ECLI:NL:RBMNE:2021:769

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2021
Publicatiedatum
26 februari 2021
Zaaknummer
UTR 19/4910
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving hoogspanningslijn en omgevingsvergunning na bestuurlijke lus

In deze zaak gaat het om een handhavingsverzoek van eisers tegen de aanwezigheid van twee hoogspanningsmasten op hun percelen in de gemeente De Ronde Venen. Het college van burgemeester en wethouders heeft het verzoek afgewezen, maar na een tussenuitspraak van de rechtbank heeft het college een herstelbesluit genomen. Dit herstelbesluit houdt in dat het college de afwijzing van het handhavingsverzoek in stand laat, omdat er na de tussenuitspraak een omgevingsvergunning is verleend voor de bouw van de hoogspanningsmasten. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 25 februari 2021 geoordeeld dat het college terecht heeft besloten om handhavend optreden achterwege te laten, omdat er geen overtreding meer is nu de omgevingsvergunning is verleend. De rechtbank heeft daarbij de relevante rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State betrokken, die stelt dat nieuwe feiten en omstandigheden bij de heroverweging van een bestuursorgaan moeten worden meegenomen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het college de omgevingsvergunning terecht heeft betrokken bij zijn besluitvorming en dat de bezwaren van eisers tegen de omgevingsvergunning in een andere procedure aan de orde moeten komen. De rechtbank heeft het beroep van eisers tegen het herstelbesluit ongegrond verklaard en het college veroordeeld in de proceskosten van eisers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/4910

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 februari 2021 in de zaak tussen

[eiser 1] , [eiseres] , [eiser 2] en

V.O.F. [eiser 3]uit [woonplaats] , eisers,
(gemachtigde: mr. M.J.H. van Baalen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen, verweerder
(gemachtigde: M. de Graaff).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: TenneT TSO B.V .

(gemachtigde: mr. M. Engelen).

Inleiding

Deze zaak gaat over de hoogspanningslijn van Tennet die vlakbij en deels over de percelen van eisers aan het [gebied] in [woonplaats] (gemeente De Ronde Venen ) loopt, en over het verzoek dat zij hebben gedaan aan het college om handhavend op te treden tegen het bestaan van de twee hoogspanningsmasten bij hun perceel en tegen het gebruik van de hoogspanningslijn. Het college heeft dat verzoek afgewezen met het besluit van 24 april 2019, dat met de beslissing op bezwaar van 1 oktober 2019 in stand is gebleven. Tegen dat laatste besluit hebben eisers beroep ingesteld.
Op 30 oktober 2020 heeft de rechtbank in deze zaak een tussenuitspraak gedaan. [1] Voor de achtergrond van de zaak en het procesverloop tot dat moment verwijst de rechtbank naar die uitspraak.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het
gebruikvan de hoogspanningslijn past binnen de geldende bestemmingsplannen, en dat het college het handhavingsverzoek op dat punt terecht heeft afgewezen omdat er geen overtreding is. Wat betreft de
bouwen het in stand laten van de twee hoogspanningsmasten ten noorden en ten zuiden van de percelen van eisers oordeelde de rechtbank dat dat een overtreding oplevert. Voor de bouw is een vergunning nodig en het college is er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat die vergunning is verleend. Het college heeft in de beslissing op bezwaar niet onderkend dat zij bevoegd was om tegen de bouw handhavend op te treden, zodat het handhavingsverzoek op dit punt ten onrechte is afgewezen.
De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld om alsnog een bestuurlijke afweging te maken over het wel of niet handhavend optreden tegen de vastgestelde overtreding en om daarover een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
Na de tussenuitspraak heeft Tennet een omgevingsvergunning aangevraagd om de bouw van de twee hoogspanningsmasten te legaliseren. Op 22 december 2020 heeft het college deze omgevingsvergunning verleend.
Met het herstelbesluit van 5 januari 2021 heeft het college de beslissing op bezwaar gewijzigd. Aan de afwijzing van het handhavingsverzoek ten aanzien van de bouw van de hoogspanningsmasten legt het college nu ten grondslag dat met het verlenen van de omgevingsvergunning geen sprake meer is van een overtreding.
Eisers hebben een zienswijze ingediend tegen het herstelbesluit.
De rechtbank heeft beslist dat een tweede zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten op 12 februari 2021.
Na de sluiting van het onderzoek heeft het college de ingediende bezwaarschriften tegen de omgevingsvergunning van 22 december 2020 aan de rechtbank toegestuurd. De rechtbank heeft hierin geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen en heeft deze stukken niet bij haar beoordeling betrokken.

