ECLI:NL:RBMNE:2021:681

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
16/132015-20 en 16/241588-19 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging en voorhanden hebben van vuurwapens en munitie

Op 23 februari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van bedreiging en het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1965, meerdere bedreigingen heeft geuit aan het adres van zijn ex-vrouw, een inwonende man en een overbuurvrouw. De bedreigingen waren van zodanige aard dat de slachtoffers vreesden voor hun leven. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van verschillende vuurwapens, waaronder een revolver en een stroomstootwapen, evenals munitie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft daarnaast een TBS-maatregel met voorwaarden opgelegd. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de rechtbank niet tot een schadevergoeding kon komen op basis van de bewezen feiten. De rechtbank heeft ook een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, die direct uitvoerbaar is, om de veiligheid van de slachtoffers te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/132015-20 en 16/241588-19 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 februari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1965 ] te [geboorteplaats] ,
thans verblijvend in Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 augustus 2020, 17 november 2020 en 9 februari 2021. Op laatstgenoemde terechtzitting heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E. ter Braak en van hetgeen verdachte en mr. D.M. Penn, advocaat te Maastricht, naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen door of namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de terechtzitting van 9 februari 2021 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/132015-20:
feit 1:
in de periode van 1 januari 2016 tot en met 15 mei 2020 te Maarn op meerdere momenten [slachtoffer 1] heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden;
feit 2:
in de periode van 1 januari 2016 tot en met 15 mei 2020 te Maarn op meerdere momenten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd;
feit 3:
op of omstreeks 1 januari 2020 tot en met 18 september 2020 te Maarn onder andere vuurwapens, een onderdeel van een vuurwapen, een stroomstootwapen en munitie voorhanden heeft gehad.
16/241588-19:
in de periode van 23 juli 2019 tot en met 24 juli 2019 te Maarn een (incompleet) gasrevolver, een alarmpistool, diverse onderdelen van vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Enkel voor het onder 16/241588-19 ten laste gelegde alarmpistool van het merk Mondial dient volgens de officier van justitie vrijspraak te volgen omdat dit pistool geen wapen betreft als bedoeld in de Wet wapens en munitie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal vrijgesproken dient te worden.
De door de raadsman gevoerde standpunten en verweren worden hierna bij de overwegingen van de rechtbank besproken. Standpunten en verweren die niet van belang zijn voor de beoordeling van de rechtbank, worden niet besproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van het onder 16/132015-20 feit 1 ten laste gelegde
In de tenlastelegging is onder feit 1 dwang ten laste gelegd. Het in artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) opgenomen misdrijf dwang is – evenals het misdrijf bedreiging (artikel 285 Sr) – ondergebracht in het tweede boek van het Wetboek van Strafrecht, Titel XVIII. Deze titel draagt als opschrift “Misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid”. Is het voor het bewijs van het misdrijf bedreiging voldoende dat de door de verdachte verrichte gedraging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee is gedreigd ook zou worden gepleegd, voor het bewijs van strafbare dwang is meer vereist. Voor het aannemen van het in deze bepaling strafbaar gestelde dwingen dient vastgesteld te worden dat de verdachte - zonder dat hij daartoe bevoegd was - door het toepassen van dwangmiddelen opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer in zijn wilsvorming is beïnvloed doordat hij, anders dan overeenkomstig de eigen vrije wil, door die dwang iets heeft gedaan, niet heeft gedaan of heeft geduld. Dit betekent dat pas sprake is van strafbare dwang wanneer iemand daadwerkelijk is gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden en dat er een causaal verband moet bestaan tussen de toegepaste dwangmiddelen en het gevolg.
Bij de beoordeling van het bewijs komt betekenis toe aan de aard van de handelingen, de context waarin deze zijn verricht, het subject van die handelingen en de positie van het (vermeende) slachtoffer.
In dit geval is komen vast te staan dat verdachte en zijn vrouw eind jaren negentig met elkaar getrouwd zijn en dat dit huwelijk met de jaren steeds slechter is geworden. Uit het dossier is gebleken dat verdachte dwingend en manipulatief was in de richting van zijn vrouw. Ook kon hij hierbij schelden en schreeuwen. Dat zijn vrouw dit als heel vervelend heeft ervaren blijkt uit het dossier. De rechtbank acht echter niet bewezen dat verdachte zich met zijn gedragingen in de richting van zijn vrouw schuldig heeft gemaakt aan strafbare dwang als bedoeld in artikel 284 Sr. Niet is gebleken dat verdachte met zijn gedragingen de wilsvorming van zijn vrouw zo heeft beïnvloed dat zij anders heeft gehandeld of kon handelen dan overeenkomstig haar vrije wil.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 16/132015-20 feit 1 ten laste gelegde.
4.3.2
Beoordeling van het onder 16/132015-20 feiten 2 en 3 en 16/241588-19 ten laste gelegde
Bewijsmiddelen [1]
T.a.v. 16/132015-20 feit 2:
De verklaring van [slachtoffer 1] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Verhoordatum 15 mei 2020.
