Overwegingen
Botsende belangen in een spoedeisende zaak
8. EDO vindt het niet erg als FC Utrecht naar sportpark Overvecht-Noord komt, maar wil dat zij de velden kan blijven gebruiken zoals ze die al jarenlang gebruikt, inclusief de Kooi in de huidige omvang. FC Utrecht wil dat het plan voor de nieuwbouw en de nieuwe veldinrichting er zo snel mogelijk komt, zodat zij een goede trainingslocatie heeft voor haar eerste elftal. Deze belangen van EDO en van FC Utrecht gaan niet samen. De vraag is wat voor moet gaan.
9. De zaken zijn spoedeisend. FC Utrecht wil op 8 maart 2021 beginnen met heien voor de nieuwbouw en ook de boom zal dan snel gekapt worden, terwijl een beslissing van het college in de bezwaarprocedure nog even op zich zal laten wachten. De voorzieningenrechter heeft daarom beoordeeld of het nodig is om de nieuwbouw in de tussentijd stil te leggen. Daarbij gaat hij ervan uit dat de Coronamaatregelen voor sportclubs op enig moment worden ingetrokken en dat iedereen weer mag gaan sporten. De huidige beperkingen wegen in deze procedure dus niet mee.
10. De voorzieningenrechter schetst eerst de rol die hij in deze procedure heeft en gaat daarna in op de punten die EDO het belangrijkst vindt: de vraag over de botsende belangen en het punt van het parkeren. Vervolgens komen de andere bezwaren tegen de omgevingsvergunningen aan de orde.
De rol van de bestuursrechter en van de voorzieningenrechter
11. De voorzieningenrechter kan niet bepalen hoe de velden op het sportpark Overvecht-Noord het beste verdeeld kunnen worden tussen de verschillende gebruikers. Dat is aan de gemeente als grondeigenaar en dat gebeurt ieder jaar via de gebruikersovereenkomsten. Ook de eventuele komst van de Utrechtse Rashondenvereniging valt daaronder. Als over de verdeling een geschil ontstaat is dat bovendien iets voor de civiele rechter en niet voor de bestuursrechter. De voorzieningenrechter beschikt niet over de gebruikersovereenkomst van EDO, zodat hij niet kan beoordelen of daarin staat dat zij specifiek van de Kooi gebruik mag maken. Dat die overeenkomst op voorhand in de weg staat aan de plannen van FC Utrecht is daarom niet duidelijk.
12. De beoordeling van de voorzieningenrechter is beperkt tot de activiteiten die met de omgevingsvergunningen zijn vergund. Dat betekent ook dat de sanering die nu door de gemeente in de Kooi wordt uitgevoerd buiten de beoordeling van de voorzieningenrechter valt.
13. Bij de vraag of van het bestemmingsplan kan worden afgeweken en of de boom kan worden gekapt ligt de bal in de eerste plaats bij het college als dagelijks bestuur van de gemeente. Het college heeft bij dat soort beslissingen beleidsruimte. De bestuursrechter mag die bestuurlijke afweging van het college niet overdoen. De bestuursrechter kijkt wel of het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat hij gebruik maakt van de mogelijkheid om van het bestemmingsplan af te wijken en om de boom te kappen, en of daarbij alle betrokken belangen goed zijn afgewogen. De toets van de bestuursrechter is dus niet welke besluiten het best kunnen worden genomen. De toets van de bestuursrechter is of de genomen besluiten een redelijke uitkomst hebben.
14. Dan moet ook nog worden gezegd dat dit een spoedprocedure is, waarbij de voorzieningenrechter (slechts) een voorlopige beoordeling geeft van de kans van slagen van de bezwaarschriften. Als de besluiten van het college later leiden tot een beroepsprocedure, dan is de rechtbank niet gebonden aan deze voorlopige beoordeling van de voorzieningenrechter. De uitkomst is na de uitspraak van de voorzieningenrechter dus nog niet definitief.
