ECLI:NL:RBMNE:2021:783

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 maart 2021
Publicatiedatum
1 maart 2021
Zaaknummer
16/191892-19, 16/173742-19, 16/169174-19, 16-171477-19 en 16/137652-19 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling en mishandeling door 26-jarige man in Veenendaal met meerdere strafbare feiten

Op 1 maart 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 26-jarige man uit Veenendaal, die in juli en augustus 2019 in een korte periode van zes dagen maar liefst twaalf strafbare feiten heeft gepleegd. De man werd onder andere beschuldigd van het vernielen van een moskee en een kerk, het beschadigen van een appartementencomplex, en het mishandelen van politieagenten. De rechtbank oordeelde dat de man verminderd toerekeningsvatbaar was, wat betekende dat hij wel strafbaar was, maar dat zijn geestelijke toestand invloed had op zijn daden. De rechtbank legde hem een gevangenisstraf op van 60 dagen, waarvan 31 dagen voorwaardelijk, en benadrukte het belang van hulpverlening voor de man. De rechtbank vond het cruciaal dat hij onder behandeling bleef bij een GGZ-instelling en begeleiding ontving om zijn leven te verbeteren. De uitspraak volgde na een zitting op 15 februari 2021, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank sprak de man vrij van enkele tenlasteleggingen, maar achtte andere feiten wel bewezen, waaronder vernieling, belediging en mishandeling van ambtenaren in functie. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder politieagenten en de Politie Midden-Nederland.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/191892-19, 16/173742-19, 16/169174-19, 16-171477-19 en
16/137652-19 (gev. ttz)
Verkort vonnis van de meervoudige kamer van 1 maart 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1994] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 februari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N. Schapendonk en van hetgeen mr. J.W. Grift, advocaat te 's-Gravenhage, namens verdachte naar voren heeft gebracht. Ook heeft de rechtbank kennis genomen van hetgeen door en namens de benadeelde partij [politiemedewerker 1] en zijn gemachtigde P.A. Hovius naar voren is gebracht, en van hetgeen de gemachtigde P.A. Hovius namens de benadeelde partij [politiemedewerker 2] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGINGEN

De tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/191892-19
onder 1: op 9 augustus 2019 in Veenendaal een siersteen, althans een muur van [aangever] heeft vernield en/of beschadigd;
onder 2: op 9 augustus 2019 in Veenendaal een politiecel onbruikbaar heeft gemaakt;
onder 3: op 9 augustus 2019 in Veenendaal de politiemedewerkers [politiemedewerker 3] , [politiemedewerker 2] , [politiemedewerker 1] en/of [politiemedewerker 4] heeft beledigd;
onder 4: op 9 augustus 2019 in Veenendaal [politiemedewerker 3] , [politiemedewerker 2] en/of [politiemedewerker 5] heeft bedreigd;
onder 5 primair: op 9 augustus 2019 in Veenendaal de politiemedewerker [politiemedewerker 5]
heeft mishandeld;
onder 5 subsidiair: op 9 augustus 2019 in Veenendaal de politiemedewerker [politiemedewerker 5]
heeft beledigd;
onder 6: op 9 augustus 2019 in Veenendaal de politiemedewerker [politiemedewerker 3] heeft
mishandeld;
onder 7: op 10 augustus 2019 in Houten een politiecel onbruikbaar heeft
gemaakt;
16/173742-19
onder 1: op 15 juli 2019 in Veenendaal (een of meerdere delen van) een moskee heeft
vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
onder 2: op 18 juli 2019 in Veenendaal een ruit van een kerk heeft vernield;
16/169174-19: op 15 juli 2019 in Veenendaal een of meerdere ruiten van Vision Planner
heeft vernield;
16/171477-19
onder 1: op 16 juli 2019 in Veenendaal de algemene ruimte, een trap, ramen en/of een woning van een appartementencomplex aan de [straat] heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
onder 2: op 17 juli 2019 in Veenendaal een politiecel onbruikbaar heeft gemaakt;
16/137652-19: op 7 juni 2019 in Veenendaal een Mini Cooper heeft verduisterd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaardingen zijn geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen:
- het bij parketnummer 16/191892-19 onder 1, 2, 3, 4, 5 primair, 6 en 7 tenlastegelegde, met dien verstande dat de officier van justitie zich ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde op het standpunt heeft gesteld dat niet bewezen kan worden dat [politiemedewerker 3] en [politiemedewerker 5] (en/of hun kinderen) zijn bedreigd, aangezien [politiemedewerker 3] heeft aangegeven dat hij geen kinderen heeft en niet kan worden vastgesteld of [politiemedewerker 5] kinderen heeft. Ook kan niet bewezen worden dat de kinderen van [politiemedewerker 2] zijn bedreigd, aangezien niet blijkt dat haar kinderen de bedreiging te weten zijn gekomen. Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde kan alleen bewezen worden dat [politiemedewerker 2] is bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht;
- het bij parketnummer 16/173742-19 onder 1 en 2 tenlastegelegde;
- het bij parketnummer 16/169174-19 tenlastegelegde;
- het bij parketnummer 16/171477-19 onder 1 en 2 tenlastegelegde.
