ECLI:NL:RBMNE:2021:6877

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 december 2021
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
16/301502-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting via internet met valse hoedanigheid en naam, meermalen gepleegd

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de verdachte beschuldigd van oplichting via internet, waarbij hij zich voordeed als verkoper van toegangskaarten voor pretparken en voetbalwedstrijden. De zaak kwam voor de rechtbank na een verwijzing door de politierechter op 15 juli 2021. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 13 december 2021, waarbij de verdachte en zijn raadsman niet aanwezig waren, waardoor de zaak bij verstek werd behandeld. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van meerdere feiten van oplichting, waarbij hij in verschillende periodes en locaties slachtoffers heeft benadeeld door hen geld te laten overmaken voor niet bestaande toegangskaarten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Na beoordeling van het bewijs heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van feit 2, omdat het niet bewezen kon worden dat hij het feit in de tenlastegelegde periode had gepleegd. Voor feit 1 heeft de rechtbank echter wel bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van enkele aangevers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet alleen voordeed als bonafide verkoper, maar ook actief contact had onderhouden met de slachtoffers, wat de indruk wekte dat hij daadwerkelijk over de kaarten beschikte.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week, rekening houdend met de ernst van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd verplicht tot schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de vorderingen van enkele andere benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, gezien de partiële vrijspraak van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/301502-20
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 december 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft (na verwijzing door de politierechter op 15 juli 2021) in het openbaar plaatsgevonden op de terechtzittingen van 20 oktober 2021 en 13 december 2021. Op laatstgenoemde datum heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden en is het onderzoek ter terechtzitting gesloten.
Verdachte was niet bij de inhoudelijke behandeling aanwezig. De raadsman van verdachte, mr. M.S. Rozenbeek, advocaat te Bloemendaal, was evenmin aanwezig. De zaak is daarom bij verstek behandeld. Dit betekent dat de rechtbank alleen kennis heeft genomen van de standpunten van de officier van justitie, mr. A.P. Altena.

2.TENLASTELEGGING

De officier verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij strafbare feiten. Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
feit 1in de periode van 22 maart 2016 tot en met 20 september 2016 in Nieuwegein, Utrecht, IJsselstein, Houten, Bunschoten, Maarssen, Amsterdam, Rotterdam en Zelzate (België) [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 3] , [aangever 4] , [aangever 5] , [aangever 6] , [aangever 7] , [aangever 8] , [aangever 9] , [aangever 10] , [aangever 11] en [aangever 12] heeft opgelicht via [internetsitenaam] ;
feit 2in de periode van 6 september 2016 tot en met 9 oktober 2016 in Nieuwegein [aangever 13] heeft opgelicht door zich voor de doen als klusjesman.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 ten laste gelegde ten aanzien van [aangever 7] , [aangever 8] en [aangever 10] en het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
4.2.1
Vrijspraak van feit 2
De rechtbank stelt op grond van het dossier vast dat mevrouw [aangever 13] een bericht had geplaatst op Facebook waarin zij zocht naar een klusjesman. Op 2 september 2016 heeft zij naar aanleiding van dit bericht een afspraak gemaakt met verdachte, die zich voordeed als klusjesman. Op diezelfde datum heeft zij naar hem een bedrag overgemaakt van € 150,00. In de tenlastelegging is echter als pleegperiode opgenomen ‘in of omstreeks de periode van 6 september 2016 tot en met 9 oktober 2016’. De rechtbank acht 2 september 2016 niet vallend onder ‘omstreeks 6 september 2016’. Daarom kan niet worden bewezen dat verdachte het feit in de tenlastegelegde periode heeft gepleegd.
Om die reden zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder feit 2 ten laste gelegde.
4.2.2
Partiële vrijspraak van feit 1
Voor een veroordeling wegens oplichting is volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad meer nodig dan enkel het zich voordoen als bonafide verkoper (vgl. HR 11 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3144).
In het geval van aangevers [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 3] , [aangever 4] , [aangever 5] , [aangever 6] , [aangever 9] , [aangever 11] en [aangever 12] heeft verdachte zich via [internetsitenaam] voorgedaan als bonafide verkoper van toegangskaarten voor de bekerwedstrijd Feyenoord-Utrecht, de Efteling of Walibi. De kopers hebben vervolgens geld overgemaakt naar de rekening van verdachte. Verder blijkt uit het dossier niet dat verdachte in de onderhavige gevallen heeft onderhandeld over de prijs of dat tussen verdachte en kopers anderszins berichtenverkeer voorafgaand aan de koop heeft plaatsgevonden. Op basis van het dossier is derhalve niet vast te stellen dat verdachte meer handelingen heeft verricht dan het enkele plaatsen van de advertenties op [internetsitenaam] , waardoor de indruk bij de kopers werd gewekt dat verdachte daadwerkelijk over de kaarten beschikte.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank verdachte ten aanzien van deze aangevers vrijspreken van het onder feit 1 ten laste gelegde.
