ECLI:NL:RBMNE:2021:777

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 februari 2021
Publicatiedatum
26 februari 2021
Zaaknummer
16-003676-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en TBS na feiten van seksuele aard en identiteitsfraude

Op 26 februari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige feiten, waaronder feitelijke aanranding van de eerbaarheid, bezit en verspreiding van kinderporno, en identiteitsfraude. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2019 tot 9 januari 2020 via sociale media contact heeft gezocht met drie minderjarige meisjes. Door zich voor te doen als een leeftijdsgenoot en door misleiding heeft hij deze meisjes aangezet tot het plegen van ontuchtige handelingen. De verdachte heeft hen onder druk gezet door te dreigen met het openbaar maken van eerder verzonden naaktfoto's en -filmpjes. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan identiteitsfraude door gebruik te maken van de naam en foto's van een ander, met het doel om zijn identiteit te verhullen en de identiteit van de ander te misbruiken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van het voorarrest, en heeft daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden opgelegd. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de recidive van de verdachte binnen een proeftijd voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft ook de psychologische rapportages in overweging genomen, waaruit blijkt dat de verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens heeft. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-003676-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 februari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1981] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd te P.I. Dordrecht.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 14 oktober 2020, 8 december 2020 en 12 februari 2021. De zaak is op laatstgenoemde datum inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en mr. A.W. Syrier, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partij [benadeelde] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 1 januari 2019 tot 9 januari 2020 te Utrecht, Heist op den Berg (België), Niel (België) en/of Sint Truiden (België) via de webcam en/of door middel van chatcontacten via het internet [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] door (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het plegen van ontuchtige handelingen;
en/of
in de periode van 1 januari 2019 tot 9 januari 2020 te Utrecht, Heist op den Berg (België), Niel (België) en/of Sint Truiden (België) via de webcam en/of door middel van chatcontacten via het internet door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , waarvan verdachte wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen;
Feit 2
in de periode van 1 januari 2019 tot 9 januari 2020 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander, te weten [A] , heeft gebruikt met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en/of de identiteit van voornoemde [A] te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
Feit 3
in de periode van 1 januari 2019 tot en met 9 januari 2020 te Utrecht kinderporno heeft verspreid, vervaardigd, verworven, in bezit heeft gehad, of zich daartoe toegang heeft verschaft;
Feit 4
in de periode van 24 juni 2019 tot 13 oktober 2019 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk de identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander, te weten [benadeelde] , heeft gebruikt met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en/of de identiteit van voornoemde [benadeelde] te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
Feit 5
in de periode van 1 januari 2019 tot 31 december 2019 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk de identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander, te weten [B] , heeft gebruikt met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en/of de identiteit van voornoemde [B] te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 2 tot en met 5 zoals deze zijn ten laste gelegd wettig en overtuigend te bewijzen. De officier acht feit 1 eveneens wettig en overtuigend te bewijzen, met dien verstande dat hij de rechtbank heeft verzocht verdachte voor dit feit partieel vrij te spreken waar dit de feitelijke aanranding van de eerbaarheid van slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] betreft. Blijkens het dossier hebben zij geen ontuchtige handelingen gepleegd ten gevolge van (bedreiging met) geweld of een of meerdere feitelijkheden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank ten aanzien van feit 1 verzocht verdachte vrij te spreken van feitelijke aanranding van de eerbaarheid van slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] . Zij zijn niet door dwang aangezet tot het plegen van ontuchtige handelingen. Daarnaast heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het bewegen van [slachtoffer 3] tot het plegen van ontucht. De door haar gedane handelingen zijn niet te kwalificeren als ontuchtig. Dat [slachtoffer 3] in haar seksuele integriteit is aangetast betekent niet zonder meer dat de door haar gepleegde handelingen van seksuele aard zijn. Het puur aanschouwen van naaktheid valt niet aan te merken als een ontuchtige handeling. De raadsman acht ten aanzien van feit 3 niet bewezen dat verdachte kinderporno heeft verspreid nu uit het dossier niet blijkt dat de afbeeldingen die door hem zijn doorgestuurd zijn gekwalificeerd als kinderporno. De raadsman acht het ten laste gelegde voor het overige wettig en overtuigend te bewijzen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak feit 1
Voor een bewezenverklaring van feitelijke aanranding van de eerbaarheid is vereist dat een slachtoffer door (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid overgaat tot het plegen of dulden van een of meer ontuchtige handelingen. Uit het dossier volgt dat aan dit vereiste in het geval van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] niet is voldaan. [slachtoffer 1] heeft verdachte, nadat hij had gedreigd om foto’s van haar te verspreiden, geblokkeerd. Ook [slachtoffer 3] heeft niet als gevolg van door verdachte gepleegd geweld, een feitelijkheid of dreiging hiermee ontuchtige handelingen gepleegd. De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de eerbaarheid van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] heeft aangerand en spreekt hem van deze verdenkingen vrij.
