebbende was en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat de bomen al gekapt waren en hij vreesde voor de gevolgen van de kap voor de leefomgeving.
De voorzieningenrechter overwoog dat de termijn om beroep in te stellen tegen het bestreden besluit nog niet was verstreken, en dat andere buurtbewoners mogelijk ook beroep zouden instellen. Hierdoor was het verzoek om een voorlopige voorziening niet spoedeisend, aangezien de herplant op een later moment kon plaatsvinden. De voorzieningenrechter concludeerde dat eiser weliswaar als belanghebbende kon worden aangemerkt voor de vijf bomen in zijn nabijheid, maar dat hij geen procesbelang meer had voor de kap van de bomen, omdat deze al gekapt waren. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, met de opmerking dat de herplantplicht in de bodemprocedure aan de orde zou komen.
De uitspraak werd gedaan door mr. E.M. van der Linde, in aanwezigheid van griffier mr. J.P. Brand, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag. Tegen deze uitspraak stond geen hoger beroep open.