Nieuwe situatie voor EDO slechter, maar wel redelijk
15. EDO was tot nu toe de enige gebruiker van de vier velden op sportpark Overvecht-Noord. De komst van FC Utrecht betekent dat EDO minder vrijheid krijgt om haar teams te laten trainen en spelen op de dagen en velden waarop ze dat het liefste wil. Het is dan ook duidelijk dat de situatie er voor EDO op achteruit gaat. De verleende omgevingsvergunningen zijn juridisch het startpunt voor de verhuizing van FC Utrecht, zodat de verslechterde situatie van EDO dus in ieder geval gedeeltelijk verband houdt met deze besluiten.
16. EDO heeft gezegd dat zij het met de gewijzigde indeling niet meer voor elkaar krijgt om haar trainings- en wedstrijdschema rond te krijgen. Dat is echter niet concreet gemaakt. De voorzieningenrechter gaat er dan ook van uit dat het na de verhuizing van FC Utrecht nog steeds mogelijk is om alle teams van EDO te laten trainen en om op zaterdag wedstrijden te spelen.
17. De voorzieningenrechter vindt de uitkomst voor EDO in dat licht niet onredelijk. Het is duidelijk dat EDO zich flexibeler zal moeten opstellen, maar dat mag ook in redelijkheid van haar gevraagd worden. EDO heeft immers geen eigen sportvelden en is afhankelijk van de faciliteiten van de gemeente Utrecht. Daar hoort bij dat die faciliteiten worden gedeeld met andere gegadigden. Het college heeft zich ervoor ingespannen om die verdeling zo goed mogelijk te doen. De uitkomst daarvan is dat FC Utrecht nu ook een (tijdelijk) plekje krijgt op sportpark Overvecht-Noord, terwijl EDO hier ook kan blijven voetballen. De planning van de wedstrijden op zaterdag wordt lastiger, maar niet onmogelijk. Dat mag van EDO gevraagd worden.
18. EDO heeft erop gewezen dat haar ledenaantal groeit en dat de verdere ontwikkeling van de club wordt belemmerd door de verhuizing van FC Utrecht. Dat is echter niet iets wat nu al speelt en is daarom minder spoedeisend. Bovendien was de groeiruimte die EDO op sportpark Overvecht-Noord had mooi, maar geen blijvend recht waarop EDO zich kan beroepen. Ook op dit punt is van belang dat EDO geen eigen sportvelden heeft en dat groeiende voetbalclubs nu eenmaal voor het probleem van capaciteitsgebrek kunnen komen te staan.
19. Volgens EDO heeft de wethouder voor sport toegezegd dat de Kooi ook in de toekomst als trainingsveld met een bepaalde omvang gebruikt kan blijven worden. Uit de stukken blijkt echter niet dat er een concrete toezegging op dat punt is gedaan. De gesprekken die EDO met de gemeente en met de wethouder heeft gehad hebben tot de belangenafweging geleid waarover de voorzieningenrechter zojuist heeft geoordeeld.
20. Dat de belangenafweging van het college een redelijke uitkomst heeft geldt ook voor de boom die moet worden gekapt. Het college heeft de belangen van FC Utrecht voor mogen laten gaan boven de ecologische waarde van de boom.
Parkeren: huiswerk voor het college, maar voordeel van de twijfel
21. De komst van FC Utrecht heeft tot gevolg dat er meer vraag zal zijn naar parkeerplaatsen. Door de nieuwbouw gaat bovendien een deel van de bestaande parkeerplaatsen verloren. EDO is bang voor parkeerproblemen, vooral op de drukke zaterdagen, en vindt dat daarmee onvoldoende rekening is gehouden in de besluitvorming.
22. Bij de plannen van FC Utrecht hoort ook het aanleggen van nieuwe parkeerplaatsen. De voorzieningenrechter vindt voldoende duidelijk dat er daarmee voldoende parkeergelegenheid zal zijn voor de voetballers, trainers en andere personen van FC Utrecht.
