ECLI:NL:RBMNE:2021:921

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 maart 2021
Publicatiedatum
8 maart 2021
Zaaknummer
UTR 21/602
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bomenkap en herplantplicht

Op 2 maart 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de kap van bomen in de gemeente Gooise Meren. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R.V. Lie-A-Lien, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders, dat een omgevingsvergunning had verleend voor het kappen van 47 bomen, met een herplantplicht voor 24 bomen. Eiser stelde dat hij belanghebbende was en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat de bomen al gekapt waren en hij vreesde voor de gevolgen van de kap voor de leefomgeving.

De voorzieningenrechter overwoog dat de termijn om beroep in te stellen tegen het bestreden besluit nog niet was verstreken, en dat andere buurtbewoners mogelijk ook beroep zouden instellen. Hierdoor was het verzoek om een voorlopige voorziening niet spoedeisend, aangezien de herplant op een later moment kon plaatsvinden. De voorzieningenrechter concludeerde dat eiser weliswaar als belanghebbende kon worden aangemerkt voor de vijf bomen in zijn nabijheid, maar dat hij geen procesbelang meer had voor de kap van de bomen, omdat deze al gekapt waren. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, met de opmerking dat de herplantplicht in de bodemprocedure aan de orde zou komen.

De uitspraak werd gedaan door mr. E.M. van der Linde, in aanwezigheid van griffier mr. J.P. Brand, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag. Tegen deze uitspraak stond geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/602

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

2 maart 2021 op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser], woonplaats [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. R.V. Lie-A-Lien),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren(hierna: het college), verweerder
(gemachtigde: mr. A.M. van Kordelaar).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
de gemeente Gooise Meren(hierna: vergunninghouder),
(gemachtigde: B.H. Berends).

Procesverloop

Bij besluit van 13 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van 47 bomen in de openbare ruimte in de wijk [wijk] in [woonplaats], met daaraan gekoppeld een herplantplicht voor 24 bomen.
Bij besluit van 27 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van verzoeker en andere bezwaarmakers ongegrond verklaard. Het college heeft het primaire besluit gewijzigd in die zin dat de kap van vier platanen ter hoogte van de woningen [straat 1] [huisnummer 1], [huisnummer 2], [huisnummer 3] en [huisnummer 4] en van de drie moeraseiken aan [straat 2] vervalt en de herplantplicht wordt uitgebreid met vijf jonge bloesembomen achter de woningen [straat 1] [huisnummers]. Voor het overige heeft het college het primaire besluit in stand gelaten.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
In de uitspraak van 22 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel het bestreden besluit geschorst tot het moment van de uitspraak van de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter heeft daarbij overwogen dat het noodzakelijk is dat het verzoek inhoudelijk op een zitting wordt behandeld.
Deze zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2021. Eiser en zijn gemachtigde hebben deze zitting bijgewoond. Namens het college heeft zijn gemachtigde de zitting bijgewoond. Namens de vergunninghouder heeft zijn gemachtigde de zitting bijgewoond.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

Geen uitspraak op het beroep
1. De termijn om tegen het bestreden besluit beroep in te stellen is nog niet verlopen. Het zou dus kunnen zijn dat andere buurtbewoners nog beroep zullen instellen tegen het bestreden besluit. Als dat het geval is ligt het in de rede om die beroepen dan gezamenlijk te behandelen. De voorzieningenrechter doet daarom alleen uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening.
Ordemaatregel
2. Op 22 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel het bestreden besluit geschorst tot uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening zal zijn gedaan. Dat betekent dat de ordemaatregel vanaf de datum van deze uitspraak niet meer geldt.
Is verzoeker belanghebbende?
3. Om belanghebbende te zijn moet verzoeker een persoonlijk belang hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen [1] . Bij een kapvergunning als hier aan de orde is het uitgangspunt dat iemand als belanghebbende kan worden beschouwd als hij op geringe afstand van de te kappen bomen woont of daar zicht op heeft vanuit zijn woning [2] . De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit alleen geldt voor de vijf bomen op de [straat 1], waar verweerder parkeerplaatsen wil realiseren. Dat verzoeker zich als inwoner van de wijk zorgen maakt over luchtkwaliteit, leefbaarheid en het persoonlijk welzijn van de bewoners maken niet dat hij een persoonlijk belang heeft dat voldoende te onderscheiden is van anderen met betrekking tot de overige 35 bomen. Verzoeker is dan ook niet als belanghebbende aan te merken met betrekking tot de overige 35 bomen.
Heeft verzoeker procesbelang?
4. Zoals ter zitting is gebleken heeft vergunninghouder de vijf bomen waarvoor verzoeker als belanghebbende is aan te merken reeds gekapt. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [3] vervalt het procesbelang van een beroep tegen een kapvergunning als de bomen al zijn gekapt. Verzoeker kan immers niet meer bereiken wat hij beoogde: het voorkomen van de kap. Dit kan echter anders zijn als wordt aangevoerd dat er andere voorwaarden aan de kapvergunning hadden moeten worden verbonden, zoals een ruimere herplantplicht. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij een herplantplicht voor alle gekapte bomen wenselijk vindt, en dan wel het liefst op dezelfde plek. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat verzoeker nog wel procesbelang heeft.
Heeft verzoeker spoedeisend belang?
5. Nu het procesbelang van verzoeker dus beperkt is tot de herplantplicht van de vijf bomen, is ook de vraag of verzoeker spoedeisend belang heeft beperkt tot de vraag of verzoeker spoedeisend belang heeft bij een voorlopige voorziening met betrekking tot de herplantplicht van deze vijf bomen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat hier geen spoedeisend belang mee gemoeid is. De herplant kan immers altijd nog op een later moment plaatsvinden.
Conclusie
6. Dit betekent dat verzoeker weliswaar als belanghebbende is aan te merken voor de vijf bomen bij hem in de buurt, maar hij geen procesbelang meer heeft voor wat betreft de kap omdat de bomen al gekapt zijn. Verzoeker heeft wel belang voor zover hij heeft aangevoerd dat verweerder een ruimere herplantplicht had moeten opnemen, maar dit is geen spoedeisend belang en zal aan de orde komen bij de behandeling in de bodemprocedure. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding om het bestreden besluit te schorsen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Brand, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
2 maart 2021.
griffier
de voorzieningenrechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3107
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 januari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV0559
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 25 oktober 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AZ0835