Bewijsmiddelen [1]
Feiten 1 en 3
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de feiten bekend. De raadsman heeft geen (integrale) vrijspraak voor de feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen, met dien verstande dat zij de redengevende feiten en omstandigheden die zien op de feiten waarvoor door de raadsman partiële vrijspraak is bepleit wel zal opnemen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 februari 2021;
- een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, inclusief bijlagen, nr. MDRBD19026-61 d.d. 17 april 2020, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (blz. 137 t/m 182 van proces-verbaal nr. MDRBD19026). In dit proces-verbaal wordt onder meer het volgende gerelateerd:
Van [slachtoffer 3] heb ik, verbalisant [verbalisant 1] , twee filmpjes als kinderpornografisch beoordeeld. Deze filmpjes hebben de volgende gegevens:
Filmpje met bestandsnaam: [bestandsnaam]
- op USB met digitaal nummer [nummer]
(…)
- aanmaakdatum: 12/04/2019 ( [slachtoffer 3] was toen 14 jaar)
Filmpje met bestandsnaam [VID nummer] .mp4
- op Samsung S7 met digitaal nummer [nummer]
(…)
- aanmaakdatum: 09/01/2019 ( [slachtoffer 3] was toen 13 jaar)
- snapshots staan op bijlage IV Foto/snapshot 2
De filmpjes lijken hetzelfde te zijn. In beide filmpjes betast [slachtoffer 3] zichzelf bij een borst. (…) Ik, verbalisant, herken [slachtoffer 3] omdat zij eenzelfde shirt draagt als in andere niet kinderpornografische filmpjes, waar haar gezicht wel herkenbaar in beeld is; [2]
- een ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] nr. MDRBD19026-82 d.d. 13 juli 2020, opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (blz. 437 t/m 439 van proces-verbaal nr. MDRBD19026). In dit proces-verbaal heeft [slachtoffer 3] onder meer het volgende verklaard:
V: Kun je in jouw eigen woorden vertellen wat er gebeurd is?
A: Ik ben op Facebook in gesprek geraakt met een persoon die zich [naam] noemde. [3] (…)
V: Heeft die persoon ook gevraagd hoe oud jij was?
A: Ja. [naam] heeft gezegd dat ze 16 of 17 jaar was. Ik heb gezegd dat ik 13 of 14 jaar oud was.
V: Waar gingen de gesprekken in het begin over.
A: Ze wilde foto’s van mij, in mijn B-H en van mijn lichaam. (…)
V: Hoe ging het verder?
A: Toen die persoon belde, werd er een berichtje gestuurd ‘doe je B-H uit en doe je T-shirt uit’
- een ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] nr. MDRBD19026-87 d.d. 14 juli 2020, opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (blz. 461 t/m 463 van proces-verbaal nr. MDRBD19026);
- een ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] nr. MDRBD19026-86.1 d.d. 29 juli 2020, opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (blz. 466 t/m 470 van proces-verbaal nr. MDRBD19026);
- Verbalisant [verbalisant 4] heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen van 27 maart 2020 onder meer het volgende gerelateerd:
In genoemd onderzoek werd onder andere in beslag genomen: Telefoon Samsung, S7 AAJL1889NL. [4] Ik heb deze gsm veiliggesteld en ik heb de veiliggestelde data verder onderzocht. Ik zag in de app Whatsapp een gesprek tussen de gebruiker van het nummer [telefoonnummer] ( [naam] ) en de gebruiker van het nummer [telefoonnummer] (de rechtbank begrijpt: het telefoonnummer van verdachte). (…) De gebruiker van het nummer [telefoonnummer] stuurt in het gesprek vervolgens een video naar [naam] . [5] De bestandsnaam in bovenstaande afbeelding is VID- [VID nummer] .mp4 [6] (…) Het bestand VID- [VID nummer] komt wel voor op de in beslag genomen Samsung S7.
Het betreft een filmpje waarin iemand haar vagina vingert. (…) Het hierboven genoemde filmpje VID- [VID nummer] .mp4 is een deel van een ander filmpje. Het andere filmpje is een filmpje dat de verdachte heeft verkregen van een 14 jaar oud Belgisch
meisje, genaamd [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] komt in de data van het onderzoek voor met
meerdere filmpjes, onder ander een filmpje waarbij zij zichzelf vingert in de badkamer/het toilet. Het oorspronkelijke (originele) filmpje is langer, de verdachte heeft kennelijk een deel eruit geknipt en dit als VID- [VID nummer] .mp4 verzonden in dit gesprek met [naam] . (…) Uit het gesprek met [naam] blijkt dat zij dit filmpje ook heeft ontvangen, want zij zegt: (...) “Ik verwijder filmpje weer”.
Feiten 2, 4 en 5
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor de feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 februari 2021;
- een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen nr. MDRBD19026-75 d.d. 12 augustus 2020, opgemaakt door [verbalisant 4] (blz. 427 en 437 van proces-verbaal nr. MDRBD19026);
- een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen nr. MDRBD19026-39 d.d. 1 april 2020, opgemaakt door [verbalisant 4] (blz. 252 t/m 255 van proces-verbaal nr. MDRBD19026);
- een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen nr. MRDBD19026-38 d.d. 15 april 2020, opgemaakt door [verbalisant 4] (blz. 256 t/m 260 van proces-verbaal nr. MDRBD19026);
- een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen nr. MDRBD19026-72 d.d. 30 april 2020, opgemaakt door [verbalisant 4] (blz. 261 t/m 266 van proces-verbaal nr. MDRBD19026);
- een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen nr. MDRBD19026-33 d.d. 8 mei 2020, opgemaakt door [verbalisant 4] (blz. 283 t/m 299 van proces-verbaal nr. MDRBD19026)
- een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen nr. MDRBD19026-68 d.d. 6 april 2020, opgemaakt door [verbalisant 4] (blz. 330 t/m 334 van proces-verbaal nr. MDRBD19026);
- een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen nr. MDRBD19026-82.2 d.d. 5 augustus 2020, opgemaakt door [verbalisant 4] (blz. 440 t/m 445 van proces-verbaal nr. MDRBD19026).