Het oordeel van de rechtbank

1. De rechtbank oordeelt in deze uitspraak dat het college met het herstelbesluit van handhavend optreden tegen de bouw van de twee hoogspanningsmasten heeft kunnen afzien. Het college heeft daarbij terecht betrokken dat voor die bouw na de tussenuitspraak een omgevingsvergunning is verleend, waardoor er op dit moment geen overtreding meer is. De bezwaren die eisers hebben tegen de omgevingsvergunning moeten aan de orde komen in de procedure die zij daartegen kunnen voeren. De rechtbank moet nu uitgaan van een verleende en in werking getreden omgevingsvergunning en daarmee van de situatie waarin de overtreding beëindigd is.
2. Hierna volgen de overwegingen die aan het oordeel van de rechtbank ten grondslag liggen.

Overwegingen

3. De rechtbank blijft bij alle oordelen die zij in de tussenuitspraak heeft gegeven. Deze uitspraak neemt die oordelen als uitgangspunt.
4. Met het herstelbesluit heeft het college opnieuw besloten op het bezwaar tegen het afgewezen handhavingsverzoek, voor zover dat zag op de bouw van de hoogspanningsmasten. Het herstelbesluit heeft dit besluitonderdeel van de beslissing op bezwaar dan ook vervangen. Het beroep van eisers heeft van rechtswege ook betrekking op het herstelbesluit, omdat dat niet tegemoet komt aan hun belangen.
Het beroep over het gebruik van de hoogspanningslijn
5. Van de oorspronkelijke beslissing op bezwaar resteert alleen nog het besluitonderdeel over het afgewezen handhavingsverzoek, voor zover dat zag op het gebruik van de hoogspanningslijn. Over de daartegen gerichte beroepsgronden heeft de rechtbank al geoordeeld in de tussenuitspraak. Daaruit volgt dat die beroepsgronden niet slagen, dat het college terecht heeft geconstateerd dat geen sprake is van een overtreding van de gebruiksregels van het bestemmingsplan en dat hij daarom op dit punt niet bevoegd is om handhavend op te treden.
6. Eisers wijzen in hun zienswijze opnieuw op de bepaling in de planregels dat de magneetveldzone van de leiding binnen de bestemmingsgrenzen moet vallen. Zij vinden dat hieraan onvoldoende aandacht is besteed in het herstelbesluit en dat daardoor niet aan de tussenuitspraak wordt voldaan. Dat berust echter op een verkeerde lezing van de tussenuitspraak. Daarin is over deze bepaling overwogen dat die alleen is opgenomen in de bouwregels en daarom alleen een rol kan spelen bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor de bouw van de hoogspanningsmasten. Voor zover eisers het oordeel uit de tussenuitspraak over het gebruik betwisten, overweegt de rechtbank dat dat geen aanleiding geeft om van dat oordeel terug te komen. Dat kan alleen in uitzonderlijke gevallen en daarvan is hier geen sprake.
7. In de tussenuitspraak is ook geoordeeld dat de oorspronkelijke beslissing op bezwaar is genomen in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor. Omdat eisers in de beroepsprocedure al hun standpunten naar voren hebben kunnen brengen zal de rechtbank dit gebrek passeren.
8. Het beroep tegen de gewijzigde beslissing op bezwaar, over het gebruik van de hoogspanningslijn, is ongegrond.
Het beroep over de bouw van de hoogspanningsmasten
9. De rechtbank heeft vervolgens het herstelbesluit beoordeeld, aan de hand van de daartegen gerichte beroepsgronden uit de zienswijze van eisers.