De officier van justitie acht het bij parketnummer 16/137652-19 tenlastegelegde niet te bewijzen en vordert vrijspraak voor dit feit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het bij parketnummer 16/191892-19 tenlastegelegde
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 7 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het onder 4 tenlastegelegde acht de raadsman niet te bewijzen. De uitingen van verdachte, die in een psychisch labiele toestand verkeerde, waren niet gericht tegen de verbalisanten. Verdachte sprak enkel over kinderen. Verdachte wist niet of de verbalisanten kinderen hebben. Verder waren de omstandigheden waaronder verdachte de woorden heeft geuit van dien aard dat de uitingen moeten worden opgevat als een emotionele ontlading als gevolg van frustratie en onmacht. Daarnaast is ook niet gebleken dat de kinderen kennis hebben genomen van de uitingen van verdachte. Dit feit kan niet kan worden aangemerkt als een bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 5 primair en subsidiair tenlastegelegde acht de raadsman evenmin te bewijzen. Uit de aangifte blijkt dat verdachte heeft geprobeerd zijn (bebloede) arm richting het gezicht van de verbalisant te duwen en niet blijkt dat dit daadwerkelijk is gelukt. Evenmin blijkt hoeveel bloed er op de arm van verdachte zat en waar zich dit bevond. Niet kan worden vastgesteld dat het slachtoffer pijn of letsel heeft ondervonden, dan wel dat er bij hem een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording teweeg is gebracht. Ten aanzien van het onder 5 subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat ook hier geldt dat niet kan worden bewezen dat verdachte met zijn hand het gezicht van de verbalisant heeft aangeraakt. Bovendien kan het bewegen van de arm van verdachte in de richting van het gezicht van de verbalisant, gelet op de omstandigheden waaronder dit gebeurde, niet worden aangemerkt als een belediging. Het opzet van verdachte lijkt meer te zijn gericht op het loskomen dan op de aanranding van de eer of goede naam van de verbalisant.
Ook het onder 6 tenlastegelegde acht de raadsman niet te bewijzen. De verbalisant heeft in eerste instantie niet verklaard dat het schoppen pijn deed. Pas vier dagen later merkt de verbalisant in zijn aangifte op dat het pijn deed en dat hij geen letsel heeft opgelopen. Daarbij komt dat geen van de andere verbalisanten heeft beschreven dat [politiemedewerker 3] is geschopt door verdachte.
Ten aanzien van het bij parketnummer 16/173742-19 tenlastegelegde
De raadsman heeft zicht ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het bij parketnummer 16/169174-19 tenlastegelegde
Ook ten aanzien van dit feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het bij parketnummer 16/171477-19 tenlastegelegde
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde acht de raadsman niet te bewijzen dat de algemene ruimte en de woning zijn vernield, beschadigd, dan wel onbruikbaar gemaakt, aangezien het gooien van pappoeder geen vernieling als bedoeld in artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht oplevert. Waar dit feit ziet op het bekladden van ruiten en trappen, refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het bij parketnummer 16/137652-19 tenlastegelegde
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van dit feit. De raadsman heeft aangevoerd dat de enkele omstandigheid dat verdachte de auto niet op tijd heeft teruggebracht niet zonder meer opzettelijke wederrechtelijke toe-eigening oplevert.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het bij parketnummer 16/137652-19 tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De enkele omstandigheid dat verdachte de auto niet binnen de afgesproken tijd heeft teruggebracht, levert niet zonder meer het opzet op wederrechtelijke toe-eigening op.
