ECLI:NL:RBMNE:2021:754
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroepen wegens niet-betaling griffierecht in bestuursrechtelijke zaken
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, zijn eisers in beroep gegaan tegen besluiten van de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug met betrekking tot aanvragen voor bijzondere bijstand. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers het griffierecht voor hun beroepen niet hebben betaald, ondanks herhaalde verzoeken en aanmaningen van de rechtbank. De rechtbank heeft op 8 januari 2020 en 5 februari 2020 besluiten genomen die de aanvragen van eisers om bijzondere bijstand voor een wasmachine en een oven buiten behandeling hebben gesteld. De eisers hebben tegen deze besluiten beroep ingesteld, geregistreerd onder de zaaknummers UTR 20/1066 en UTR 20/1199.
Tijdens de zitting op 23 februari 2021 zijn eisers niet verschenen, maar verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het griffierecht moet worden betaald om een beroep inhoudelijk te kunnen behandelen. Aangezien eisers het griffierecht niet hebben betaald en geen geldige reden hebben gegeven voor deze niet-betaling, heeft de rechtbank besloten dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn. De rechtbank heeft ook aangegeven dat eisers geen recht hebben op vergoeding van proceskosten, omdat zij in het ongelijk zijn gesteld.
De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman en is op 24 februari 2021 openbaar gemaakt. De rechtbank heeft de eisers geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep, mocht zij het niet eens zijn met deze uitspraak.