ECLI:NL:RBMNE:2021:754

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
UTR 20/1066 en UTR 20/1199
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepen wegens niet-betaling griffierecht in bestuursrechtelijke zaken

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, zijn eisers in beroep gegaan tegen besluiten van de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug met betrekking tot aanvragen voor bijzondere bijstand. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers het griffierecht voor hun beroepen niet hebben betaald, ondanks herhaalde verzoeken en aanmaningen van de rechtbank. De rechtbank heeft op 8 januari 2020 en 5 februari 2020 besluiten genomen die de aanvragen van eisers om bijzondere bijstand voor een wasmachine en een oven buiten behandeling hebben gesteld. De eisers hebben tegen deze besluiten beroep ingesteld, geregistreerd onder de zaaknummers UTR 20/1066 en UTR 20/1199.

Tijdens de zitting op 23 februari 2021 zijn eisers niet verschenen, maar verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het griffierecht moet worden betaald om een beroep inhoudelijk te kunnen behandelen. Aangezien eisers het griffierecht niet hebben betaald en geen geldige reden hebben gegeven voor deze niet-betaling, heeft de rechtbank besloten dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn. De rechtbank heeft ook aangegeven dat eisers geen recht hebben op vergoeding van proceskosten, omdat zij in het ongelijk zijn gesteld.

De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman en is op 24 februari 2021 openbaar gemaakt. De rechtbank heeft de eisers geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep, mocht zij het niet eens zijn met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 20/1066 en UTR 20/1199

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 april 2021 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres], te [woonplaats], eisers,

en
het dagelijks bestuur van de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug, verweerder, (gemachtigde: mr. E. Heij).

Procesverloop

In het besluit van 8 januari 2020 (primaire besluit 1) heeft verweerder de aanvraag van eisers om bijzondere bijstand voor een wasmachine buiten behandeling gesteld.
In het besluit van 5 februari 2020 (bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit 1 ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit 1 beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer UTR 20/1066.
In het besluit van 23 september 2019 (het primaire besluit 2) heeft verweerder de aanvraag van eisers om bijzondere bijstand voor een nieuwe oven/werkzaamheden voor de oude oven afgewezen.
In het besluit van 16 maart 2020 (bestreden besluit 2) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit 2 ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit 2 beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer UTR 20/1199.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 februari 2021. Eisers zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Iemand die in beroep gaat moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval is het griffierecht in beide zaken € 48,-.
2. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
3. De rechtbank heeft eisers op 17 april 2020 (zaaknummer UTR 20/1066) en 26 april 2020 (zaaknummer UTR 20/1199) aangetekende brieven gestuurd, waarin staat dat eisers het griffierecht voor beide zaken binnen vier weken na die brief moeten betalen aan de rechtbank.
4. Eisers hebben in beide zaken bij brief van 11 mei 2020 gevraagd of zij het griffierecht niet hoeven te betalen, omdat zij dit bedrag niet kunnen betalen. De rechtbank heeft eisers in beide zaken op 26 november 2020 een brief gestuurd waarin staat dat hun verzoek is afgewezen en dat zij het griffierecht wel moet betalen.
5. De rechtbank heeft eisers daarom in beide zaken op 31 december 2020 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat eisers het griffierecht voor beide zaken binnen vier weken moeten betalen aan de rechtbank.
6. De rechtbank heeft in beide zaken het bedrag niet ontvangen. Eisers hebben daar geen geldige reden voor gegeven. Eisers hebben de rechtbank bij brief van 5 januari 2021 verzocht om te beslissen dat door verweerder bijstand moet worden toegekend voor griffiekosten. De rechtbank heeft bij brief van 15 februari 2021 eisers laten weten dat dit buiten de beoordeling van deze beroepen valt en dat als eisers bijzondere bijstand voor griffiekosten willen, zij daartoe een aanvraag bij verweerder moeten indienen. Voor zover eisers hiermee hebben willen aanvoeren dat zij het oneens zijn met de afwijzing van het verzoek om vrijstelling van het griffierecht, verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 oktober 2018 [1] .
7. Omdat eisers het griffierecht in beide zaken niet hebben betaald en daarvoor geen geldige reden hebben gegeven, zullen de beroepen niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over de beroepen doen. De beroepen zijn niet-ontvankelijk.
8. Eisers krijgen geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 24 februari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl..
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.