Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
kantonrechter
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker, hierna ook te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde mr. H. den Besten
[verweerster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster, hierna ook te noemen: [verweerster] ,
gemachtigde mr. A. van de Beek.
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
[verweerster] de wettelijke transitievergoeding verschuldigd is aan [verzoeker] en dat de kantonrechter op grond van artikel 7:671b lid 8 BW vanwege de ontbinding op de i-grond geen aanleiding ziet om af te zien van de verhoging van de transitievergoeding tot 1,5. In het dictum van de beschikking is de transitievergoeding als zodanig niet toegewezen. Partijen gaan echter beide uit van de verschuldigdheid van de transitievergoeding met correctiefactor 1,5, zodat daarbij wordt aangesloten.
1 oktober 2013 tot juli 2019 lijkt dan ook niet in lijn te zijn met de bedoeling van de wetgever.
5.De beslissing
€ 796,00, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van de beschikking, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van deze beschikking tot de dag van volledige betaling;