23. Op de zitting is duidelijk geworden dat het grootste deel van de nieuwe parkeerplaatsen - zo’n 45 - achter het hek van FC Utrecht komt. Als dat hek dicht is kunnen de leden van EDO en de andere gebruikers van het sportpark daar niet terecht. De vraag is of zij hun auto in die situatie dan wel kwijt kunnen. Het is niet helemaal duidelijk hoeveel parkeerplaatsen er weg gaan en hoeveel er - afgezien van die 45 nieuwe parkeerplaatsen achter het hek - terugkomen. Partijen hebben het over 10 tot 17 parkeerplaatsen. In de omgevingsvergunning is dat niet omschreven en de gemachtigde van het college wist het op de zitting ook niet precies.
24. De omgevingsvergunning voor het tijdelijke gebouw schiet op dit punt dan ook tekort in de motivering. Dit is iets wat het college in de bezwarenprocedure zal moeten uitzoeken. Het college zal veel preciezer inzichtelijk moeten maken hoeveel parkeerplaatsen er nu zijn, en hoeveel parkeerplaatsen er in de nieuwe situatie zullen zijn buiten het hek. Als er buiten het hek minder parkeerplaatsen terugkomen dan er nu zijn, dan moet het college aan de hand van de parkeerbehoefte van het sportpark vervolgens inzichtelijk maken dat het nieuwe aantal voldoet. Dit moet in de beslissing op de bezwaren allemaal duidelijk uitgelegd worden. Dan kan ook beter dan nu worden toegelicht hoe de nieuwe parkeerplaatsen buiten het hek precies worden ingepast, en hoe het zit met de boom die volgens EDO in de weg staat. Bovendien moet aan deze omgevingsvergunning een voorschrift worden verbonden dat FC Utrecht verplicht om de nieuwe parkeerplaatsen ook daadwerkelijk aan te leggen. Zonder zo’n voorschrift kan dat niet afgedwongen worden en dat is nadelig voor EDO.
25. De voorzieningenrechter heeft nu echter geen reden om te denken dat FC Utrecht er echt op uit is om wel het nieuwe gebouw te bouwen, maar niet de parkeerplaatsen aan te leggen. En ondanks de hiervoor beschreven onduidelijkheden heeft hij ook geen aanleiding om nu te zeggen dat de tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan leidt tot een parkeersituatie die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Hij gaat ervan uit dat de bestaande, blijvende parkeerplaatsen samen met de nieuwe parkeerplaatsen die niet achter het hek liggen voldoende zijn voor het sportpark. Ook als dat iets minder parkeerplaatsen zijn dan het huidige aantal.
26. De conclusie is dus dat de voorzieningenrechter het college hier het voordeel van de twijfel geeft, maar dat het college nog wel wat te doen heeft om zorgvuldig te onderbouwen dat de parkeersituatie geen problemen gaat opleveren.
Het college is wél bevoegd om van het bestemmingsplan af te wijken
27. De wet biedt het college de bevoegdheid om voor maximaal tien jaar van het bestemmingsplan af te wijken,maar alleen als het project waarvoor de omgevingsvergunning wordt verleend geen stedelijk ontwikkelingsproject is.
28. EDO vindt dat de trainingslocatie een stedelijk ontwikkelingsproject is, maar de voorzieningenrechter is het daar niet mee eens. Of iets een stedelijk ontwikkelingsproject is hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij spelen onder andere de aard en de omvang van de wijziging van de stedelijke ontwikkeling een rol. In dit geval gaat het om een geringe toename van bouwmogelijkheden, maar wel op een bestaand sportpark in stedelijk gebied. Bovendien is het ruimtebeslag beperkt. Op basis daarvan kan de voorzieningenrechter het standpunt van het college volgen, dat geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject.