De naam van mijn man is [verdachte] (…). (…) Tien jaar geleden zijn [verdachte] en ik op de [adres] in [woonplaats] gaan wonen. (…) Afgelopen maandag (…) vroeg ik aan [verdachte] waarom er een wapen in huis was. Hij zei dat als [A] terug zou komen, hij zijn kop eraf zou schieten. [2] (…) Hij heeft in het verleden vaker gezegd dat hij familie kapot zou schieten en daarna mij. (…) Als ik op het verkeerde moment, in zijn ogen wat zei, zei hij: “Zwijg anders sla ik je in elkaar.” [3]
Ik zat erbij toen [A] en [verdachte] aan het telefoneren waren en dat [verdachte] tegen [A] riep dat hij zijn kop eraf zou schieten en hem in elkaar zou slaan en dat soort taal. Dat was begin mei. (…) Dat ik hem hoorde roepen (…) dat hij mijn moeder, de kinderen, mij en daarna zichzelf zou doodschieten is al wel iets langer geleden. Dat was vorig jaar in 2019. [4]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] “uitlezen telefoon Samsung Galaxy A71” voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
De telefoon van [verdachte] is in beslaggenomen ten behoeve van het onderzoek. Dit betreft een Samsung Galaxy A71. Ik bekeek de telefoon op mogelijk relevante inhoud. (…) In de telefoon staan onder “Audio” 1165 bestanden, waarvan bijna alles opgenomen (telefoon)gesprekken betreft. Hieronder volgen relevante gesprekken: [5]
d.d. 2 maart 2019 gesprek met [B] (gespreksnr. 103):
[verdachte] is bij Antwerpen, op weg om ze allemaal kapot te schieten. (…) [verdachte] zegt nogmaals dat hij ze allemaal kapot gaat schieten. [6]
De verklaring van [slachtoffer 2] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
In juli 2016 ben ik bij [verdachte] en zijn partner [slachtoffer 1] ingetrokken. (…) [verdachte] heeft tegen mij gezegd: “als je ooit weg gaat hier, ik weet je altijd te vinden. Ook al ga je naar Madagascar, je gaat hartstikke dood.” Ik ben bang dat hij dit ten uitvoer brengt mede omdat hij vuurwapens in huis heeft liggen. [7]
De verklaring van [slachtoffer 3] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Ik doe bij deze aangifte van bedreiging (…) gedaan door mijn overbuurman [verdachte] .
Ik woon op de [adres] te [woonplaats] . Op 23 december 2019 werd aan de deur gebeld. Ik deed open en zag en hoorde dat [verdachte] bij mij voor de deur stond. Hij was razend. Ik hoorde dat hij al schreeuwend tegen mij heeft gezegd: “Ik krijg je nog wel een keer te pakken en ga je wat aan doen” of woorden van gelijke strekking. (…) Op 6 januari 2020 werd er aan de voordeur gebeld. Ik heb open gedaan en zag dat ook nu weer een boze, eigenlijk razende, [verdachte] voor de deur stond. Ik hoorde hem schreeuwen van: “Als je weer contact met [A] hebt, dan pak ik je” of woorden van gelijke strekking. (…) ik zag dat [verdachte] een slaande beweging maakte in mijn richting. (…) hij sloeg met zijn vuist/hand tegen de ruit van de voordeur. (…) De volgende dag zag ik dat er een barst in de ruit zat (…) waar [verdachte] tegen geslagen had. [8]
De verklaring van [getuige 1] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 23 december 2019 ging ik (…) op bezoek bij [slachtoffer 3] . Ik stond nog met haar in de gang van haar huis te praten omdat ik net aankwam toen ik de deurbel weer hoorde gaan. Ik zag dat [slachtoffer 3] de voordeur open deed en zag en hoorde toen een man direct hard dreigende taal uitslaan. (...) De exacte woorden weet ik niet meer maar ik herinner mij dat het erg dreigend over kwam, zo zei hij iets als: "ik kom je opzoeken", of woorden van gelijke strekking. (...) [slachtoffer 3] vertelde mij vertelde mij dat dit de overbuurman was (…). [9]
16/132015-20 feit 3:
De verklaring van verdachte voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Ik was in de ten laste gelegde periode van 1 januari 2020 tot en met 18 september 2020 woonachtig op de [adres] te [woonplaats] . [10]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op vrijdag 15 mei 2020, omstreeks 13.00 uur was ik, verbalisant [verbalisant 2] op de [straat] perceelnummer [nummer] in [woonplaats] , in verband met een zoeking op grond van de wet wapens en munitie. (…) Linksachter in de schuur (…) zag ik dat, aan de linkerzijde van de draaibank tussen het onderstel, een blauwkoffertje lag. Ik heb vervolgens, na controle vastgesteld, dat in dit koffertje een op een revolver gelijkend vuurwapen zat. Ik heb vervolgens dit wapen overgedragen aan collega [verbalisant 3] van de district recherche Oost-Utrecht. [11]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] “doorzoeking ter inbeslagneming” voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op vrijdag 15 mei 2020 is er binnengetreden in een woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . Tijdens de doorzoeking werd het volgende aangetroffen en in beslag genomen:
- Een op een revolver gelijkend vuurwapen. Merk Röhn.
- Taser. Aangetroffen in ruimte B (werkplaats) Op de werkbank in het midden van de ruimte. In een openstaande doos.
- Doosje met munitie. Aangetroffen in ruimte B (werkplaats) Aangetroffen in een kast aan de
linkerzijde van de werkplaats.
- Knalpatroon. Aangetroffen in ruimte A (woonkeuken). Aangetroffen in een doos op tafel. [12]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 28 mei 2020 werd door mij in het kader van de Wet wapens en munitie een nader onderzoek aan deze voorwerpen ingesteld, waarbij het onderstaande werd bevonden.
1.
SIN: AALK7876NL
Wapen: vuurwapen, gasrevolver
Categorie: III sub I
Het voorwerp betreft een vuurwapen, gasrevolver, merk Röhm, model RG59, kaliber 9mm R.K, voorzien van het wapennummer [wapennummer] . (…) Deze gasrevolver is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
2.
