ECLI:NL:RBMNE:2021:886

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 februari 2021
Publicatiedatum
5 maart 2021
Zaaknummer
AWB 20/3242
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van persoonsgebonden budget wegens niet-nakoming van verplichtingen

In deze zaak heeft eiseres, die een indicatie voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) heeft, beroep ingesteld tegen een besluit van Zilveren Kruis Zorgkantoor. Dit besluit, genomen op 14 augustus 2020, verklaarde het bezwaar van eiseres tegen een eerder besluit ongegrond. Eiseres had een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangen voor de jaren 2018 en 2019, maar het zorgkantoor stelde vast dat zij in de periode van 1 januari 2018 tot en met 30 april 2019 een aantal verplichtingen die aan het pgb verbonden zijn, niet was nagekomen. Dit leidde tot een terugvordering van € 5.153,96.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 15 januari 2021, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een informant van haar zorgverlener. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen. Eiseres had niet voldaan aan de verplichtingen die aan het pgb verbonden zijn, waaronder het sluiten van een goedgekeurde zorgovereenkomst met de zorgverlener Opella. De rechtbank concludeerde dat het zorgkantoor terecht het terugvorderingsbedrag handhaafde, omdat eiseres niet alle relevante wijzigingen had doorgegeven en er meer zorg was gedeclareerd dan daadwerkelijk was geleverd.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. C. Karman en bekendgemaakt op 11 februari 2021. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3242

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 februari 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.A. van Ham),
en

Zilveren Kruis Zorgkantoor, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Gezer).

Inleiding en verloop van de procedure

1.1.
Eiseres heeft een indicatie voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
1.2.
Bij besluiten van 7 december 2017 en 6 december 2018 heeft verweerder aan eiseres een persoonsgebonden budget (pgb) op grond van de Wlz toegekend voor de jaren 2018 en 2019.
1.3.
Bij besluit van 24 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat eiseres in de periode van 1 januari 2018 tot en met 30 april 2019 een aantal verplichtingen die horen bij een pgb niet is nagekomen. Verweerder heeft daarom een bedrag van
€ 5.153,96 van eiseres teruggevorderd. Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
1.4.
Bij besluit van 14 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.5.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op de zitting van 15 januari 2021, via een beeld- en geluidverbinding (Skype). De zoon van eiseres was bij de zitting aanwezig met de gemachtigde van eiseres. Verder was aanwezig de heer [A] als informant van zorgverlener Stichting Zorgloket het Mozaïek . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres de in de bestreden besluitvorming genoemde verplichtingen behorende bij een pgb heeft geschonden. Verweerder stelt daarom de subsidie voor het jaar 2018 lager vast [1] en wijzigt de toekenning van de subsidie voor het jaar 2019 [2] . Het terugvorderingsbedrag over de periode van 1 januari 2018 tot en met 30 april 2019 bedraagt € 11.866,90, maar verweerder handhaaft in het bestreden besluit het bedrag van € 5.153,96 dat is genoemd in het primaire besluit, omdat de positie van eiseres niet slechter mag worden van het instellen van bezwaar.
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit om de volgende redenen. Zij vindt dat zij wel heeft voldaan aan alle aan het pgb verbonden verplichtingen. Zij heeft een zorgovereenkomst gesloten met Stichting Zorgloket het Mozaïek en deze zorgverlener heeft een klein deel van de zorg uitbesteed aan zorgverlener Opella . Er was sprake van onderaanneming en dat is toegestaan op grond van het Landelijk Inkoopkader Wlz 2018-2020. Ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat zij ook zelf een zorgovereenkomst met Opella heeft afgesloten. Eiseres heeft ook een aantal wijzigingen in verband met de zorgverlening doorgegeven. Ten aanzien van Stichting Zorgloket het Mozaïek gaat verweerder uit van een te laag uurtarief. Eiseres beroept zich verder op algemene rechtsbeginselen. Verweerders beslissing, om de door Opella verleende zorg helemaal niet te vergoeden, is in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Verder blijkt uit het primaire besluit dat de subsidie is vastgesteld voor het jaar 2018. Dat verweerder hier nu op wil terugkomen, is in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel.
4. De rechtbank oordeelt dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen. Verweerder heeft zich bij het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat eiseres een aantal aan het pgb verbonden verplichtingen niet is nagekomen.
Zo is tussen partijen in ieder geval niet in geschil dat eiseres geen zorgovereenkomst met Opella heeft gesloten die door verweerder is goedgekeurd [3] . Dit betekent ook dat het door Opella gehanteerde hogere uurtarief niet door verweerder is goedgekeurd. Verweerder heeft terecht aangevoerd dat het Inkoopkader Wlz 2018-2020 in het geval van eiseres niet van toepassing is, onder meer omdat zij zorg inkoopt via een pgb.
Verweerder heeft ook terecht aangevoerd dat eiseres een aantal wijzigingen in verband met de door Stichting Zorgloket het Mozaïek geleverde zorg niet aan verweerder heeft doorgegeven. De stelling van eiseres dat zij wel een aantal zaken heeft doorgegeven, laat onverlet dat zij niet alle van belang zijnde wijzigingen heeft gemeld. Zo heeft eiseres verweerder niet op de hoogte gesteld van wijzigingen in het uurtarief en het aantal door Stichting Zorgloket het Mozaïek geleverde uren zorg [4] .
Verder is gebleken dat Stichting Zorgloket het Mozaïek meer zorg heeft gedeclareerd dan daadwerkelijk is geleverd. De stelling van eiseres dat verweerder de door Opella geleverde uren ten onrechte niet heeft meegenomen, treft geen doel. Verweerder heeft de uren van Opella wel meegenomen, maar heeft hierbij de tarieven zoals vastgelegd in de goedgekeurde zorgovereenkomst tussen eiseres en Stichting Zorgloket het Mozaïek gehanteerd. Opella heeft echter een hoger tarief dan het maximum uurtarief gehanteerd. Dit hogere tarief heeft verweerder niet goedgekeurd, zodat ook de stelling van eiseres dat verweerder ten onrechte een laag uurtarief heeft gehanteerd, geen doel treft. Verweerder heeft het uurtarief dan ook terecht berekend op basis van het door eiseres zelf afgesproken en door verweerder goedgekeurde maandloon en aantal uren te leveren zorg per maand. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat, met inachtneming van de door Opella geleverde uren, over de periode van 1 januari 2018 tot en met 30 april 2019 teveel uit het pgb van eiseres aan Stichting Zorgloket het Mozaïek is uitbetaald. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat het bestreden besluit in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel omdat de subsidie voor het jaar 2018 al was vastgesteld. Ter onderbouwing van dit betoog heeft eiseres namelijk verwezen naar het besluit van 24 december 2019, maar dat is het primaire besluit, waarbij verweerder de subsidie voor het jaar 2018 juist lager heeft vastgesteld in verband met de terugvordering.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier. De beslissing is uitgesproken en bekendgemaakt op 11 februari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 4:46, tweede lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Op grond van artikel 4:48, eerste lid, onder b, van de Awb, in samenhang met artikel 5.20, tweede lid, onder b, van de Regeling langdurige zorg (Rlz).
3.Dit is in strijd met artikel 5.16, eerste lid, van de Rlz.
4.Dit is in strijd met artikel 5.18, onder c en g, Rlz.