29. EDO vindt ook dat een tijdelijke omgevingsvergunning niet verleend had mogen worden, omdat het hier om nieuwbouw gaat die na afloop van de tien jaar niet meer kan worden teruggedraaid. Het gaat immers om een gebouw waarvoor zelfs geheid moet worden.
30. De voorzieningenrechter volgt ook dit punt nu niet. De hiervoor genoemde mogelijkheid voor tijdelijke omgevingsvergunningen in de wet is ruim. De eis die daaraan in de rechtspraak wordt gesteld is alleen dat het feitelijk mogelijk en aannemelijk is dat wat vergund wordt zonder onomkeerbare gevolgen kan worden verwijderd.Hoewel voor de nieuwbouw zal worden geheid, heeft FC Utrecht op de zitting toegelicht dat zelfs die heipalen weer relatief eenvoudig kunnen worden verwijderd. Er is nu geen reden om te zeggen dat dat feitelijk onmogelijk is of niet aannemelijk is.
31. Voor nu is de conclusie dat het college bevoegd is om een tijdelijke omgevingsvergunning te verlenen voor het trainingscomplex. De voorzieningenrechter herhaalt dat deze conclusie gegeven wordt op basis van een voorlopige beoordeling en dat het de taak van het college is om deze punten in de bezwaarprocedure zo nodig verder uit te zoeken.
Hazen, konijnen en hulpdiensten
32. EDO twijfelt aan de betrouwbaarheid van het ecologisch onderzoek dat FC Utrecht heeft laten doen - de ‘Quick scan’. Daaruit blijken geen bijzonderheden, terwijl EDO juist veel hazen en konijnen heeft gezien. De voorzieningenrechter vindt die eigen waarneming echter onvoldoende tegenover het onderzoek van een deskundige. Volgens EDO zou de gemeente zelf hebben gemaild dat er op het sportpark een probleem is met konijnen en konijnenholen, maar volgens het college klopt dat niet en EDO heeft die mail niet laten zien. Dit kan in de bezwaarprocedure verder worden uitgezocht. De voorzieningenrechter ziet op basis van de stukken die hij heeft gezien op dit punt geen onrechtmatigheid in de omgevingsvergunning voor het tijdelijke gebouw.
33. Dat geldt ook voor de toets aan het Bouwbesluit. Volgens EDO is daarbij onvoldoende aandacht besteed aan de bereikbaarheid van de hulpdiensten op de sportvelden, die slechter zou worden door de nieuwe hekken. Dit lijkt echter al opgelost te zijn: FC Utrecht heeft op de zitting gezegd dat die hekken zo geplaatst worden dat de hulpdiensten er goed bij kunnen. Daar komt bij dat het Bouwbesluit alleen regels heeft voor de bereikbaarheid voor hulpverleningsdiensten van bouwwerken en niet van sportvelden.
De verzoeken worden afgewezen
34. EDO heeft er belang bij dat de bouw van het tijdelijke gebouw en de kap van de boom in afwachting van de uitkomst van de bezwaarprocedure bij het college nog niet beginnen. FC Utrecht heeft er belang bij dat zij volgens haar planning door kan gaan met het project.
35. De conclusie van wat hiervoor staat is dat het college op een aantal punten nog zaken beter moet onderbouwen en motiveren, maar dat de verleende omgevingsvergunningen naar verwachting in stand kunnen blijven. Bij die uitkomst moet het belang van FC Utrecht nu zwaarder wegen. De verzoeken om voorlopige voorziening worden dan ook afgewezen en FC Utrecht mag de boom kappen en met de bouw beginnen. Daarbij merkt de voorzieningenrechter wel op dat zij dit op eigen risico doet. Het kan immers zijn dat het college bij de beslissing op de bezwaren alsnog tot de conclusie komt dat de omgevingsvergunningen niet in stand kunnen blijven. En het kan ook zijn dat de rechtbank de verleende omgevingsvergunningen in een latere beroepsprocedure alsnog vernietigt. Het risico is dat wat dan al gebouwd is weer moet worden afgebroken.
36. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.