SIN: AALK7875NL
Munitie: 27 scherpe patronen
Bovengenoemde scherpe patronen kaliber 9mm Br.C (=9x17mm), merk S&B, zijn munitie bestemd of geschikt om een projectiel door middel van dit vuurwapen en elk ander scherpschietend vuurwapen kaliber 9x17mm af te schieten.(…) De patronen zijn munitie in de zin van artikel 1 aanhef onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie. [13]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Naar aanleiding van de onder dit proces aangetroffen en in beslag genomen voorwerpen is door mij in het kader van de Wet wapen en munitie, een nader onderzoek aan deze voorwerpen ingesteld, waarbij het onderstaande werd bevonden.
1.
Goednummer: PL0900-2020147885-2629539
SIN: AAMT8095NL
Munitie: scherpe patroon
Categorie: III
Bovengenoemde scherpe knalpatroon kaliber .22 Long Knal, merk Gorazde, is munitie (losse flodders) bestemd of geschikt om door middel van een (vuur)wapen kaliber .22 Long af te schieten (…) Derhalve is deze patroon munitie in de zin van artikel 1 aanhef onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.
2.
Goednummer: PL0900-2020147885-2629537
SIN: AAMT8094NL
Wapen: stroomstootwapen
Categorie: II sub 5
Bovenvermeld voorwerp is een stroomstootwapen in de vorm van een zaklamp. Dit stroomstootwapen is zwart van kleur en is voorzien van het opschrift "15000W". (…) Genoemd stroomstootapparaat is een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie II onder 5 van de Wet wapens en munitie. [14]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] “doorzoeking ter inbeslagneming” voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op woensdag, 3 juni 2020, omstreeks 11:15 uur, werd door mij, verbalisant, voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in een woning, gelegen aan de [adres] te [woonplaats] .
Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen:
• Doosje met vuurwapen [wapennummer] PTB 639 cal. 9 mm P.A.K. en twee patronen, op werkbank in achterste deel van werkplaats;
• Doosje met ca. 50 stuks Solid .22 patronen Eley High Velocity, in tasje in kast in achterste deel van werkplaats;
• Vier scherpe patronen S&B 9 mm, in (zelfde) tasje in kast in achterste deel van werkplaats;
• Een scherp patroon S&B 9 mm, in bakje op werkbank in voorste gedeelte werkplaats;
• Twee scherpe patronen F .22, in blauw bakje op werkbank in achterste gedeelte werkplaats;
• Vier knalpatronen .22, in (zelfde) blauw bakje op werkbank in achterste gedeelte werkplaats;
• Zwart koffertje met sticker 315-auto cal. 8 mm K. met een patroonhouder, op zolder boven werkplaats. [15]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Naar aanleiding van de onder dit proces aangetroffen en in beslag genomen voorwerpen is door mij in het kader van de Wet wapen en munitie, een nader onderzoek aan deze voorwerpen ingesteld, waarbij het onderstaande werd bevonden.
1.
Goednummer: PL0900-2020147885-2638818
SIN: AAMT8463NL
Wapen: vuurwapen, pistool
Categorie: III
Bovengenoemd voorwerp is van origine een gaspistool, merk Reck, model Goliath, kaliber 9mm en voorzien van het wapennummer [wapennummer] . (…) Dit pistool is een vuurwapen in de zin van artikel l onder 3 gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
2.
Goednummer: PL0900-2020147885-2638892
SIN: AAMT8458NL
Wapen: onderdeel pistool (patroonmagazijn (…))
Categorie: III
Bovenvermeld voorwerp is een patroonmagazijn kaliber 9mm, merk BBM, zijnde een wezenlijk en specifiek onderdeel van een wapen als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Wet wapens en munitie. (…) dit patroonmagazijn is een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III (…) van de Wet wapens en munitie.
3.
Goednummers:
PL0900-2020147885-2638881 (a),
PL0900-2020147885-2638905 (b),
PL0900-2020147885-2638962 (c),
PL0900-2020147885-2638967 (d),
PL0900-2020147885-2638968 (e) en
PL0900-2020147885-2641384 (f)
SIN: AAMT8459NL (a), AAMT8461NL (b), AAMT8462NL (c),
AAMT8460NL (d), AAMT8465NL (e) en AAMT8464NL (f).
a. 50 scherpe patronen kaliber .22 short, merk Eley, verpakt in een doosje.
b. 4 scherpe patronen kaliber 9mm, merk S&B.
c. 4 scherpe knalpatronen kaliber .22 knall.
d. 2 scherpe patronen kaliber .22lr, merk Federal.
e. 1 scherpe patroon kaliber 9mm, merk S&B.
f. 2 scherpe knalpatronen kaliber .22 knall.