De rechtbank acht bewezen:
- het bij parketnummer 16/191892-19 onder 1, 2, 3, 4, 5 primair, 6 en 7 tenlastegelegde;
- het bij parketnummer 16/173742-19 onder 1 en 2 tenlastegelegde;
- het bij parketnummer 16/169174-19 tenlastegelegde;
- het bij parketnummer 16/171477-19 onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het bij parketnummer 16/191892-19 tenlastegelegde [1]
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat verdachte, door goederen (waaronder een halterstang) vanaf zijn balkon in de tuin van [aangever] te gooien, de aanmerkelijke kans dat hij hiermee iets zou kunnen vernielen heeft aanvaard. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte opzettelijk de muur van [aangever] heeft vernield.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat niet kan worden bewezen dat de bedreiging is gericht tegen [politiemedewerker 3] , aangezien hij geen kinderen heeft. Verder is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de bedreiging is gericht tegen de kinderen van [politiemedewerker 2] en [politiemedewerker 5] , nu de kinderen op dat moment niet aanwezig waren en uit de bewijsmiddelen ook niet blijkt dat de kinderen op een andere manier kennis hebben genomen van de bedreiging door verdachte. Dat [politiemedewerker 2] en [politiemedewerker 5] zijn bedreigd door de woorden die verdachte heeft geuit, acht de rechtbank wel bewezen. In dat verband overweegt de rechtbank dat voor een veroordeling ter zake van een bedreiging met enig in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht genoemd misdrijf niet is vereist dat dat misdrijf is gericht tegen de bedreigde persoon zelf. Het door genoemd wetsartikel beschermde belang kan ook op het spel staan in het geval dat het misdrijf waarmee wordt gedreigd, is gericht tegen een ander dan degene jegens wie de bedreiging is geuit. Een dergelijke bedreiging kan immers een inbreuk maken op de persoonlijke vrijheid van degene jegens wie de bedreiging is geuit die vergelijkbaar is met een bedreiging die op hemzelf betrekking zou hebben gehad (ECLI:NL:HR:2011:BO3400). Daarvan is hier sprake.
Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte wel degelijk met zijn hand het gezicht van [politiemedewerker 5] heeft aangeraakt. [politiemedewerker 5] heeft in zijn aangifte verklaard dat verdachte zijn arm in het gezicht van [politiemedewerker 5]
probeerdete duwen, en dat het geen pijn deed. In het proces-verbaal van bevindingen dat [politiemedewerker 5] heeft opgemaakt, heeft hij verklaard dat de hand van verdachte zijn gezicht raakte en dat hij voelde dat die hand niet droog was. Als al sprake is van een discrepantie tussen de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen van [politiemedewerker 5] , dan is die niet zodanig dat er gerede twijfel bestaat over der vraag of verdachte daadwerkelijk met zijn (vieze) hand het gezicht van [politiemedewerker 5] heeft aangeraakt. Uit de omstandigheid dat [politiemedewerker 5] heeft gevoeld dat de hand van verdachte niet droog was, volgt dat verdachte [politiemedewerker 5] met die hand moet hebben aangeraakt.
Ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat [politiemedewerker 3] , blijkens het proces-verbaal van bevindingen op pagina 59, heeft verklaard dat hij voelde dat verdachte hem met kracht meermaals een trap met zijn rechterbeen tegen zijn scheenbeen gaf. Ook heeft [politiemedewerker 3] , blijkens de aangifte op pagina 115, verklaard dat hij voelde dat verdachte hem meerdere keren tegen zijn linker scheenbeen trapte en dat dit pijn deed. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte [politiemedewerker 3] tegen diens scheenbeen heeft getrapt en dat dit pijn deed. Dat [politiemedewerker 3] in het proces-verbaal bevindingen niet heeft vermeld dat het trappen tegen zijn scheenbeen pijn deed, doet niet af aan wat hij in zijn aangifte verklaart.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/191892-19
1
op 9 augustus 2019 te Veenendaal opzettelijk en wederrechtelijk een siersteen, die aan een ander, te weten aan [aangever] toebehoorde, heeft vernield;
2
op 9 augustus 2019 te Veenendaal opzettelijk en wederrechtelijk een politiecel, die aan een ander, te weten aan Politie Eenheid Midden-Nederland toebehoorde, heeft onbruikbaar gemaakt;
3
op 9 augustus 2019 te Veenendaal opzettelijk ambtenaren, te weten [politiemedewerker 3] (hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland) en [politiemedewerker 2] (hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland) en [politiemedewerker 1] (brigadier van politie Eenheid Midden-Nederland) en [politiemedewerker 4] (politiemedewerker van politie Eenheid Midden-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling en door feitelijkheden heeft beledigd door
- die [politiemedewerker 4] de woorden toe te voegen: "kanker Marokkaan" en "jij vuile kanker Marokkaan" en
- die [politiemedewerker 1] de woorden toe te voegen: "homo" en
- door naar die [politiemedewerker 3] , [politiemedewerker 2] en [politiemedewerker 1] te spugen (waarbij speeksel op het gezicht van die [politiemedewerker 3] en [politiemedewerker 2] en op de kleding van die [politiemedewerker 1] terecht is gekomen);
4
op 9 augustus 2019 te Veenendaal [politiemedewerker 2] en [politiemedewerker 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [politiemedewerker 2] en [politiemedewerker 5] dreigend de woorden toe te voegen "ik maak je kankerkinderen dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5
primair
op 9 augustus 2019 te Veenendaal, een ambtenaar, [politiemedewerker 5] , gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft mishandeld door die [politiemedewerker 5] met zijn, verdachtes, met bloed, poep, zweet, speeksel en urine besmeurde hand in het gezicht aan te raken, ten gevolge waarvan verdachte een hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam van die [politiemedewerker 5] teweeg heeft gebracht;
6
op 9 augustus 2019 te Veenendaal, een ambtenaar, [politiemedewerker 3] , gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door te trappen tegen het (scheen)been;
7
op 10 augustus 2019 te Houten opzettelijk en wederrechtelijk een politiecel, die aan een ander, te weten aan Cellencomplex Houten toebehoorde, onbruikbaar heeft gemaakt;
16/173742-19
1
op 15 juli 2019 te Veenendaal opzettelijk en wederrechtelijk delen van een moskee, die aan de Stichting Moskee Nasser toebehoorden, heeft beschadigd;
2
op 18 juli 2019 te Veenendaal opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van een kerk), die geheel of ten dele aan de Hervormde Kerk Vredeskerk toebehoorde, heeft vernield;
16/169174-19
op 15 juli 2019 te Veenendaal, opzettelijk en wederrechtelijk meerdere ruiten, die aan een ander, te weten aan Vision Planner toebehoorden, heeft vernield;
16/171477-19
1
op 16 juli 2019 te Veenendaal opzettelijk en wederrechtelijk een trap en ramen van een appartementencomplex aan de [straat] , die aan een ander, te weten aan Veenendaalse Woningstichting toebehoorden, heeft beschadigd;
2
op 17 juli 2019 te Veenendaal opzettelijk en wederrechtelijk een politiecel in het politiebureau aan de Boompjesgoed, die aan een ander, te weten aan Politie Midden Nederland toebehoorde, onbruikbaar heeft gemaakt.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/191892-19:
onder 1: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen;
onder 2 en 7: telkens, opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken;
onder 3: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
onder 4: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
onder 5 en 6: telkens, mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
16/173742-19:
onder 1: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
onder 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
16/169174-19: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
16/171477-19:
onder 1: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
onder 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ten aanzien van de feiten gepleegd op 9 en 10 augustus 2019 sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen en hem ten aanzien van de feiten gepleegd tussen 15 en 18 juli 2019 verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat zich in het dossier voldoende aanknopingspunten bevinden om vast te stellen dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde leed aan een stoornis en dat het tenlastegelegde in sterk verminderde mate aan verdachte toe te rekenen is. Uit de diverse reclasseringsrapporten, de inhoud van de mutaties, de zorgopname en de brief van de psychotherapeut W. van Beek van 12 februari 2021 volgt dat bij verdachte sprake is van een depressieve stoornis. Hoewel er geen rapportages zijn opgemaakt over de toerekenbaarheid, kan uit hetgeen wel bekend is over verdachte volgens de raadsman worden opgemaakt dat verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De rechtbank overweegt dat hoewel zich in het dossier geen rapport van een psycholoog of psychiater bevindt, uit de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende blijkt dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en/of een ziekelijke stoornis. De rechtbank acht aannemelijk dat de gedragingen en gedragskeuzes van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde werden beïnvloed door deze gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en/of ziekelijke stoornis. De rechtbank zal het tenlastegelegde dan ook in verminderde mate toerekenen aan verdachte.