10. Uit de tussenuitspraak volgt dat er sprake was van een overtreding ten aanzien van de bouw van de hoogspanningsmasten op het moment dat het college de beslissing op bezwaar nam. Het college was, anders dan hij dacht, toen bevoegd om handhavend op te treden. Om dat gebrek te herstellen had het college alsnog moeten beoordelen of hij van die bevoegdheid gebruik wilde maken. In het herstelbesluit heeft het college dat echter niet gedaan maar heeft hij in plaats daarvan naar de huidige situatie gekeken. Op basis van de recent verleende omgevingsvergunning heeft het college vastgesteld dat geen sprake meer is van een overtreding en hij dus (opnieuw) niet bevoegd is om handhavend op te treden. Het geconstateerde gebrek in de beslissing op bezwaar is in zoverre dus niet hersteld.
11. Vervolgens komt de vraag aan de orde of de rechtbank hieraan consequenties moet verbinden. Die vraag beantwoordt zij ontkennend. De rechtbank oordeelt dat het college bij het nemen van zijn herstelbesluit over het onderdeel bouwen terecht heeft gekeken naar de situatie zoals die op dat moment was. De huidige situatie dus, waarin inmiddels een omgevingsvergunning is verleend voor de hoogspanningsmasten. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
12. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft afgelopen jaar geoordeeld over de vraag op basis van welke feiten, omstandigheden en ontwikkelingen een bestuursorgaan bij een besluit op bezwaar moet beoordelen of hij (alsnog) handhaaft na onder meer een eerdere onterechte weigering daartoe. [2] Uit deze rechtspraak volgt dat het bestuursorgaan feiten en omstandigheden die zich ná een eerdere weigering van een herstelsanctie hebben voorgedaan bij zijn heroverweging moet betrekken. Dat het tijdsverloop tussen het eerdere besluit en het besluit op bezwaar aanzienlijk is, staat ook bij dit soort besluiten in beginsel niet in de weg aan het meenemen van nieuwe ontwikkelingen bij de heroverweging. Wél moet bij de heroverweging na een eerdere onrechtmatige afwijzing van een verzoek om handhaving worden bezien of de bevoegdheid om een herstelsanctie op te leggen nog altijd bestaat. Of dat zo is, is afhankelijk van het antwoord op de vraag of een overtreding ten tijde van de heroverweging nog valt te beëindigen, ongedaan te maken, of te voorkomen. Bij deze beoordeling is de aard van de overtreding, al of niet voortdurend, relevant. Aan het gegeven dat een voortdurende overtreding inmiddels is beëindigd kan afhankelijk van de omstandigheden van het geval en het moment van de beëindiging betekenis toekomen voor de beslissing op bezwaar. [3]
13. De rechtbank overweegt dat in dit geval sprake was van een voortdurende overtreding, want de twee hoogspanningsmasten zijn zonder bouwvergunning in stand gelaten. Het college heeft vervolgens terecht beoordeeld of de overtreding nog valt te beëindigen en heeft dat terecht gedaan op basis van de huidige feiten, omstandigheden en ontwikkelingen. Zo’n beoordeling had het college immers ook moeten maken als de rechtbank op het moment van de tussenuitspraak direct tot vernietiging van de beslissing op bezwaar was overgegaan. En zo’n beoordeling zou het college ook moeten maken wanneer de rechtbank nu tot vernietiging van het herstelbesluit zou overgaan. In beide gevallen moet het college opnieuw op het bezwaar van eisers beslissen op basis van de huidige feiten, omstandigheden en ontwikkelingen. De rechtbank oordeelt dat de hiervoor genoemde rechtspraak ook moet worden toegepast als een bestuursorgaan tijdens een procedure bij de bestuursrechter een nieuw besluit neemt, zoals in dit geval. De conclusie is dan ook dat het college de verleende omgevingsvergunning terecht heeft betrokken bij het nemen van zijn herstelbesluit.