Derhalve zijn deze patronen munitie in de zin van artikel 1 aanhef onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie. [16]
De verklaring van [getuige 2] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Verhoordatum: 30 juni 2020
Afgelopen zondag, een week geleden werd ik door [verdachte] gebeld. (…) Hij zat momenteel in de gevangenis. (...) [verdachte] vroeg mij om de video en geluidsopnames op te halen (…). [verdachte] heeft mij daar een paar keer over gebeld. De geluids- en video opnames zouden achter een verwarming liggen in een schuur bij [verdachte] thuis. Ik moest volgens mij de schuur inlopen, de trap op deur door en dan kom je in de badkamer. In de badkamer was een radiator waar het achter zou liggen. (...) Ik ben naar de woning van [verdachte] gereden. (…) Ik liep naar de schuur, terwijl ik [verdachte] nog aan de lijn had. (…) Ik liep de badkamer in en trok de verwarming van de muur. Achter de verwarming lag echter niets. [verdachte] vertelde mij dat "het" beneden lag. Ik ben vervolgens weer de trap afgelopen naar beneden toe. Onder de trap was nog een radiator. Ik moest deze verwarming wegtrekken. Achter de verwarming was een gipsplaten muur. Ik moest de gipsplaat ook wegtrekken. (…) Nadat ik de gipsplaat had weggetrokken, zag ik een wit plastic zakje liggen. Ik zag al dat het om een pistool ging wat er in de zak zat. Ik heb het zakje onder mijn vest gestopt. (....) Ik ben naar huis gegaan. (…) Ik heb het pistool op zolder, ter hoogte van het dakraam onder de dakpannen verstopt. (…). [17]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 29 juni 2020 (…) kregen wij de melding om te gaan naar de [adres] in [woonplaats] . Het is bekend dat op dit adres [verdachte] woonde voordat hij in bewaring werd gesteld. (…) Ik hoorde vervolgens dat er een man in de woning aan de [straat] zou zijn geweest welke daar geen toestemming voor zou hebben gehad. De man zou zijn overlopen door de vrouw van [verdachte] , [slachtoffer 1] , welke hem herkende als [getuige 2] . (…) Op het politiebureau (…) verklaarde [getuige 2] dat hij inderdaad een vuurwapen uit de woning van [verdachte] had weggenomen en dat hij deze had verstopt op de zolder in zijn woning (…) Vervolgens ben ik samen met collega [verbalisant 6] naar de woning van [getuige 2] gegaan. (…) Wij troffen geheel op de juiste plek een vuurwapen aan. Ik zag dat het vuurwapen in een witte plastic tas zat en dat deze tussen de dakbedekking naast het dakraam was gestopt. Het vuurwapen is door de collega van de forensische opsporing ontladen, zes patronen kwam uit de patroonhouder en één uit de kamer wat duidelijk maakte dat het wapen volledig doorgeladen was. [18]
De tapgesprekken tussen [getuige 2] en [verdachte] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
d.d. 29 juni 2020, 18:12:00 uur, duur: 00:14:26 uur
(…) Er is een hoop gerommel hoorbaar en dan geeft [getuige 2] aan dat hij binnen is, boven aan de trap. [A] heeft hem gezien. [verdachte] vraagt of hij de verwarming ziet. Die ziet hij. Van [verdachte] moet hij daar een sterke ruk aan geven. Al die gipsplaten moet hij dan wegrukken en die plastictas pakken en wegwezen. [getuige 2] doet dat, maar ziet geen plastic tas. [verdachte] vraagt waar hij is en zegt dat hij beneden moet zijn, bij de autobanden. Onder de trap. [verdachte] zegt [getuige 2] op te schieten. [verdachte] vraagt of hij beneden die verwarming ziet hangen. Die ziet [getuige 2] en heeft hij zojuist van de muur getrokken. Daarachter ziet hij inderdaad een plastic zak. [verdachte] gebiedt hem meteen weg te wezen. [19]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Naar aanleiding van de onder dit proces aangetroffen- en in beslag genomen voorwerpen is door mij in het kader van de Wet wapens en munitie een nader onderzoek aan deze voorwerpen ingesteld, waarin het onderstaand werd bevonden.
1.
Goednummers: PL0900-2020207166-2653188 (pistool)
PL0900-2020207166-2653293 (patroonmagazijn)
SIN: AANP2645NL (pistool) en
AANP2648NL (patroonmagazijn)
Wapen: vuurwapen, pistool Categorie: III
Bovengenoemd voorwerp is een vuurwapen, pistool, merk FN, model 1922, kaliber 9x17mm, voorzien van het wapennummer [wapennummer] . (…) Dit pistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens
en munitie.
Het is derhalve niet uit te sluiten dat dit pistool is samengesteld uit 2
verschillende vuurwapens.
2.
Goednummers: PL0900-2020207166-2653297 (1x) en
PL0900-2020207166-2653285 (6x)
SIN: AANP2644NL (1x) en AANP2647NL (6x)
Munitie: 7 scherpe patronen
Categorie: III
Bovengenoemde scherpe patronen kaliber 9mm, merk S&B zijn munitie bestemd of geschikt om een projectiel door middel van dit vuurwapen en elk ander scherpschietend vuurwapen kaliber 9x17mm af te schieten. Deze patronen zaten in de kamer (lx) en het patroonmagazijn (6x) van dit vuurwapen. Deze patronen zijn munitie in de zin van artikel l aanhef onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie. [20]
T.a.v. 16/241588-19: [21]
De bevindingen van [verbalisant 6] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 23 juli 2019 omstreeks 23.08 uur kregen wij de opdracht om te gaan naar de [adres] in [woonplaats] . Hier zou een man in een psychose zitten en vervolgens de woning verlaten hebben. Deze man zou mogelijk in het bezit zijn van een vuurwapen.
Deze man bleek later te zijn: [verdachte] , geboren op [1965 ] te [geboorteplaats] . (...) Op dinsdag 23 juli 2019 omstreeks 23.47 uur zat ik met de verdachte op de achterbank van ons dienstvoertuig. Ik zei tegen de verdachte dat hij niet verplicht was om antwoord te geven op de vragen die ik aan hem stelde. Vervolgens vroeg ik of hij in
het bezit was van een vuurwapen en waar wij deze konden vinden. Ik hoorde dat de verdachte zei dat hij achter in zijn schuur een vuurwapen met munitie had liggen. Ik hoorde dat het vuurwapen in een wit tonnetje op de achterste werkbank in de schuur zou liggen.
(...) [22]
De bevindingen van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 24 juli 2019 (…) stelden wij een onderzoek in de schuur van perceel [adres] te [woonplaats] . Aangezien de schuur zodanig groot was en er meerdere werkbanken aanwezig waren, zoals ik zag, namen we telefonisch contact op met collega [verbalisant 6] die de verdachte vervoerde.