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 60 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 31 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden dat verdachte:
- zich meldt en blijft melden bij de reclassering;
- zich ambulant laat behandelen door GGZ Veenendaal;
- zich houdt aan de afspraken en aanwijzingen die Kwintes hem geeft voor de ambulante woonbegeleiding die zij hem bieden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte sinds de onderhavige feiten zijn leven een beginnend positieve wending heeft gegeven. Verdachte heeft zich door een klinische rechterlijke machtiging, die later werd omgezet in een ambulante rechterlijke machtiging, en met behulp van een professioneel ambulant steunsysteem weten te stabiliseren. Er is sprake van een wankel evenwicht, maar met de nodige behandeling, in de vorm van de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden, kan deze positieve wending worden voortgezet. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal negatieve gevolgen hebben voor de recent opgebouwde stabiliteit van verdachte. De raadsman verzoekt de rechtbank geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die het voorarrest overstijgt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in de periode van 15 tot en met 18 juli 2019 en in de periode van 9 en 10 augustus 2019 schuldig gemaakt aan 12 strafbare feiten. Verdachte heeft een muur vernield, een moskee beschadigd, ruiten van een kerk en een bedrijf vernield en de ramen en de trap in een appartementencomplex beschadigd. Daarnaast heeft verdachte tot drie keer toe een politiecel onbruikbaar gemaakt. Dergelijke feiten zijn hinderlijk en brengen kosten met zich.
Ook heeft verdachte agenten beledigd, agenten bedreigd en agenten mishandeld.
Verdachte heeft daarmee een inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, dan wel heeft hij de slachtoffers in hun eer en goede naam aangetast. Daarbij getuigen de bedreigingen en beledigingen van een gebrek aan respect en maken deze inbreuk op het gezag van de politie. Bovendien heeft verdachte de slachtoffers belemmerd in het uitoefenen van hun werk. Hoewel het voor de slachtoffers duidelijk kan zijn geweest dat zij werden beledigd en/of bedreigd door iemand met een stoornis, kunnen deze uitingen de aangevers wel degelijk angstig maken of pijn doen.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 12 januari 2021. Daaruit blijkt dat aan verdachte weliswaar eerder straf is opgelegd wegens het plegen van strafbare feiten, maar dat dat in augustus 2017 voor het laatst is geweest.
In het dossier bevindt zich een reclasseringsrapport van 6 mei 2020. De reclassering heeft aangegeven dat verdachte zich na een zorgopname met een rechterlijke machtiging en met hulp van een professioneel steunsysteem vrij goed gestabiliseerd heeft. Verdachte is - op dat moment - in een vrijwillig kader ingebed in zorg, maar de reclassering ziet in het hebben van een juridische stok achter de deur een meerwaarde. Hoewel verdachte - op dat moment - relatief stabiel functioneert en gemotiveerd is voor de aanwezige hulpverlening, maakt zijn persoonlijkheidsproblematiek zijn motivatie grillig. Er is sprake van een wankel evenwicht. De reclassering wil daarom toezicht kunnen houden op het verloop van het huidige hulpverleningstraject en bij afnemende motivatie en/of destabilisatie vanuit een meer verplichtend kader alternatieve mogelijkheden hebben. De huidige motivatie van verdachte om niet meer gedetineerd te raken en de opgebouwde stabiliteit kwijt te raken kan hierbij een helpende factor zijn. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich moet melden bij de reclassering, zich laat behandelen door GGZ Veenendaal en zich houdt aan de afspraken en aanwijzingen die Kwintes hem geeft voor de ambulante woonbegeleiding die zij hem bieden.