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Ontuchtige handeling?
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 3] door misleiding heeft aangezet tot het plegen van een ontuchtige handeling. Door de raadsman is, onder verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2012:BW5000), betoogd dat hiervan geen sprake is nu het enkele aanschouwen van naaktheid niet zonder meer maakt dat ontuchtig is gehandeld. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Zij stelt voorop dat onderhavig geval niet vergelijkbaar is met de feitelijke situatie in genoemd arrest. [slachtoffer 3] heeft zich immers niet nietsvermoedend uitgekleed onder de douche, maar zij heeft, naar aanleiding van een specifieke instructie van verdachte, haar (ontblote) borst betast, deze handeling gefilmd, en het filmpje naar verdachte gestuurd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft deze handeling, ook gelet op de context waarin het filmpje tot stand is gekomen en de werkwijze die verdachte heeft gebruikt om het filmpje te verwerven, een seksuele lading. Het vastpakken van de borst kan naar het oordeel van de rechtbank gelet op het vorenstaande worden aangemerkt als een ontuchtige handeling.
Verspreiden kinderporno?
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte een filmpje van [slachtoffer 2] , waarop kinderpornografisch materiaal is te zien, heeft verzonden naar tenminste twee anderen. Hiermee acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het verspreiden van kinderporno.
Fake account?
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard [A] niet te kennen. Verdachte heeft een e-mailadres met gebruik van haar naam aangemaakt en kreeg bij het gebruik van dit e-mailadres op Facebook een foutmelding dat er al een account met dat e-mailadres en/of die naam bestond. Verdachte heeft het account van [A] daarop overgenomen en heeft vervolgens met behulp van dat account identiteitsfraude gepleegd. De rechtbank overweegt dat, ondanks dat verdachte niet zelf een account heeft aangemaakt maar een bestaand account heeft overgenomen, toch sprake is een ‘fake account’ zoals onder feit 2 aan verdachte is ten laste gelegd. Zij neemt hierbij in aanmerking dat het opzet van verdachte, door het welbewust overnemen van het bestaande account van [A] en het benaderen van jonge meisjes in haar naam, gericht is geweest op het verhullen van de echtheid van haar account en op het misbruiken van haar naam. Daarmee acht de rechtbank bewezen dat verdachte gebruik heeft gemaakt van een zogenoemd ‘fake account’.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2019 tot 9 januari 2020 te
- Utrecht en
- Sint Truiden (België)
door bedreiging met een feitelijkheid, [slachtoffer 2] (geboren [2005] ), via Instagram en andere sociale media, in ieder geval een internetsite, heeft gedwongen tot het plegen van ontuchtige handelingen, welke handelingen bestonden uit het
- ( geheel) uitkleden en
- laten zien van haar blote borsten en
- doen betasten van haar (blote) borst(en) en/of vagina en
- doen tonen van haar vagina en
- doen penetreren van haar vagina met een vinger;
en bestaande die bedreiging met die feitelijkheid uit het dreigen (naakt)filmpjes en (naakt)foto's (met seksuele inhoud) van die [slachtoffer 2] openbaar te maken en/of te verspreiden en/of op internet te plaatsen, als zij niet voor Instagram en/of andere sociale media verscheen en geen (nadere) (als voornoemde) seksuele/ontuchtige handeling zou verrichten;
en
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2019 tot 9 januari 2020 te
- Utrecht en/of
- Heist op den Berg (België) en/of
- Niel (België) en/of
- Sint Truiden (België) en/of elders in België
via de webcam en/of door middel van chatcontacten via Skype en/of Instagram en/of andere sociale media, personen, te weten
- [slachtoffer 1] (geboren op [2002] ) en/of
- [slachtoffer 2] (geboren [2005] ) en/of
- [slachtoffer 3] (geboren [2005] )
waarvan verdachte wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden bereikt, door misleiding, te weten
- door zich voor te doen als een leeftijdsgenoot dan wel minderjarige, in ieder geval als een ander (onder meer genaamd ' [naam] ' en/of ' [naam] ' en/of ' [naam] ' en/of ' [naam] ' en/of ' [A] ') en/of
- door te vertellen/zeggen modellen te zoeken voor een fotoshoot,
opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen, bestaande uit het
- ( geheel) uitkleden en/of
- laten zien van haar blote borsten en/of
- doen betasten van haar (blote) borst(en) en/of vagina en/of
- doen tonen van haar vagina en/of billen en/of
- doen penetreren van haar vagina met een vinger;
Feit 2
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2019 tot 9 januari 2020 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten
- de naam en foto's van [A] (geboren [1994] ) heeft gebruikt door
- middels WhatsApp contact te zoeken met een of meer vrouwen en daarbij zich voor te doen als voornoemde [A] en/of
- een account op sociale media aan te maken met gebruik van de
naam en foto's van voornoemde [A] en (vervolgens)
- middels dat fake account (jonge) vrouwen te benaderen
met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
Feit 3
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2019 tot en met 9 januari 2020 te Utrecht afbeeldingen, te weten
-foto's en films en/of
- gegevensdragers bevattende afbeeldingen, te weten
-een USB-stick (goednummer 2019383488-2549826, SIN nummer AAJL1883NL) en/of
-twee telefoons, te weten een Samsung Galaxy S7 (goednummer MDRBD19026_579242,
SIN nummer AAJL1889NL) en
-een Samsung Galaxy A70 (goednummer MDRBD19026_579243, SIN nummer AAJL1888NL),
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verspreid en/of verworven en in bezit heeft gehad,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het met een of meer vingers vaginaal penetreren van het eigen lichaam
toonmap fotonummers 3, 4, 5 en 6 (beschrijvingen op pagina 155 tot en met 158) en/of
- het met vingers betasten en/of aanraken van het eigen geslachtsdeel en/of
borst(en)