Naar aanleiding van onze vragen kregen wij telefonisch van verdachte [verdachte] te horen waar de onderdelen zouden liggen. Ook hoorde ik dat er munitie te vinden was in een andere werkbank. Op aanwijzen van verdachte [verdachte] troffen we op twee verschillende plekken onderdelen van vuurwapens aan en munitie. De onderdelen van de revolvers lagen in een lade van één der aanwezige houten werkbanken. Na het opentrekken van die lade zag ik de onderdelen liggen tussen allerlei andere goederen.
De munitie, éénenveertig 9 mm knalpatronen en zeven scherpe .22 patronen werden in een andere werkbank gevonden. Zoals ik hoorde gaf verdachte [verdachte] telefonische aanwijzingen waar de munitie te vinden was en ik zag dat op die aangewezen plekken inderdaad munitie lag. [23]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Naar aanleiding van de onder dit proces aangetroffen en in beslag genomen voorwerpen, is door mij in het kader van de Wet wapens en munitie een nader onderzoek aan deze voorwerpen ingesteld, waarbij het onderstaande werd bevonden.
1.
Goednummer: PL0900-2019220992-2459802
SIN: AAMT4784NL
Wapen: onderdeel kogelgeweer, een loop met kast en trekkergroep en een grendel
Categorie: III
De voorwerpen betreffen een loop met kast, trekkergroep en grendel kogelgeweer van een onbekend merk, model M1 Carbine, kaliber. 30 (…). (…) een loop, een kast en een grendel zijn een vuurwapen als bedoeld in artikel 2 lid 1, categorie III van de Wet wapens en munitie.
2.
Goednummer: PL0900-2019220992-2459152
SIN: AAMT4780NL
Wapen: onderdeel revolver, een loop
Categorie: III
Dit voorwerp betreft een loop van een revolver van het merk Röhm, model 61 en is van het kaliber .22. (…) Een loop is een vuurwapen als bedoeld in artikel 2 lid 1, categorie III.
3.
Goednummer: PL0900-2019220992-2459152
SIN: AAMT4780NL
Wapen: vuurwapen, incomplete revolver
Categorie : III
Dit voorwerp is een incomplete, van origine, gas revolver, merk Smith en Wesson, model 36 Chiefs Special, kaliber 6mm Flobert. (…) Deze revolver is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
4 .
Goednummer: PL0900-2019220992-2459152
SIN: AAMT4780NL
Wapen: vuurwapen, gasrevolver
Categorie: III
Dit voorwerp is een incomplete gasrevolver van het merk Reck, model 36 Chiefs Special, kaliber 6mm Flobert, voorzien van het wapennummer [wapennummer] . Deze gasrevolver is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
6.
Goednummer: PL0900-2019220992-2459153
SIN: AAMT4782NL
Munitie: 7 scherpe patronen
Categorie: III
Dit zijn 7 scherpe patronen kaliber .22 LR, merk Federal. Deze patronen zijn munitie in de zin van artikel 1 aanhef onder 4, artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.
7.
Goednummer: PL0900-2019220992-2459154
SIN: AAMT4781NL
Munitie: 41 scherpe knal patronen
Categorie: III
Dit zijn 41 scherpe knalpatronen kaliber 9 mm Knall, merk SK. Deze patronen zijn munitie in de zin van artikel 1 aanhef onder 4, artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie. [24]
De verklaring van verdachte voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Dat kapot gezaagde wapen is al jaren in huis. (…) Die 9 mm knalpatronen heeft [C] voor mij en de hond gekocht. [25]
Overwegingen
T.a.v. 16132015-20 feit 2:
A.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal vrijgesproken dient te worden van het onder 2 ten laste gelegde. Hiertoe heeft hij – kort gezegd – betoogd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onvoldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en overweegt hieromtrent als volgt.
De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vinden niet alleen steun in elkaars verklaringen, maar deze verklaringen omtrent de bedreigingen worden daarnaast ondersteund door de door verdachte gevoerde telefoongesprekken. De rechtbank acht de geuite bedreigingen jegens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dan ook bewezen, zoals deze hieronder in rubriek 5 bewezen worden verklaard.
B.
Volgens de raadsman leveren de ten laste gelegde bewoordingen jegens [slachtoffer 3] geen bedreiging op, zoals bedoeld in artikel 285 Sr.
Met betrekking tot de ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer 3] volgt uit de bewijsmiddelen dat [slachtoffer 3] heeft verklaard dat verdachte op 23 december 2019 en 6 januari 2020 bij haar aan de deur is geweest. Op eerstgenoemde datum heeft verdachte toen tegen haar gezegd “Ik krijg je nog wel een keer te pakken en ga je wat aan doen”. De verklaring van [slachtoffer 3] omtrent de gebeurtenis op 23 december 2019 vindt steun in de verklaring van [getuige 1] , die op dat moment bij [slachtoffer 3] in de woning aanwezig was. Op 6 januari 2020 zag [slachtoffer 3] verdachte weer voor haar deur staan en hoorde hem schreeuwen: “Als je weer contact met [A] hebt dan pak ik je”. Ze zag vervolgens dat verdachte een slaande beweging in haar richting maakte, waarbij verdachte de ruit van de voordeur raakte. Later zag zij dat er een barst in de ruit zat.
De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van [slachtoffer 3] , daar deze voor wat betreft het gebeuren en geuite bewoordingen op 23 december 2019 steun vindt in de verklaring van [getuige 1] en overigens ook geen redenen zijn gebleken waarom zij over verdachte ten onrechte belastend zou verklaren. Hiermee stelt de rechtbank vast dat verdachte de ten laste gelegde bewoordingen:
“Als je weer contact met [A] hebt dan pak ik je”heeft geuit.