14. Met de omgevingsvergunning is de overtreding opgeheven. De omgevingsvergunning is in werking getreden en het gevolg daarvan is dat het college niet meer bevoegd is om handhavend op te treden. Het college heeft de afwijzing van het handhavingsverzoek op die grond dan ook terecht gehandhaafd. Dat betekent ook dat het college voorbij heeft kunnen gaan aan wat in de tussenuitspraak is overwogen over de reikwijdte van zijn handhavingsbevoegdheid en het noodzakelijke onderzoek daarnaar. Eisers wijzen er in hun zienswijze op het herstelbesluit terecht op dat het college niet heeft onderzocht of alleen een last onder bestuursdwang of ook een last onder dwangsom kan worden opgelegd, maar die vraag is door de verleende en in werking getreden omgevingsvergunning niet meer relevant. Hetzelfde geldt voor de evenredigheid van eventueel handhavend optreden in relatie tot de Nederlandse elektriciteitsvoorziening, waar eisers in hun zienswijze ook op wijzen. Zonder overtreding is er namelijk geen evenredigheidsafweging te maken tussen wel of niet handhaven, en is er ook geen keuze in handhavingsmodaliteiten.
15. Eisers gaan in hun zienswijze op het herstelbesluit uitgebreid in op de inhoud en de rechtmatigheid van de omgevingsvergunning, maar de rechtbank heeft geen ruimte om dat in haar beoordeling te betrekken. Eisers kunnen rechtsmiddelen aanwenden tegen de omgevingsvergunning, en zij hebben laten weten dit ook te zullen doen. Hun bezwaren tegen de omgevingsvergunning moeten in die procedure aan de orde komen.. Op het moment dat de omgevingsvergunning in bezwaar of later in beroep geen stand zou houden, kunnen eisers een nieuw handhavingsverzoek doen bij het college. Zonder omgevingsvergunning voor de hoogspanningsmasten is immers weer sprake van een overtreding. Op dat moment zal het college alsnog in acht moeten nemen wat in de tussenuitspraak is geoordeeld over het toepassen van zijn handhavingsbevoegdheid.
16. In het voorgaande is geoordeeld over het herstelbesluit, waarin het college opnieuw heeft beslist op de bezwaren van eisers tegen de afwijzing van hun handhavingsverzoek met betrekking tot de bouw van de hoogspanningsmasten. Hieruit volgt dat het college de afwijzing van dat deel van het handhavingsverzoek met het herstelbesluit terecht in stand heeft gelaten. Het beroep tegen het herstelbesluit is ongegrond.
Proceskosten en griffierecht
17. Eisers hebben beroep moeten instellen om het college ertoe te bewegen het herstelbesluit te nemen. In de tussenuitspraak zijn bovendien gebreken vastgesteld in de oorspronkelijke beslissing op bezwaar. Om die reden veroordeelt de rechtbank het college in de door eiser gemaakte proceskosten. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2,5 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting en 0,5 punt voor het indienen van een zienswijze op het herstelbesluit). Die punten hebben een waarde van € 534,- met een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.335,-.
18. Om dezelfde reden moet het college aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 1 oktober 2019 ongegrond;
  • verklaart het beroep tegen het herstelbesluit van 5 januari 2021 ongegrond;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 174,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.335,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier. De beslissing is uitgesproken op 25 februari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en tegen de tussenuitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

2.Uitspraak van 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2571.
3.De rechtbank verwijst naar de overwegingen 6.2.5 en 6.2.6 uit deze uitspraak.