4.2.3
Bewezenverklaring feit 1
De rechtbank acht dat wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangevers [aangever 7] , [aangever 8] en [aangever 10] heeft opgelicht. De rechtbank geeft hieronder aan waarom zij dat vindt. Wanneer tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsstukken worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
Interpretatie van de bewijsstukken
In bovengenoemde gevallen heeft verdachte zich niet alleen voorgedaan als bonafide verkoper, maar daarnaast is hij voorafgaand aan de betaling door aangevers met deze aangevers in gesprek getreden over onder meer de betaling en de verzending van de kaarten. Tegenover [aangever 10] heeft hij bovendien gebruik gemaakt van een zelf bedachte naam en de bankrekening van een derde. Door deze omstandigheden werd niet alleen uit het enkele plaatsen van de advertentie op [internetsitenaam] bij aangevers de indruk gewekt dat verdachte daadwerkelijk over de goederen beschikte, maar die indruk werd door verdachte door middel van het berichtenverkeer naar aanleiding van de advertenties bewust versterkt. Daarmee heeft verdachte naast de valse hoedanigheid van een betrouwbaar verkoper, in het geval van [aangever 10] tevens onder een valse naam, ook het vertrouwen gewekt dat na betaling van een overeengekomen prijs daadwerkelijk het betreffende goed zou worden verzonden. Door die combinatie van gedragingen zijn de aangevers bewogen tot de afgifte van een geldbedrag. Dit brengt mee dat de rechtbank voor deze aangevers komt tot na te melden bewezenverklaring.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op tijdstippen in de periode van 5 september 2016 tot en met 15 september 2016 te Utrecht en/of Bunschoten en/of Maarssen en/of Amsterdam en/of in Zelzate (België), telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, hierna te noemen aangevers/gedupeerden, te weten:
g) [aangever 7] (kaarten voor de Efteling à 50 euro)
h) [aangever 8] (kaarten voor de Efteling à 60 euro)
j) [aangever 10] (kaarten voor de Efteling à 100 euro)
heeft bewogen tot de afgifte van bovengenoemde geldbedragen door
- zich voor te doen als aanbieder en verkoper van bovengenoemde toegangsbewijzen voor pretparken, op de internetsite [internetsitenaam] en
- de indruk te wekken dat hij, verdachte, bovengenoemde toegangsbewijzen voor pretparken in het bezit had en
- met de aangevers/gedupeerden meermalen contact te onderhouden en overleg te voeren en informatie te verschaffen over de wijze van en het tijdstip en de betaling van die aangeboden toegangsbewijzen en
- een bankrekening, te weten [rekeningnummer 1] ten name van [verdachte] op te geven, waarop de te betalen aankoopbedragen konden worden overgeboekt en gestort en over welke rekening hij, verdachte, de beschikking had of
- ten aanzien van aangever/gedupeerde [aangever 10] gebruik te maken van een valse identiteit, te weten [A] , en de bankrekening van zogenoemde "katvanger", te weten: [rekeningnummer 2] t.n.v. [naam katvanger] en
- voornoemde aangevers/gedupeerde voor te houden dat hij, verdachte, bovengenoemde toegangsbewijzen voor pretparken, zou leveren na betaling/overschrijving op de bankrekeningen op naam van verdachte en/of bovengenoemde katvanger,
terwijl hij, verdachte niet in het bezit was van voornoemde toegangsbewijzen voor pretparken, waardoor bovengenoemde aangevers telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
t.a.v. feit 1
oplichting, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van 3 dagen.
De officier van justitie houdt hierbij met name rekening met de overschrijding van de redelijke termijn.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank zal aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week opleggen. De rechtbank legt hieronder uit waarom zij dat doet.
8.2.1
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting via [internetsitenaam] . Hij bood onder een valse hoedanigheid en valse naam toegangskaarten voor de Efteling aan en kwam – nadat dit goed aan de aangevers was verkocht en nadat de aangevers geld hadden overgeboekt – de afspraak om het goed toe te zenden, niet na. Hiermee heeft verdachte welbewust een ander benadeeld, kennelijk met geen ander doel dan zijn eigen geldelijk gewin. Aldus heeft verdachte het vertrouwen van de aangevers beschaamd en – meer in het algemeen – het vertrouwen aangetast dat personen dan wel bedrijven in elkaar moeten en kunnen hebben als ze onderling zaken met elkaar doen via websites zoals [internetsitenaam] . De rechtbank rekent dit verdachte aan.