Omtrent deze geuite bewoordingen is de rechtbank van oordeel dat, tenzij blijkt van bijzondere omstandigheden, deze bewoordingen objectief bezien niet kunnen worden aangemerkt als “bedreigend met enig misdrijf tegen het leven gericht” of met “zware mishandeling.” Van deze bijzondere omstandigheden is in dit geval echter sprake. De geuite bewoordingen werden immers op 6 januari 2020 gevolgd door een slaande beweging in de richting van het slachtoffer en verdachte kort daarvoor nog tegen haar had gezegd “Ik krijg je nog wel een keer te pakken en ga je wat aan doen”. Daarbij dient in ogenschouw te worden genomen dat het slachtoffer een 80-jarige bejaarde vrouw is, waarvan mag worden aangenomen dat zij fysiek kwetsbaar is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de geuite bewoordingen jegens [slachtoffer 3] in die omstandigheden van zodanige aard zijn dat die bij [slachtoffer 3] de redelijke vrees hebben doen ontstaan dat zij het slachtoffer zou worden van zware mishandeling.
T.a.v. 16/132015-20 feit 3 en 16/241588-19:
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal vrijgesproken dient te worden van het onder 16/132015-20 feit 3 en 16/241588-19 ten laste gelegde. Hiertoe heeft hij betoogd dat de aangetroffen wapens en munitie niet van verdachte zijn, dat verdachte hier geen weet van heeft gehad en dat hij hierover nimmer beschikkingsmacht heeft gehad.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op aanwijzen van verdachte (onderdelen van) wapens en munitie bij hem thuis en in zijn schuur zijn aangetroffen. Verder blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte [getuige 2] opdracht heeft gegeven om een voorwerp bij hem op te halen. Dit voorwerp bleek een plastic zak te zijn met daarin een vuurwapen en munitie. Dat verdachte dan geen weet heeft gehad van de aangetroffen (onderdelen van) vuurwapens, wapens en munitie acht de rechtbank ongeloofwaardig. De rechtbank acht de feiten dan ook wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat verdachte partieel vrijgesproken zal worden van het bezit van een alarmpistool (16/241588-19). Dit voorwerp is onder de aangetroffen omstandigheden geen wapen in de zin van de Wet wapens en munitie.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/132015-20:

2.omstreeks 1 januari 2016 tot en met 15 mei 2020 in Nederland,

[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door:- die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: “Zwijg, anders sla ik je in elkaar en “Ik schiet je familie kapot en daarna jou”, althans woorden van gelijkende dreigende aard en/of strekking en- die [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: “Als je ooit weg gaat hier, ik weet je altijd te vinden, je gaat hartstikke dood”, althans woorden van gelijkende dreigende aard en/of strekking
en
[slachtoffer 3] heeft bedreigd met zware mishandeling, door:
- die [slachtoffer 3] de woorden toe te voegen ‘Als je weer contact met [A] hebt dan pak ik je’ althans woorden van gelijkende dreigende aard en/of strekking.
3.
omstreeks 1 januari 2020 tot en met 18 september 2020 te Maarn- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, teweten: een vuurwapen, merk/type: Röhm RG 59, kaliber: 9mm (wapennummer[wapennummer] ), zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten: een vuurwapen, merk/type: Reck/Goliath, kaliber: 9mm (wapennummer [wapennummer] ), zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten: een vuurwapen, merk/type: FN/1922, kaliber: 9xl7mm (wapennummer [wapennummer] ), zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en- een onderdeel van een wapen van categorie III, onder 1 en 4 van de Wet wapens en munitie, te weten: een patroonmagazijn, merk/type: BMM, kaliber: 9mm zijnde een onderdeel van een vuurwapen en- 39 stuks munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten: munitie, merk/type: S&B, kaliber: 9mm en- 1 stuks munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten: munitie, merk/type: Gorazde, kaliber: 22mm en- 50 stuks munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten: munitie, merk/type: Eley, kaliber: 22mm en
- 6 stuks munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten: munitie, merk/type: Knall, kaliber: 22mm en- 2 stuks munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten: munitie, merk/type: Federal, kaliber: 22mm en- een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, teweten: een stroomstootwapen (merk/type: onbekend, opschrift: “15000W”, in de vorm van een zaklamp) voorhanden heeft gehad.
16/241588-19
in de periode van 23 juli 2019 tot en met 24 juli 2019 te Maarn meerdere wapenonderdelen en munitie van categorie III, onder 1 vande Wet wapens en munitie, te weten:- een onderdeel van een kogelgeweer en een loop met kast entrekkergroep en een grendel, van een onbekend merk, type model M1carbine, kaliber .30 en- een loop van een revolver van het merk Röhm, type model 61, kaliber.22 en
- onderdelen van een revolver pistool waaronder de kast met loop ende trommel en de trekker en de hamer en de kolfplaten van het merkSmith en Wesson, type model 36 Chiefs special, kaliber 6mm floberten- een incomplete gasrevolver van het merk Reck, model 36 Chiefs Special, kaliber 6 mm Flobert, voorzien van wapennummer [wapennummer] en
- zeven scherpe patronen van het merk Federal, kaliber .22 LR en- 41 scherpe knal patronen van het merk SK, kaliber 9 mm Knallzijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van onderdelen van een geweer,revolver en/of pistool en munitie voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 16/132015-20 feiten 2 en 3 en 16/241588-19 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het
onder 16/132015-20 feit 2bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
en
bedreiging met zware mishandeling.
