In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 januari 2021 uitspraak gedaan over de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam van minderjarige]. De zaak werd behandeld in de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Almere, en betreft een verzoek van Samen Veilig Midden-Nederland, de gecertificeerde instelling (GI), om de uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] voor de duur van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam van minderjarige] momenteel verblijft op de crisisgroep de [naam crisisgroep] van [organisatie 1] en dat hij op dit moment geen behandeling ontvangt omdat hij nog niet is doorgeplaatst naar een passende verblijfplek. Dit werd door de kinderrechter als zorgelijk ervaren.
De kinderrechter heeft de uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] voor de duur van twee maanden verleend, tot 23 maart 2021, en het meer of anders gevraagde aangehouden. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat [voornaam van minderjarige] zo spoedig mogelijk wordt overgeplaatst naar een geschikte plek waar hij de benodigde hulp kan ontvangen. De vader van [voornaam van minderjarige] was het niet eens met de uithuisplaatsing en pleitte voor een thuisplaatsing, maar de kinderrechter oordeelde dat dit op dat moment niet in het belang van de verzorging en opvoeding van [voornaam van minderjarige] was.
De kinderrechter heeft verder bepaald dat de griffier voor 23 maart 2021 een nieuwe zitting zal plannen en dat de GI de kinderrechter voorafgaand aan deze zitting moet informeren over de recente ontwikkelingen en de vervolgplek van [voornaam van minderjarige]. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.