4.3Het oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak feit 1
Voor een bewezenverklaring van feitelijke aanranding van de eerbaarheid is vereist dat een slachtoffer door (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid overgaat tot het plegen of dulden van een of meer ontuchtige handelingen. Uit het dossier volgt dat aan dit vereiste in het geval van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] niet is voldaan. [slachtoffer 1] heeft verdachte, nadat hij had gedreigd om foto’s van haar te verspreiden, geblokkeerd. Ook [slachtoffer 3] heeft niet als gevolg van door verdachte gepleegd geweld, een feitelijkheid of dreiging hiermee ontuchtige handelingen gepleegd. De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de eerbaarheid van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] heeft aangerand en spreekt hem van deze verdenkingen vrij.
Feiten 1 en 3
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de feiten bekend. De raadsman heeft geen (integrale) vrijspraak voor de feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen, met dien verstande dat zij de redengevende feiten en omstandigheden die zien op de feiten waarvoor door de raadsman partiële vrijspraak is bepleit wel zal opnemen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 februari 2021;
- een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, inclusief bijlagen, nr. MDRBD19026-61 d.d. 17 april 2020, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (blz. 137 t/m 182 van proces-verbaal nr. MDRBD19026). In dit proces-verbaal wordt onder meer het volgende gerelateerd:
Van [slachtoffer 3] heb ik, verbalisant [verbalisant 1] , twee filmpjes als kinderpornografisch beoordeeld. Deze filmpjes hebben de volgende gegevens:
Filmpje met bestandsnaam: [bestandsnaam]
- op USB met digitaal nummer [nummer]
(…)
- aanmaakdatum: 12/04/2019 ( [slachtoffer 3] was toen 14 jaar)
Filmpje met bestandsnaam [VID nummer] .mp4
- op Samsung S7 met digitaal nummer [nummer]
(…)
- aanmaakdatum: 09/01/2019 ( [slachtoffer 3] was toen 13 jaar)
- snapshots staan op bijlage IV Foto/snapshot 2
De filmpjes lijken hetzelfde te zijn. In beide filmpjes betast [slachtoffer 3] zichzelf bij een borst. (…) Ik, verbalisant, herken [slachtoffer 3] omdat zij eenzelfde shirt draagt als in andere niet kinderpornografische filmpjes, waar haar gezicht wel herkenbaar in beeld is;
- een ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] nr. MDRBD19026-82 d.d. 13 juli 2020, opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (blz. 437 t/m 439 van proces-verbaal nr. MDRBD19026). In dit proces-verbaal heeft [slachtoffer 3] onder meer het volgende verklaard:
V: Kun je in jouw eigen woorden vertellen wat er gebeurd is?
A: Ik ben op Facebook in gesprek geraakt met een persoon die zich [naam] noemde.(…)
V: Heeft die persoon ook gevraagd hoe oud jij was?
A: Ja. [naam] heeft gezegd dat ze 16 of 17 jaar was. Ik heb gezegd dat ik 13 of 14 jaar oud was.
V: Waar gingen de gesprekken in het begin over.
A: Ze wilde foto’s van mij, in mijn B-H en van mijn lichaam. (…)
V: Hoe ging het verder?
A: Toen die persoon belde, werd er een berichtje gestuurd ‘doe je B-H uit en doe je T-shirt uit’
- een ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] nr. MDRBD19026-87 d.d. 14 juli 2020, opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (blz. 461 t/m 463 van proces-verbaal nr. MDRBD19026);
- een ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] nr. MDRBD19026-86.1 d.d. 29 juli 2020, opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (blz. 466 t/m 470 van proces-verbaal nr. MDRBD19026);
- Verbalisant [verbalisant 4] heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen van 27 maart 2020 onder meer het volgende gerelateerd:
In genoemd onderzoek werd onder andere in beslag genomen: Telefoon Samsung, S7 AAJL1889NL.Ik heb deze gsm veiliggesteld en ik heb de veiliggestelde data verder onderzocht. Ik zag in de app Whatsapp een gesprek tussen de gebruiker van het nummer [telefoonnummer] ( [naam] ) en de gebruiker van het nummer [telefoonnummer] (de rechtbank begrijpt: het telefoonnummer van verdachte). (…) De gebruiker van het nummer [telefoonnummer] stuurt in het gesprek vervolgens een video naar [naam] .De bestandsnaam in bovenstaande afbeelding is VID- [VID nummer] .mp4(…) Het bestand VID- [VID nummer] komt wel voor op de in beslag genomen Samsung S7.