Het
onder 16/132015-20 feit 3bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III, meermalen gepleegd.
Het
onder 16/241588-19bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis en daarnaast aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS-maatregel) met dwangverpleging op te leggen, met een ongemaximeerde duur. Verder heeft de officier van justitie – kort gezegd – gevorderd aan verdachte in het kader van een vrijheidsbeperkende maatregel contactverboden met de aangevers en locatieverboden voor het werk van mevrouw [slachtoffer 1] en de woning van mevrouw [slachtoffer 3] op te leggen.
In het geval de rechtbank een TBS-maatregel van gemaximeerde duur, een (voorwaardelijke) gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden of een TBS-maatregel met voorwaarden zal opleggen dient daarnaast volgens vordering van de officier van justitie ook de maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht te worden opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de bepleite integrale vrijspraak, op het standpunt gesteld dat aan verdachte geen straf kan worden opgelegd en om die reden verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen.
In geval van bewezenverklaring van één of meerdere feiten heeft de raadsman er op gewezen dat de echtscheiding inmiddels is uitgesproken en dat om die reden voor eventuele herhaling niet gevreesd hoeft te worden. Verdachte is bovendien bereid om zich aan de door de reclassering voorgestelde voorwaarden te houden, waaronder ook een klinische behandeling. De raadsman heeft verzocht deze voorwaarden te verbinden aan een voorwaardelijke gevangenisstraf. In het geval de rechtbank dit kader niet aangewezen acht, kan hooguit een TBS-maatregel met voorwaarden aan de orde zijn. De door de officier van justitie gevorderde TBS-maatregel is een ultimum remedium, hetgeen thans niet aan de orde is, aldus de raadsman.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregelen heeft de rechtbank rekening gehouden met de
ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bedreigen van [slachtoffer 1] ,
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Dit betreffen respectievelijk zijn vrouw, waarvan hij inmiddels is gescheiden, een destijds bij hem en zijn vrouw inwonende man en zijn overbuurvrouw. Met de door hem gepleegde bedreigingen heeft verdachte bij de slachtoffers gevoelens van angst en vrees teweeggebracht.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een drietal vuurwapens, een stroomstootwapen, diverse soorten munitie en onderdelen van vuurwapens.
Vuurwapens worden vaak gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een groot gevaar en een aanzienlijke bedreiging voor de veiligheid van personen in de samenleving. Het voorhanden hebben daarvan maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens en munitie.
In strafverzwarende zin houdt de rechtbank er rekening mee dat de bedreigingen telkens in de directe woonomgeving van de slachtoffers zijn gepleegd. De slachtoffers hadden zich juist in hun eigen woonomgeving, waarvan verdachte ook deel uitmaakte, veilig moet kunnen voelen.
Verder houdt de rechtbank er in strafverzwarende zin rekening mee dat verdachte voor de door hem gepleegde feiten geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen. Integendeel, verdachte legt de schuld volledig buiten zichzelf en zou volgens zijn eigen verklaring door anderen, waaronder zijn schoonfamilie, een loer worden gedraaid.
De persoon van verdachte
Uit het de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 17 juli 2020 is gebleken dat verdachte in 2015 onherroepelijk is veroordeeld ter zake overtreding van de Wet wapens en munitie en bedreiging. Daarnaast is verdachte op 10 oktober 2016 door de politierechter in deze rechtbank onherroepelijk veroordeeld voor poging zware mishandeling. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan bedreiging en het voorhanden hebben van (onderdelen van) wapens en munitie. Het strafblad van verdachte zal dan ook in strafverzwarende zin worden meegewogen.
Naar de persoon van verdachte hebben S.H. van Schagen, GZ-psycholoog, en
Th.J.G. Bakkum, psychiater (supervisor)/P.P. de Kloe, psychiater (supervisant), afzonderlijk onderzoek verricht. Uit de opgemaakte rapportages van deze gedragsdeskundigen van respectievelijk 21 september 2020 en 29 oktober 2020 is gebleken dat sprake is van een hoge mate van overeenstemming tussen de psycholoog en de psychiater wat betreft de diagnostiek en de adviezen.
Uit de rapportages is gebleken dat verdachte lijdt aan zwakbegaafdheid ofwel een lichte verstandelijke beperking en aan een persoonlijkheidsstoornis, die op dit moment niet nader te specificeren is. Deze stoornissen zijn chronisch en waren dus ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. De gedragskeuzes en gedragingen van verdachte werden ten tijde van het ten laste gelegde (en nu dus bewezen verklaarde feiten) beïnvloed door de psychische stoornis en de beperkte verstandelijke vermogens. Omdat verdachte het ten laste gelegde volledig ontkent kon de precieze doorwerking in de feiten niet worden onderzocht.
De psychiater heeft met betrekking tot de doorwerking nog te kennen gegeven dat verdachte gebeurtenissen, uitspraken en gedragingen onvoldoende begrijpt, hij deze interpreteert als bedreigend en hij ervan overtuigd is dat men hem wil benadelen en anderen het slecht met hem voor hebben. Zijn boosheid en innerlijke spanning lopen snel op en hij heeft hierover weinig controle; daarbij is hij zich beperkt bewust van en gevoelig voor de wensen, gevoelens, grenzen en rechten van anderen.
Zowel de psychiater als de psycholoog heeft geadviseerd het ten laste gelegde (en nu dus bewezen verklaarde feiten) in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies en de adviezen van de psycholoog en de psychiater over en maakt deze tot de hare. Dit betekent dat zij de feiten verdachte in verminderde mate zal toerekenen.