toonmap fotonummers 1, 2, 12, 15,16, 19, 20, 21 en 22 (beschrijvingen op pagina 155,
160, 161, 167, 168 en 170) en/of
- het laten poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon poseert in een (erotisch getinte) houding en (waarna) door het camerastandpunt de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
toonmap fotonummers 3, 4, 7, 8, 9, 10, 11, 13, 14, 17, 18 (beschrijvingen op pagina 155,
158, 159, 160, 163 en 166)
Feit 4
hij op tijdstippen in de periode van 24 juni 2019 tot 13 oktober 2019 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten [benadeelde] (geboren [1993] ) heeft gebruikt door
- middels WhatsApp en sociale media contact te zoeken met een of meer (jonge) vrouwen
en daarbij zich voor te doen als " [naam] " en/of " [naam] " en/of " [naam] " en
- door aan die vrouwen foto's van die [benadeelde] te sturen als ware dat foto's van " [naam] "
en/of " [naam] " en
- een fake account op Facebook aan te maken op naam van " [fake account 4] " met
gebruikmaking van een of meer foto's van voornoemde [benadeelde] en (vervolgens)
- middels dat fake account een of meer (jonge) vrouwen te benaderen;
met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van de ander misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
Feit 5
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2019 tot 31 december 2019 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten [B] (geboren op [1999] ) heeft gebruikt, immers heeft hij, verdachte,
- fake accounts op sociale media aangemaakt op naam van " [naam] " en
" [naam] " en " [naam] " en " [naam] " en (vervolgens)
- foto's van [B] bij die fake accounts geplaatst en (vervolgens)
- middels die fake accounts een of meer (jonge) vrouwen benaderd en (vervolgens)
- foto's van die [B] middels die fake accounts verstuurd aan die (jonge)
vrouwen;
met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van de ander te
misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
en
door misleiding een persoon waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen, meermalen gepleegd;
Feit 3
een afbeelding/gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden, verwerven en in bezit hebben, meermalen gepleegd;
Feiten 2, 4 en 5
telkens: opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van het voorarrest;
- een maatregel, zijnde de terbeschikkingstelling (hierna: TBS) van verdachte, met daaraan gekoppeld de voorwaarden als geadviseerd door de reclassering.
De officier van justitie acht de strafeis passend gelet op de ernst en hoeveelheid van de feiten en de recidive binnen een lopende proeftijd voor soortgelijke feiten. De officier heeft in zijn strafeis strafverzwarend acht geslagen op de niet ten laste gelegde pogingen tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] . Ook heeft de officier van justitie strafverzwarend meegewogen dat verdachte andere dan de in de tenlastegelegde meisjes heeft geprobeerd te bewegen tot ontuchtige handelingen. Dat verdachte zich hieraan heeft schuldig gemaakt is genoegzaam gebleken. Strafverminderend heeft de officier van justitie rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen TBS met voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. Bij het bepalen van de duur van een vrijheidsbenemende straf dient rekening te worden gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Ook de zeer intensieve langdurige behandeling die verdachte in het kader van een eventuele TBS zal ondergaan dient strafverminderend te worden meegewogen. Verdachte heeft ter zitting moed getoond en de feiten bekend. Ook heeft hij inzicht gegeven in zijn gedachten. Deze proceshouding dient tevens strafverminderend te worden meegewogen. De officier van justitie heeft verzocht om niet ten laste gelegde feiten strafverzwarend mee te wegen. Dat is niet mogelijk nu die feiten en omstandigheden niet uitdrukkelijk ter zitting aan de orde zijn gekomen. De raadsman heeft de rechtbank ook verzocht rekening te houden met de eerdere tenuitvoerlegging van zes maanden gevangenisstraf, die voorwaardelijk was opgelegd voor soortgelijke feiten bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West Brabant d.d. 14 april 2017. De raadsman heeft de rechtbank verzocht te volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met oplegging van de TBS-maatregel met voorwaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft via sociale media contact gezocht met drie minderjarige, kwetsbare meisjes. Door middel van dit contact wilde hij seksueel getint beeldmateriaal van hen verwerven. Omdat verdachte dacht dat hij de slachtoffers zo sneller kon aanzetten tot het delen van seksueel getint materiaal, verhulde hij zijn eigen identiteit en deed hij zich meermaals voor als een jonge vrouw. Deze meisjes zijn door verdachte misleid en hebben naar hem intieme, seksuele foto’s en filmpjes gestuurd. Verdachte heeft het vertrouwen van deze meisjes op seksueel gebied op grove wijze geschaad en een ernstige inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit. Verdachte heeft één van hen onder dreiging van het verspreiden van eerder door haar verzonden foto’s en filmpjes gedwongen seksueel getint beeldmateriaal naar hem te sturen. Bij de twee andere meisjes heeft hij dit geprobeerd, zoals uit het procesdossier blijkt en terechtzitting in voldoende mate aan de orde is gekomen om in strafverzwarende zin bij de beoordeling te worden betrekken. Dat zijn handelen mogelijk onherstelbaar leed, trauma en verdriet aanrichtte bij zijn slachtoffers heeft verdachte er niet van weerhouden om een niet-geringe hoeveelheid seksueel getint materiaal van drie slachtoffers te verwerven, op zijn digitale gegevensdragers op te slaan, in bezit te houden en in sommige gevallen ook te verspreiden. Om zijn doel te bereiken heeft verdachte de identiteit van drie andere jonge vrouwen gebruikt om zijn identiteit te verhelen en die van de jonge vrouwen te misbruiken. Met deze identiteitsfraude heeft verdachte, gelet op de context en de berichten die hij in de naam van zijn slachtoffers heeft verstuurd, de eer en goede naam van zijn slachtoffers aangetast.