Het betreft een filmpje waarin iemand haar vagina vingert. (…) Het hierboven genoemde filmpje VID- [VID nummer] .mp4 is een deel van een ander filmpje. Het andere filmpje is een filmpje dat de verdachte heeft verkregen van een 14 jaar oud Belgisch
meisje, genaamd [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] komt in de data van het onderzoek voor met
meerdere filmpjes, onder ander een filmpje waarbij zij zichzelf vingert in de badkamer/het toilet. Het oorspronkelijke (originele) filmpje is langer, de verdachte heeft kennelijk een deel eruit geknipt en dit als VID- [VID nummer] .mp4 verzonden in dit gesprek met [naam] . (…) Uit het gesprek met [naam] blijkt dat zij dit filmpje ook heeft ontvangen, want zij zegt: (...) “Ik verwijder filmpje weer”.
Feiten 2, 4 en 5
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor de feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 februari 2021;
- een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen nr. MDRBD19026-75 d.d. 12 augustus 2020, opgemaakt door [verbalisant 4] (blz. 427 en 437 van proces-verbaal nr. MDRBD19026);
- een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen nr. MDRBD19026-39 d.d. 1 april 2020, opgemaakt door [verbalisant 4] (blz. 252 t/m 255 van proces-verbaal nr. MDRBD19026);
- een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen nr. MRDBD19026-38 d.d. 15 april 2020, opgemaakt door [verbalisant 4] (blz. 256 t/m 260 van proces-verbaal nr. MDRBD19026);
- een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen nr. MDRBD19026-72 d.d. 30 april 2020, opgemaakt door [verbalisant 4] (blz. 261 t/m 266 van proces-verbaal nr. MDRBD19026);
- een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen nr. MDRBD19026-33 d.d. 8 mei 2020, opgemaakt door [verbalisant 4] (blz. 283 t/m 299 van proces-verbaal nr. MDRBD19026)
- een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen nr. MDRBD19026-68 d.d. 6 april 2020, opgemaakt door [verbalisant 4] (blz. 330 t/m 334 van proces-verbaal nr. MDRBD19026);
- een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen nr. MDRBD19026-82.2 d.d. 5 augustus 2020, opgemaakt door [verbalisant 4] (blz. 440 t/m 445 van proces-verbaal nr. MDRBD19026).
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Ontuchtige handeling?
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 3] door misleiding heeft aangezet tot het plegen van een ontuchtige handeling. Door de raadsman is, onder verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2012:BW5000), betoogd dat hiervan geen sprake is nu het enkele aanschouwen van naaktheid niet zonder meer maakt dat ontuchtig is gehandeld. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Zij stelt voorop dat onderhavig geval niet vergelijkbaar is met de feitelijke situatie in genoemd arrest. [slachtoffer 3] heeft zich immers niet nietsvermoedend uitgekleed onder de douche, maar zij heeft, naar aanleiding van een specifieke instructie van verdachte, haar (ontblote) borst betast, deze handeling gefilmd, en het filmpje naar verdachte gestuurd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft deze handeling, ook gelet op de context waarin het filmpje tot stand is gekomen en de werkwijze die verdachte heeft gebruikt om het filmpje te verwerven, een seksuele lading. Het vastpakken van de borst kan naar het oordeel van de rechtbank gelet op het vorenstaande worden aangemerkt als een ontuchtige handeling. Verspreiden kinderporno?
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte een filmpje van [slachtoffer 2] , waarop kinderpornografisch materiaal is te zien, heeft verzonden naar tenminste twee anderen. Hiermee acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het verspreiden van kinderporno.
Fake account?
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard [A] niet te kennen. Verdachte heeft een e-mailadres met gebruik van haar naam aangemaakt en kreeg bij het gebruik van dit e-mailadres op Facebook een foutmelding dat er al een account met dat e-mailadres en/of die naam bestond. Verdachte heeft het account van [A] daarop overgenomen en heeft vervolgens met behulp van dat account identiteitsfraude gepleegd. De rechtbank overweegt dat, ondanks dat verdachte niet zelf een account heeft aangemaakt maar een bestaand account heeft overgenomen, toch sprake is een ‘fake account’ zoals onder feit 2 aan verdachte is ten laste gelegd. Zij neemt hierbij in aanmerking dat het opzet van verdachte, door het welbewust overnemen van het bestaande account van [A] en het benaderen van jonge meisjes in haar naam, gericht is geweest op het verhullen van de echtheid van haar account en op het misbruiken van haar naam. Daarmee acht de rechtbank bewezen dat verdachte gebruik heeft gemaakt van een zogenoemd ‘fake account’.