Ter terechtzitting heeft de raadsman van verdachte verklaard dat verdachte sinds november 2020 onder behandeling is bij GGZ Veenendaal, dat hij wordt begeleid door Kwintes en dat die begeleiding ook een begeleid wonen-traject inhoudt, dat zijn financiën worden beheerd en dat hij de laatste tijd niet meer in aanraking is geweest met de politie.
Gelet op de ernst van de feiten overweegt de rechtbank dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. De rechtbank ziet, ook gelet op de ouderdom van de feiten, de positieve weg die verdachte lijkt te hebben ingeslagen en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, geen aanleiding om op dit moment nog een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen die hoger is dan het ondergane voorarrest. Daarmee zou immers de positieve wending die verdachte aan zijn leven heeft gegeven, worden doorkruist. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 31 dagen opleggen met een proeftijd van twee jaren met algemene en bijzondere voorwaarden, om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw soortgelijke feiten te plegen. Dit maakt het tevens voor de verdachte mogelijk om de ingezette en noodzakelijke hulp en begeleiding te blijven ontvangen.

9.BESLAG

Onder verdachte is een geldbedrag van € 25,55 in beslag genomen.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het geldbedrag terug te geven aan verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen geldbedrag van € 25,55.

10.BENADEELDE PARTIJEN

Ten aanzien van het bij parketnummer 16/191892-19 tenlastegelegde
[A] heeft zich namens Politie Midden-Nederland als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 61,13 aan materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
[politiemedewerker 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 175,- aan immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
[politiemedewerker 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 375,- aan immateriële schade ten gevolge van de aan verdachte onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
Politie Midden-Nederland heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 225,16 aan materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 7 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van het bij parketnummer 16/171477-19 tenlastegelegde
[B] heeft zich namens Politie Midden-Nederland als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 61,13 aan materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen van [A] namens Politie Midden-Nederland, [politiemedewerker 1] , [politiemedewerker 2] en [B] namens Politie Midden-Nederland kunnen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering van Politie Midden-Nederland (Cellencomplex Houten) heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en dat de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de vordering van [A] namens Politie Midden-Nederland kan worden toegewezen, maar dat op dit bedrag de BTW in mindering moet worden gebracht.
Ten aanzien van de benadeelde partij [politiemedewerker 1] is de raadsman van mening dat volstaan kan worden met toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 150,-.
Ten aanzien van de benadeelde partij [politiemedewerker 2] is de raadsman primair van mening dat de vordering moet worden gematigd, aangezien verdachte van de bedreiging moet worden vrijgesproken. Subsidiair is de raadsman van mening dat een dergelijke vordering alleen kan worden toegewezen als sprake is van psychisch letsel en dat de benadeelde partij niet heeft onderbouwd welke gevolgen het handelen van verdachte voor haar heeft gehad. Meer subsidiair is de raadsman van mening dat volstaan kan worden met toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 150,-.
De vordering van Politie Midden-Nederland (Cellencomplex Houten) moet volgens de raadsman worden afgewezen, dan wel moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd. Subsidiair is de raadsman van mening dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering nu niet blijkt dat [C] gemachtigd is om de politie te vertegenwoordigen. Meer subsidiair moet afwijzing van de vordering dan wel niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij volgen voor wat betreft de post ‘vervolg kosten’ nu deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd. Uiterst subsidiair is de raadsman van mening dat de vordering gematigd moet worden tot een bedrag van € 50,52 (€ 61,13 verminderd met de BTW), nu niet is onderbouwd waarom de kosten in dit geval zo veel hoger liggen dat bij de andere vorderingen van Politie Midden-Nederland.
Ten aanzien van de vordering van [B] namens Politie Midden-Nederland is de raadsman primair van mening dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu niet blijkt dat [B] is gemachtigd om de politie te vertegenwoordigen. Subsidiair is de raadsman van mening dat op het gevorderde bedrag de BTW in mindering moet worden gebracht.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
[A] namens Politie Midden-Nederland
Vaststaat dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 61,13. De rechtbank zal niet de BTW in mindering brengen op dit bedrag, aangezien niet blijkt dat Politie Midden-Nederland geen BTW hoeft te betalen. De rechtbank zal de vordering tot het genoemde bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van Politie Midden-Nederland aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 61,13, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 1 dag gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij Politie Midden-Nederland in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[politiemedewerker 1]
Vaststaat dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op de gevorderde € 175,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [politiemedewerker 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 175,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 3 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [politiemedewerker 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[politiemedewerker 2]
Vaststaat dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. Welke impact het handelen van verdachte op de benadeelde partij heeft gehad, blijkt onder meer uit de schriftelijke slachtofferverklaring. De rechtbank waardeert deze schade op de gevorderde € 375,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [politiemedewerker 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 375,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 7 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [politiemedewerker 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Politie Midden-Nederland (Cellencomplex Houten)
De vordering van Politie Midden-Nederland (Cellencomplex Houten) is onvoldoende onderbouwd, nu bij het verzoek tot schadevergoeding geen stukken zijn gevoegd waaruit blijkt dat de gevorderde kosten zijn gemaakt. Voorts is niet gebleken dat [C] bevoegd is om de vordering tot schadevergoeding in te dienen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[B] namens Politie Midden-Nederland
Uit de stukken is niet duidelijk geworden dat [B] bevoegd is een vordering tot schadevergoeding in te dienen.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu de vordering niet op de door de wet voorgeschreven wijze is ingediend. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 266, 267, 285, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het bij parketnummer 16/137652-19 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart bewezen:
  • het bij parketnummer 16/191892-19 onder 1, 2, 3, 4, 5 primair, 6 en 7 tenlastegelegde;
  • het bij parketnummer 16/173742-19 onder 1 en 2 tenlastegelegde;
  • het bij parketnummer 16/169174-19 tenlastegelegde;
  • het bij parketnummer 16/171477-19 onder 1 en 2 tenlastegelegde;
zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 60 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
31 dagen, nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende proeftijd:
* zich binnen een werkdag volgend op de datum waarop het vonnis onherroepelijk is geworden, tussen 13.00 en 16.30 uur moet melden bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2 in Utrecht. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo vaak en zolang de reclassering dit nodig vindt;
* zich onder behandeling zal stellen van GGZ Veenendaal of een soortgelijke zorgverlener, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* zich houdt aan de afspraken en aanwijzingen die Kwintes, of een soortgelijke instelling, hem geeft voor de ambulante woonbegeleiding die zij hem bieden;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen geldbedrag van € 25,55;
Benadeelde partij [A] namens Politie Midden-Nederland
- wijst de vordering toe tot een bedrag van € 61,13;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan Politie Midden-Nederland van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van Politie Midden-Nederland aan de Staat € 61,13 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [politiemedewerker 1]
- wijst de vordering toe tot een bedrag van € 175,-;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [politiemedewerker 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [politiemedewerker 1] aan de Staat € 175,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 3 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [politiemedewerker 2]
- wijst de vordering toe tot een bedrag van € 375,-;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [politiemedewerker 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [politiemedewerker 2] aan de Staat € 375,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 7 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij Politie Midden-Nederland (Cellencomplex Houten)
- verklaart Politie Midden-Nederland (Cellencomplex Houten) niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [B] namens Politie Midden-Nederland
- verklaart Politie Midden-Nederland niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. N.M. Spelt en M. den Besten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Prinsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 maart 2021.