Uit het dossier en de verklaring van verdachte ter zitting blijkt dat verdachte doelbewust, manipulerend en planmatig heeft gehandeld teneinde in zijn seksuele behoeften te voorzien, zonder daarbij enig oog te hebben voor het nadeel dat door zijn handelen werd veroorzaakt bij zijn slachtoffers. De rechtbank neemt hem dit zeer kwalijk en neemt daarbij ook in aanmerking dat verdachte in een proeftijd liep voor soortgelijke feiten. In deze proeftijd, waarin verdachte werd behandeld, is hij doorgegaan met het plegen van zeer ernstige strafbare feiten.
De persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank onder meer in aanmerking genomen een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 3 september 2020, waaruit blijkt dat verdachte op 14 april 2017 voor soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De bewezenverklaarde feiten zijn tijdens deze proeftijd gepleegd. De rechtbank weegt dit strafverzwarend in haar oordeel mee.
Over verdachte zijn Pro Justitia rapporten opgemaakt, te weten op 29 oktober 2020 door GZ-psycholoog R. Bout en op 3 november 2020 door psychiater S.E. Zijp.
Uit het rapport van de psychiater komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een vermijdende persoonlijkheidsstoornis met autistische trekken, die ten tijde van de bewezen verklaarde feiten aanwezig was. Feiten 1 en 3 kunnen daarom naar het oordeel van de psychiater slechts in verminderde mate aan verdachte worden toegerekend. Verdachte neemt blijkens het rapport van de psychiater verbaal verantwoordelijkheid voor zijn daden, maar gebruikt tegelijkertijd bagatelliserende, normaliserende taal waarbij hij voorbij gaat aan de mogelijke impact op de slachtoffers en zijn eigen verantwoordelijkheid. Verdachte heeft een beperkt inlevingsvermogen in anderen. De combinatie van het beperkte inlevingsvermogen en een gevoel van onrecht leidt bij verdachte tot gedrag waarbij hij zich machtig kan voelen en waarbij hij zich rechten kan toe-eigenen die zijn gevoel van machteloosheid tijdelijk kunnen overdekken met een machtig gevoel. Verdachte toont zich hierin impulsief, manipulatief, devaluerend en idealiserend. Hij neigt de oorzaak of macht buiten zichzelf te zoeken en ziet zichzelf als slachtoffer. Er is sprake van een hoog risico op seksueel recidive dat, gecombineerd met de teleurstellende resultaten bij eerdere ambulante forensische behandeling en toezicht, maakt dat door de psychiater wordt ingeschat dat een intensieve behandeling specifiek voor zedendelinquenten met aansluitend veel externe structuur, toezicht en nazorg, noodzakelijk is om het recidiverisico te verlagen.
Uit de psychologische rapportage blijkt het volgende. De vermijdende persoonlijkheidstrekken van verdachte belemmeren hem in het aangaan van sociale contacten in het normale dagelijkse leven. Verdachte heeft een beperkt sociaal netwerk en voelt zich vaak sociaal onbeholpen. In contact met vrouwen op het internet komen zijn antisociale en narcistische persoonlijkheidskenmerken meer op de voorgrond te staan. Verdachte is gericht op zichzelf en houdt onvoldoende rekening met de grenzen van anderen. Hij is, vanwege zijn gebrekkige empathische vermogens, onvoldoende in staat om zijn gedrag aan te passen en de grenzen van anderen te respecteren. Ambulante behandelingen hebben in het verleden niet geleid tot gedragsverandering. In de ogen van de psycholoog is een strikt juridisch kader en langdurig toezicht van de reclassering dan ook noodzakelijk om de kans op recidive te verkleinen.
Zowel de psychiater als de psycholoog komen tot de conclusie dat verdachte niet in staat is gebleken zijn gedrag te veranderen, ondanks eerdere ambulante behandeling, een terugvalpreventieplan, mogelijkheid tot ondersteuning van verschillende hulpverleningsnetwerken en een officiële waarschuwing op 5 april 2019. Zij adviseren de rechtbank dan ook verdachte, bij oplegging van een straf of maatregel, ter beschikking te stellen met voorwaarden, waarbij het striktere juridisch kader voor verdachte kan dienen als extra stok achter de deur. Na de klinische fase zal waarschijnlijk nog een ambulant traject noodzakelijk zijn om de kans op recidive verder terug te dringen. Een behandeling in het kader van de maatregel TBS met dwangverpleging is overwogen, maar wordt niet noodzakelijk geacht nu het recidiverisico met een behandeling binnen het kader van TBS met voorwaarden voldoende kan worden beperkt.