8.2.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van 26 juli 2021., waaruit blijkt dat verdachte vaker is veroordeeld voor online fraude en andere vermogensdelicten. De rechtbank houdt er rekening mee dat artikel 63 Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
8.2.3
De overschrijding van de redelijke termijn
Een verdachte heeft recht op behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn om te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een (verdere) strafvervolging zou moeten leven. Die termijn begint te lopen op het moment dat verdachte in redelijkheid kan verwachten dat tegen hem vervolging wordt ingesteld. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van de zaak op de zitting dient te zijn afgerond met een einduitspraak van de rechtbank binnen twee jaar nadat de termijn is aangevangen. Verdachte is op 6 april 2017 voor verhoor ontboden bij de politie. De rechtbank doet uitspraak op 27 december 2021, wat een overschrijding van de redelijke termijn van ruim 2,5 jaar oplevert. De rechtbank is daarom van oordeel dat de redelijke termijn is geschonden. De rechtbank zal hiermee rekening houden bij de strafoplegging.
8.2.4
De straf
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat niet met een andere straf dan een gevangenisstraf kan worden volstaan. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week, in beginsel een passende en noodzakelijke bestraffing is. De rechtbank houdt echter rekening met de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn en de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Om die redenen zal de rechtbank aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van één week opleggen met een proeftijd van één jaar.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[aangever 1] , [aangever 4] , [aangever 5] , [aangever 6] , [aangever 7] , [aangever 9] , [aangever 10] en [aangever 11] hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat de vorderingen van [aangever 7] en [aangever 10] worden toegewezen. Ten aanzien van de overige gevoegde benadeelde partijen, vordert de officier van justitie deze vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren.
9.2
Het oordeel van de rechtbank
9.2.1
[aangever 1] , [aangever 4] , [aangever 5] , [aangever 6] , [aangever 9] en [aangever 11]
Gelet op de partiële vrijspraak voor feit 1 ten aanzien van aangevers [aangever 1] , [aangever 4] , [aangever 5] , [aangever 6] , [aangever 9] en [aangever 11] zal de rechtbank deze vorderingen niet-ontvankelijk verklaren.
9.2.2
[aangever 7] en [aangever 10]
De rechtbank stelt vast dat [aangever 7] en [aangever 10] schade hebben geleden als direct gevolg van het onder feit 1 bewezenverklaarde en dat verdachte aansprakelijk is voor deze schade.
[aangever 7]
vordert een bedrag van € 50,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde feit.
De vordering is onderbouwd en komt naar het oordeel van de rechtbank voor toewijzing in aanmerking.
De rechtbank zal de vordering toewijzen voor het volledige bedrag van € 50,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 september 2016 tot de dag van volledige betaling.
Als de in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangever 7] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 50,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 september 2016 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 1 dag gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als verdachte aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.
[aangever 10]
vordert een bedrag van € 300,00. Dit bedrag bestaat uit € 100,00 materiële schade en € 200,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde feit.
Materiële schade
De vordering is onderbouwd en komt naar het oordeel van de rechtbank voor toewijzing in aanmerking.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106, eerste lid en onder b, van het Burgerlijk Wetboek, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien hij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van de onder een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen (vgl. HR 8 december 2020, ECLI:NL:HR:2020: 1955).
[aangever 10] heeft niet aangetoond dat er sprake is van geestelijk letsel en ook anderszins niet met concrete gegevens onderbouwd dat hij "op andere wijze in zijn persoon is aangetast". Oplichting is ook niet een feit waarbij de nadelige gevolgen voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat daarvoor immateriële schadevergoeding kan worden toegekend. De rechtbank zal daarom dit deel van de vordering afwijzen.
De rechtbank zal de vordering toewijzen voor een bedrag van € 100,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 september 2016 tot de dag van volledige betaling.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij , zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangever 10] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 100,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 september 2016 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 2 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als verdachte aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder feit 1 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast;
  • stelt daarbij een proeftijd van 1 (één) jaar vast;
  • als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partijen [aangever 1] , [aangever 4] , [aangever 5] , [aangever 6] , [aangever 9] , en [aangever 11]
- verklaart [aangever 1] , [aangever 4] , [aangever 5] , [aangever 6] , [aangever 9] , en [aangever 11] niet-ontvankelijk in hun vordering;
Benadeelde partij [aangever 7]
  • wijst de vordering van [aangever 7] toe tot een bedrag van € 50,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangever 7] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 september 2016 tot de dag van volledige betaling;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 7] aan de Staat € 50,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 september 2016 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [aangever 10]
  • wijst de vordering van [aangever 10] toe tot een bedrag van € 100,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangever 10] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 september 2016 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • wijst de vordering van [aangever 10] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 10] aan de Staat € 100,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 september 2016 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 2 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • .
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Schothorst, voorzitter, mrs. N.M. Spelt en A.A.T. Werner, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Neijenhuis, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 december 2021.
Mr. S.M. Schothorst is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 maart 2016 tot en met 20 september 2016 te Nieuwegein en/of Utrecht en/of IJsselstein en/of Houten en/of Bunschoten en/of Maarssen en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of, in elk geval in Nederland en/of in Zelzate, in elk geval in België, (telkens) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door één of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, hierna te noemen aangevers/gedupeerden, te weten:
a. a) [aangever 1] (kaarten voor de wedstrijd Feyenoord – Utrecht à 52,50 euro)
b) [aangever 2] (kaarten voor de wedstrijd Feyenoord - Utrecht à 47,50 euro)
c) [aangever 3] (kaarten voor de wedstrijd Feyenoord – Utrecht à 147,50 euro)
d) [aangever 4] (kaarten voor de wedstrijd Feyenoord – Utrecht à 380 euro)
e) [aangever 5] (kaarten voor de wedstrijd Feyenoord – Utrecht à 210 euro)
f) [aangever 6] (kaarten voor de Efteling à 35 euro)
g) [aangever 7] (kaarten voor de Efteling à 50 euro)
h) [aangever 8] (kaarten voor de Efteling à 60 euro)
i. i) [aangever 9] (kaarten voor Walibi-Flevoland à 45 euro)
j) [aangever 10] (kaarten voor de Efteling à 100 euro)
k) [aangever 11] (kaarten voor de Efteling à 50 euro)
l) [aangever 12] (kaarten de wedstrijd Feyenoord - Utrecht à 47,50 euro)
heeft bewogen tot de afgifte van bovengenoemde geldbedragen, in elk geval van enig goed, door
- zich voor te doen als aanbieder en/of verkoper van bovengenoemde toegangsbewijzen voor voetbalwedstrijden en/of pretparken, op de internetsite [internetsitenaam] en/of
- de indruk te wekken dat hij, verdachte, bovengenoemde toegangsbewijzen voor voetbalwedstrijden en/of pretparken in het bezit had en/of
- met de aangevers/gedupeerden (meermalen) contact te onderhouden en/of overleg te voeren en/of informatie te verschaffen over de wijze van en/of het tijdstip en/of de betaling van die aangeboden toegansbewijzen en/of
- bankrekeningen, te weten [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 3] ten name van [verdachte] op te geven, waarop de te betalen aankoopbedragen konden worden overgeboekt en/of gestort en over welke rekening hij, verdachte, de beschikking had en/of
- ten aanzien van aangever/gedupeerde [aangever 10] gebruik te maken van een (valse) identiteit, te weten [A] , en de bankrekening van (zogenoemde "katvangers"), te weten: [rekeningnummer 2] t.n.v. [naam katvanger] en/of
- voornoemde aangevers/gedupeerde voor te houden dat hij, verdachte, bovengenoemde toegangsbewijzen voor voetbalwedstrijden en/of pretparken, zou leveren na betaling/overschrijving op de bankrekeningen op naam van verdachte en/of bovengenoemde katvanger,
terwijl hij, verdachte niet in het bezit was van voornoemde toegangsbewijzen voor voetbalwedstrijden en/of pretparken, waardoor bovengenoemde aangever(s) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 september 2016 tot en met 9 oktober 2016 te Nieuwegein, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door één of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, hierna te noemen aangever/gedupeerde, te weten [aangever 13] , heeft bewogen tot afgifte van enige goed, te weten 150 euro, door
- zich voor te doen als bonafide klusjesman en/of
- bij aangever/gedupeerde een afspraak te maken en de te verrichten werkzaamheden te bespreken en/of
- met aangever/gedupeerde een overeenkomst aan te gaan voor deze werkzaamheden en/of
- aan aangever/gedupeerde een aanbetaling en/of een voorschot voor aan te schaffen bouwmaterialen te vragen en te ontvangen op bankrekening [rekeningnummer 1] t.n.v. [verdachte] , en/of
- na deze aanbetaling en dit ontvangen voorschot de overeengekomen werkzaamheden niet te verrichten onder vermelding van telkens wisselende en/of leugenachtige redenen en/of
- na het verzoek van aangever/gedupeerde tot teruggave van de aanbetaling, de indruk gewekt dat hij, verdachte, het bedrag zou terugstorten aan aangever/gedupeerde,
waardoor voornoemde aangever/gedupeerde werd bewogen tot bovenomschreven
afgifte.
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht )