Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
hierna: verdachte.
1.De onderdelen van het vonnis die moeten worden hersteld
2.De beslissing
- wijst de vordering van [A] toe tot een bedrag van € 1.394,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2020;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 1] ;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] € 1.394,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2020, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 23 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
- wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 1.394,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2020;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 1] ;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] € 1.394,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2020, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 23 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
hierna: verdachte.
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.WAARDERING VAN HET BEWIJS
5.BEWEZENVERKLARING
6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
8.OPLEGGING VAN STRAF
9.BESLAG
10.BENADEELDE PARTIJ
,NJ 2012/ 410, ECLI:NL:HR:2012:BW1519).
11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
- 36b, 36c, 36d, 36f, 45, 57, 63, 285, 300, 304, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie
12.BESLISSING
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 (twee) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- wijst de vordering van [A] toe tot een bedrag van € 1.394,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2020;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 1] ;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] € 1.394,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2020, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 23 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.