Op 1 februari 2021 heeft reclasseringswerker C. Chilah een reclasseringsadvies over verdachte uitgebracht. De reclasseringsmedewerker kan zich vinden in het advies van de psychiater en de psycholoog om bij een bewezenverklaring van het ten laste gelegde de maatregel van TBS met voorwaarden aan verdachte op te leggen. Een minder stringent kader, zoals een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, wordt afgeraden, omdat eerder sprake is geweest van een voorwaardelijke veroordeling met ambulante behandeling, wat niet heeft geleid tot gedragsverandering. In de nadere toelichting op dit advies heeft reclasseringswerker C. Chilah op 11 februari 2021 per e-mail toegelicht dat een voorwaardelijke veroordeling totaal niet passend is, gelet op de risico’s. De reclassering ziet alleen in een strikt TBS-met-voorwaarden-traject kans om het recidiverisico succesvol in te perken. Dit mede gelet op het feit dat verdachte zich weliswaar in eerder verplicht reclasseringscontact wel heeft gehouden aan afspraken, maar zich toen vooral sociaal wenselijk heeft voorgedaan en niet daadwerkelijk heeft geprofiteerd van behandeling en toezicht.
Strafoplegging
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en stelt vast dat tijdens het begaan van de feiten bij verdachte sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De feiten 2, 4 en 5 hangen in tijd, plaats en onderling verband dusdanig nauw samen met feiten 1 en 3 dat de rechtbank, anders dan de deskundigen, ervanuit gaat dat alle bewezen verklaarde feiten in verminderende mate aan verdachte zijn toe te rekenen. De rechtbank weegt dit strafverminderend in haar oordeel mee.
Gelet op de ernst en hoeveelheid van de feiten en het feit dat verdachte in de proeftijd van een voorwaardelijk opgelegde straf die is opgelegd voor soortgelijke feiten zeer ernstig is gerecidiveerd, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Gelet op het voorgaande, en op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat de geëiste gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank heeft hierbij ook de positieve, open proceshouding van verdachte in aanmerking genomen. De rechtbank ziet hierin een hoopvolle eerste stap en een noodzakelijke voorwaarde voor een effectieve behandeling van verdachte, maar deze leidt alles overwegende niet tot matiging van de op te leggen straf, maar de proceshouding van verdachte leidt alles overwegende niet tot matiging van de op te leggen straf.
Oplegging maatregel
De rechtbank is met de deskundigen van oordeel dat de noodzakelijke behandeling van verdachte zal moeten plaatshebben in het kader van een ter beschikkingstelling met voorwaarden, niet in het kader van een voorwaardelijk strafdeel, nu deze strafmodaliteit tot op heden onvoldoende effect heeft gehad op het terugdringen van de kans op herhaling van deze strafbare feiten. Aan de terbeschikkingstelling koppelt zij de voorwaarden die door de reclassering in het rapport van 2 februari 2021 zijn geadviseerd. De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke eisen voor oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling is voldaan, omdat (1) de verdachte ter terechtzitting desgevraagd heeft verklaard zich te willen houden aan deze voorwaarden, (2) de door verdachte begane feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren of meer is gesteld, (3) er bij verdachte tijdens het begaan van die feiten sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis, en (4) de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel eist, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de ernst van de feiten en de persoon van verdachte.
Ongemaximeerde TBS-maatregel
De rechtbank oordeelt, ten behoeve van een eventueel in een later stadium te nemen rechterlijke beslissing als bedoeld in artikel 6:6:10 lid 1 Sv, dat verdachte zich ten aanzien van het eerste bewezen verklaarde feit heeft schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt heeft voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Zij overweegt hiertoe dat de ontuchtige handelingen waartoe verdachte [slachtoffer 2] heeft gedwongen en welke hij op zijn telefoon heeft opgeslagen, door verdachte, zoals onder feit 3 is bewezen verklaard, vervolgens door hem zijn verspreid aan derden. Deze ontuchtige handelingen zijn bovendien van dusdanige seksuele aard dat het eerste feit valt aan te merken als een misdrijf dat is gericht tegen dan wel concreet gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van [slachtoffer 2] , zodat een termijn van een eventuele TBS-maatregel met dwangverpleging niet is beperkt tot vier jaren.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Nu er, gelet op het hiervoor omschreven recidiverisico, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank bevelen dat de gestelde voorwaarden op grond van artikel 38 lid 6 Sr dadelijk uitvoerbaar zijn.

10.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 878,88. Dit bedrag bestaat uit € 378,88 materiële schade en € 500,- immateriële schade, ten gevolge van het vierde feit dat aan verdachte is ten laste gelegd.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering in zijn geheel toe te wijzen inclusief van de wettelijke rente. Daarnaast heeft hij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij, inclusief de wettelijke rente, gevorderd.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de vordering wat betreft de immateriële schade af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren wegens een onevenredige belasting van het strafproces. Niet kan uit de voorhanden zijnde stukken worden afgeleid dat mevrouw [benadeelde] in haar eer en/of goede naam is geschonden.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade in rechtstreeks verband staat met het onder feit 4 aan verdachte ten laste gelegde en bepaalt dat deze kan worden toegewezen, met dien verstande dat zij de gevorderde reiskosten voor het bijwonen van de rechtszitting niet aanmerkt als materiële schade, maar als proceskosten. De rechtbank zal de vordering tot materiële schadevergoeding toewijzen tot een bedrag van € 241,12.
Wat betreft de immateriële schade staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [benadeelde] recht heeft op een vergoeding voor immateriële schade voor het vierde bewezen verklaarde feit, ondanks dat een uitgebreide schriftelijke onderbouwing ontbreekt. Door zich voor te doen als [benadeelde] , en in haar naam ongepaste, sterk seksueel getinte uitlatingen te doen jegens meerdere derden, heeft verdachte immers de eer of goede naam van [benadeelde] aangetast. Op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek heeft zij daarom recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van immateriële schade. Dat niet is komen vast te staan dat de benadeelde partij in haar persoonlijke leven direct door anderen is geconfronteerd met deze aantasting van haar eer of goede naam, doet aan de toewijsbaarheid van de schade niet af. Wel zal de rechtbank de vordering om deze reden matigen. De rechtbank wijst de vordering tot immateriële schadevergoeding toe tot een bedrag van € 250,-. De benadeelde partij heeft dus meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank, gelet op artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 491,12 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 13 oktober 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 9 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
De rechtbank wijst een bedrag van € 137,76, zijnde kosten door de benadeelde partij gemaakt ten behoeve van het bijwonen van de rechtszitting, toe als proceskosten.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 57, 231b, 240b, 246 en 248a van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht;
Maatregel
- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte en stelt daarbij als
voorwaarden:
* verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
* verdachte moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet de verdachte zich melden bij de reclassering voor zolang en zo frequent als zij gedurende deze periode nodig acht, huisbezoeken zijn daarbij inbegrepen;
* verdachte laat zich opnemen in een Forensische kliniek of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering in overleg met de behandelaar dat nodig vindt, tot een maximum van twee jaren. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg en begeleid wonen nodig vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* verdachte werkt mee aan een ambulante forensische poliklinische behandeling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing en houdt zich aan de afspraken met zijn behandelaren en begeleiders;
* verdachte werkt aansluitend aan de klinische opname zoals hiervoor genoemd mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per kalender jaar;
* verdachte verblijft aansluitend aan de klinische opname als hiervoor genoemd in een instelling voor beschermd wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt gedurende de proeftijd. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* verdachte zoekt en heeft op geen enkele wijze contact de slachtoffers in deze zaak, te weten:
- [slachtoffer 1] ;
- [slachtoffer 3] ;
- [slachtoffer 2] ;
- [A] ;
- [benadeelde] ;
- [B] ;
* verdachte zoekt en heeft op geen enkele wijze contact met minderjarigen, tenzij dit contact plaatsvindt in overleg met en met toestemming van de reclassering en in aanwezigheid van een andere volwassene;
* verdachte onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
• het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
• gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
• gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd.
Verdachte bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen en geeft inzicht in zijn internetgebruik. Het toezicht op deze voorwaarde kan onder andere bestaan uit controles van computers en andere apparatuur;
* verdachte verschaft de reclassering zicht op de voortgang van zijn behandeling en begeleiding en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk. Verdachte geeft openheid op alle leefgebieden;
* verdachte zet zich in voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding;
* verdachte geeft inzicht in zijn financiën en werkt desgewenst mee aan een financieel begeleidingstraject;
* verdachte werkt mee aan de opbouw van een ondersteunend sociaal netwerk.
  • draagt de reclassering op verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
  • beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [benadeelde] toe tot een bedrag van € 491,12 bestaande uit € 241,12 materiële en € 250,- immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart de vordering van [benadeelde] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat € 491,12 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 9 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op € 137,76, te vermeerderen met de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma voorzitter, mrs. H.F. Koenis en R.A. Hebly, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.A. de Poot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 februari 2021.
Mr. H.F. Koenis is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2019 tot 9 januari 2020
te
- Utrecht en/of elders in Nederland en/of
- Heist op den Berg (België) en/of
- Niel (België) en/of
- Sint Truiden (België) en/of elders in België
door geweld of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkhe(i)d(en), (telkens) één of meermalen
- [slachtoffer 1] (geboren op [2002] ) en/of
- [slachtoffer 2] (geboren [2005] ) en/of
- [slachtoffer 3] (geboren [2005] )
via de webcam en/of door middel van dan wel tijdens chatcontacten via Skype en/of Instagram en/of andere social media, in ieder geval een internetsite, (telkens) heeft gedwongen tot het plegen van een of meer ontuchtige handeling(en), welke handeling(en) (telkens) bestond(en) uit het
- ( geheel) uitkleden en/of
- laten zien van haar blote borsten en/of
- laten en/of doen betasten van haar (blote) borst(en) en/of vagina en/of
- laten en/of doen tonen van haar vagina en/of billen en/of
- laten en/of doen penetreren van haar vagina en/of anus met één of meer
vinger(s) en/of voorwerpen;
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het (telkens) dreigen (naakt)filmpjes en/of (naakt)foto's (met seksuele inhoud) van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] openbaar te maken en/of te verspreiden en/of aan een derde te verstrekken en/of op internet te plaatsen, als zij niet voor de webcam en/of Skype en/of Instagram en/of andere social media versche(e)n(en) dan wel zou(den) verschijn(en) en/of (voor de webcam) geen (nadere) (als voornoemde) seksuele/ontuchtige handeling(en) zou(den) verrichten;