Mrs. Van Tricht en Den Besten zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlasteleggingen
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/191892-19
1
hij op of omstreeks 9 augustus 2019 te Veenendaal opzettelijk en wederrechtelijk
een siersteen, althans een muur, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan
een ander, te weten aan [aangever] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd,
onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 9 augustus 2019 te Veenendaal opzettelijk en wederrechtelijk
een politiecel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te
weten aan Politie Eenheid Midden-Nederland toebehoorde, heeft vernield,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 9 augustus 2019 te Veenendaal opzettelijk een of meer
ambtena(a)r(en), te weten [politiemedewerker 3] (hoofdagent van politie Eenheid Midden-
Nederland) en/of [politiemedewerker 2] (hoofdagent van politie Eenheid Midden-
Nederland) en/of [politiemedewerker 1] (brigadier van politie Eenheid Midden-Nederland)
en/of [politiemedewerker 4] (politiemedewerker van politie Eenheid Midden-
Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid,
mondeling en/of door feitelijkheden heeft beledigd door
- die [politiemedewerker 4] de woorden toe te voegen: "kanker Marokkaan" en/of "jij vuile
kanker Marokkaan" en/of
- die [politiemedewerker 1] de woorden toe te voegen: "homo",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of
- door naar, althans in de richting van die [politiemedewerker 3] , [politiemedewerker 2] en/of [politiemedewerker 1] te
spugen (waarbij speeksel op het gezicht van die [politiemedewerker 3] en/of [politiemedewerker 2] en/of
op de kleding van die [politiemedewerker 1] terecht is gekomen),
althans door een gebaar van gelijke beledigende aard en/of strekking te maken;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 9 augustus 2019 te Veenendaal [politiemedewerker 3] en/of [politiemedewerker 2]
en/of [politiemedewerker 5] en/of zijn/haar kind(eren) heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [politiemedewerker 3] ,
[politiemedewerker 2] en/of [politiemedewerker 5] dreigend de woorden toe te voegen "ik maak je
kankerkinderen dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
5
hij op of omstreeks 9 augustus 2019 te Veenendaal, een ambtenaar, [politiemedewerker 5] ,
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft
mishandeld door die [politiemedewerker 5] met zijn, verdachtes, met bloed, poep, zweet,
speeksel en/of urine besmeurde hand in/op het hoofd/gezicht aan te raken, ten
gevolge waarvan verdachte een hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of
aan het lichaam van die [politiemedewerker 5] teweeg heeft gebracht;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 augustus 2019 te Veenendaal opzettelijk een ambtenaar,te
weten [politiemedewerker 5] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd,
door die [politiemedewerker 5] met zijn, verdachtes, met bloed, poep, zweet, speeksel en/of
urine besmeurde hand in/op het hoofd/gezicht aan te raken, althans door een
gebaar van gelijke beledigende aard en/of strekking te maken;
( art 267 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
6
hij op of omstreeks 9 augustus 2019 te Veenendaal,
een ambtenaar, [politiemedewerker 3] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige
uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door te schoppen/trappen tegen
het (linker (scheen))been;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
7
hij op of omstreeks 10 augustus 2019 te Houten
opzettelijk en wederrechtelijk
een politiecel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te
weten aan Cellencomplex Houten toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16/173742-19
1
hij op of omstreeks 15 juli 2019 te Veenendaal
opzettelijk en wederrechtelijk
(een of meerdere delen van) een moskee, in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan de Stichting Moskee Nasser, althans een ander, althans aan een
toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 18 juli 2019 te Veenendaal
opzettelijk en wederrechtelijk
een ruit (van een kerk), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan de
Hervormde Kerk Vredeskerk, althans aan een ander, toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16/169174-19
hij op of omstreeks 15 juli 2019 te Veenendaal,
opzettelijk en wederrechtelijk
een of meerdere ruiten, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander, te weten aan Vision Planner toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16/171477-19
1
hij op of omstreeks 16 juli 2019 te Veenendaal
opzettelijk en wederrechtelijk
de algemene ruimte en/of een trap en/of ramen en/od een woning (nr. 22)
van een appartementcomplex aan de [straat] , in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander, te weten aan Veenendaalse Woningstichting
toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 17 juli 2019 te Veenendaal
opzettelijk en wederrechtelijk
een politiecel in het politiebureau aan de Boompjesgoed, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan Politie Midden Nederland
toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16/137652-19
hij op of omstreeks 7 juni 2019 te Veenendaal opzettelijk een Mini Cooper
(kenteken [kenteken] ) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[bedrijf] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk
goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten door een
proefrit, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
( art 321 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanner hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 11 augustus 2019 en 17 augustus 2019, genummerd PL0900-2019239150 Z, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 119. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.