(art. 246 van het Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2019 tot 9 januari 2020 te
- Utrecht en/of elders in Nederland en/of
- Heist op den Berg (België) en/of
- Niel (België) en/of
- Sint Truiden (België) en/of elders in België
via de webcam en/of door middel van chatcontacten via Skype en/of Instagram en/of andere social media, in ieder geval een internetsite, één of meer personen, te weten
- [slachtoffer 1] (geboren op [2002] ) en/of
- [slachtoffer 2] (geboren [2005] ) en/of
- [slachtoffer 3] (geboren [2005] ) waarvan verdachte wist dat deze de
leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt, door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, te weten
- het leeftijdsverschil (ongeveer 11 -13 jaar) tussen verdachte en [slachtoffer 1]
, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- door te dreigen (naakt)filmpjes en/of (naakt)foto's (met seksuele inhoud) van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] openbaar te maken en/of te verspreiden en/of aan een derde te verstrekken en/of op internet te plaatsen, als zij niet voor de webcam en/of Skype en/of Instagram en/of andere social media versche(e)n(en) dan wel zou(den) verschijn(en) en/of (voor de webcam) geen (nadere) (als na te noemen) seksuele/ontuchtige handeling(en) zou(den) verrichten;
- door zich voor te doen als een leeftijdsgenoot dan wel minderjarige, in ieder geval als een ander (onder meer genaamd ' [naam] ' en/of ' [naam] ' en/of ' [naam] ' en/of ' [naam] ' en/of ' [A] ') en/of
- door te vertellen/zeggen moddellen te zoeken voor een fotoshoot, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen, (telkens) bestaande uit het
- ( geheel) uitkleden en/of
- laten zien van haar blote borsten en/of
- laten en/of doen betasten van haar (blote) borst(en) en/of vagina en/of
- laten en/of doen tonen van haar vagina en/of billen en/of
- laten en/of doen penetreren van haar vagina en/of anus met één of meer
vinger(s) en/of voorwerpen;
(art. 248a van het Wetboek van Strafrecht)
Feit 2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot 9 januari 2020 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten
- de naam en/of foto's van [A] (geboren [1994] ) heeft gebruikt
door
- middels whatsapp contact te zoeken met een of meer vrouwen en daarbij zich voor te doen als voornoemde [A] en/of
- een of meer fake accounts op social media aan te maken met gebruik van de
naam en/of foto's van voornoemde [A] en/of (vervolgens)
- middels die fake accounts een of meer (jonge) vrouwen te benaderen
met het oogmerk om zijn/haar identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
(art 231b van het Wetboek van Strafrecht)
Feit 3
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 9 januari 2020 te Utrecht meermalen, althans eenmaal, afbeeldingen, te weten
-foto's en/of video's en/of films en/of
-een of meer gegevensdragers bevattende afbeeldingen, te weten
-een USB-stick (goednummer 2019383488-2549826, SIN nummer AAJL1883NL) en/of
-twee telefoons, te weten een Samsung Galaxy 57 (goednummer MDRBD19026_579242,
SIN nummer AAJL1889NL) en/of
-een Samsung Galaxy A70 (goednummer MDRBD19026_579243, SIN nummer AAJL1888NL) van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verspreid en/of vervaardigd en/of verworven en/of in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het met een of meer vinger(s)en/of de hand vaginaal penetreren van het eigen lichaam toonmap fotonummers 3, 4, 5 en 6 (beschrijvingen op pagina 155 tot en met 158) en/of
- het met (een) vinger(s)/hand betasten en/of aanraken van het eigen geslachtsdeel en/of
borst(en)
toonmap fotonummers 1, 2, 12, 15,16, 19, 20, 21 en 22 (beschrijvingen op pagina 155,
160, 161, 167, 168 en 170) en/of
- het laten poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of poseert in een omgeving en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
toonmap fotonummers 3, 4, 7, 8, 9, 10, 11, 13, 14, 17, 18 (beschrijvingen op pagina 155,
158, 159, 160, 163 en 166)
(art 240b lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)
Feit 4
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 juni 2019 tot 13 oktober 2019 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten [benadeelde] (geboren [1993] ) heeft gebruikt door
- middels whatsapp en/of social media contact te zoeken met een of meer (jonge) vrouwen
en daarbij zich voor te doen als " [naam] "en/of " [naam] " en/of " [naam] " en/of
- door aan die vrouwen foto's van die [benadeelde] te sturen als ware dat foto's van " [naam] "
en/of " [naam] " en/of
- een fake account op Facebook aan te maken op naam van " [fake account 4] " met
gebruikmaking van een of meer foto's van voornoemde [benadeelde] en/of (vervolgens)
- middels dat fake account een of meer (jonge) vrouwen te benaderen;
met het oogmerk om zijn/haar identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te
verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
(art 231b van het Wetboek van Strafrecht)
Feit 5
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot 31 december 2019 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten [B] (geboren op [1999] ) heeft gebruikt, immers heeft hij, verdachte,
- een of meer fake accounts op social media aangemaakt op naam van " [naam] " en/of
" [naam] " en/of " [naam] " en/of " [naam] " en/of (vervolgens)
- een of meer foto's van [B] bij die fake accounts geplaatst en/of (vervolgens)
- middels die fake accounts een of meer (jonge) vrouwen benaderd en/of (vervolgens)
- een of meer foto's van die [B] middels die fake accounts verstuurd aan die (jonge)
vrouwen;
met het oogmerk om zijn/haar identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te
verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
(art 231b van het Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 september 2020, genummerd PL0900-2020223810/MDRBD19026, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 486. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 141.
3.Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , p. 437.
4.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 187.
5.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 193.
6.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 194.