Strafkader
Om er aan bij te dragen dat in dezelfde soort zaken eenzelfde straf wordt opgelegd (rechtseenheid genoemd), heeft het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor verschillende strafbare feiten landelijke uitgangspunten (oriëntatiepunten genoemd) uitgewerkt. Met betrekking tot het overtreden van de Wet wapens en munitie ligt in deze zaak het zwaartepunt bij het voorhanden hebben van een drietal vuurwapens (2 pistolen en 1 revolver). Het LOVS-oriëntatiepunt voor voorhanden hebben van een pistool/revolver is een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De LOVS-oriëntatiepunten met betrekking tot bedreiging geven een geldboete of een taakstraf weer. Gelet op de omstandigheid dat het in dit geval gaat om bedreiging van drie personen, verdachte ter zake bedreiging eerder is veroordeeld en de bedreigingen onder meer plaatsvonden in de directe woonomgeving, is de rechtbank van oordeel dat ook voor die bedreigingen een gevangenisstraf aan de orde is.
Conclusie met betrekking tot de straf
Gelet op al hetgeen hiervoor is overgewogen kan in dit geval niet worden volstaan met een andere straf dan oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
In hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht met betrekking tot de strafmaat ziet de rechtbank geen aanleiding tot een andersluidend oordeel te komen.
TBS-maatregel
De psychiater heeft in zijn rapport aangegeven dat het risico op recidive hoog wordt ingeschat. Dit wordt gebaseerd op de persoonlijkheidsstoornis; de geschiedenis van problemen met geweld en overig antisociaal gedrag op volwassen leeftijd; de geschiedenis van problemen in relaties en ten aanzien van werk en gebrekkige respons op behandeling. Daarnaast worden gebrekkig inzicht en cognitieve instabiliteit als recente risicofactoren onderscheiden. Volgens de psychiater is op basis van de historische risicofactoren het basisrisico op recidive al reëel en aanzienlijk; de steun, structuur en zekerheid die verdachte de afgelopen jaren nog wel gehad heeft, lijkt nu weg te vallen en verdachte wordt niet in staat geacht om dit zelfstandig opnieuw op te bouwen.
Ook de psycholoog heeft in haar rapport aangegeven dat zij recidiverisico voor geweld als hoog inschat. Het risico voor ernstige lichamelijk letsel is door haar als matig en het risico voor acuut dreigend geweld als laag ingeschat. Hierbij heeft de psycholoog ook genoemd dat een groot aantal zowel historische, klinische als risicofactoren van toepassing is op verdachte. Er zijn volgens de psycholoog ook geen beschermende factoren aanwezig.
Volgens de psychiater is een klinische behandeling in een forensisch-psychiatrische instelling met de beveiliging op FPA-niveau aangeraden. Daarbij is affiniteit van de kliniek met de behandeling van persoonlijkheidsstoornissen aan te raden. Naast behandeling van de stoornis dient de behandeling gericht te zijn op inzicht in risico op delict recidive en zal er veel aandacht besteed moeten worden aan de resocialisatie. Nader onderzoek naar de persoonlijkheidsonderzoek en nader intelligentieonderzoek worden door de psychiater aanbevolen om de behandeling specifieker te kunnen richten en beter af te kunnen stemmen op de capaciteiten van verdachte. Na de klinische fase zal een ambulant vervolg en een begeleide- of beschermde woonvorm nodig zijn. Ook de psycholoog heeft geadviseerd aan verdachte een klinische behandeling op te leggen in een forensische kliniek.
Wanneer een dergelijke behandeling zou worden opgelegd als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel, dan lijkt dit kader volgens de psychiater en de psycholoog niet stevig genoeg. De kans is dan immers zeer groot dat verdachte zich op enig moment aan de behandeling zal onttrekken en dat er dan na het uitzitten van het voorwaardelijk strafdeel er geen zorgkader meer is.
Zowel de psychiater als de psycholoog hebben, indien de ernst van het bewezen verklaarde dat toelaat, geadviseerd aan verdachte een TBS-maatregel met voorwaarden op te leggen.
Namens Reclassering Nederland heeft mw. M. Rovers, reclasseringswerker, een rapport opgesteld. In het rapport van 21 december 2020 is weergegeven dat uit de OXREC, het risicotaxatie-instrument dat door de reclassering wordt gebruikt om op basis van statische gegevens het recidiverisico in te schatten een gemiddeld recidiverisico naar voren komt. Op basis van professioneel oordeel schat de reclassering het risico als hoog in. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt door de reclassering hoog ingeschat. Nu verdachte de reclassering te kennen heeft gegeven niet mee te willen werken aan de maatregel en hij zich verzet tegen een klinische behandeling heeft de reclassering negatief geadviseerd over een TBS-maatregel met voorwaarden. In het geval de rechtbank een TBS-maatregel met voorwaarden aan verdachte op zal leggen, heeft de reclassering geadviseerd om de in hun rapport weergegeven voorwaarden aan de maatregel te verbinden.
Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat hij de ten laste gelede feiten niet heeft gepleegd en hij om die reden niet wil meewerken aan een dergelijke maatregel en evenmin aan een klinische behandeling. In het geval de rechtbank komt tot een bewezenverklaring is hij echter bereid zich aan de door de reclassering gestelde voorwaarden te houden, waaronder ook een klinische opname.
De psychiater en de psycholoog hebben ter terechtzitting gepersisteerd bij hun eerdere advies tot oplegging van de TBS-maatregel met voorwaarden. De psychiater heeft nog benoemd dat voor een opname in een FPA geen wachtlijst bestaat en verdachte daar dus snel terecht moet kunnen. Oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38z is volgens de deskundigen en de reclassering een goede aanvulling op de TBS-maatregel met voorwaarden en zij hebben geadviseerd ook deze maatregel op te leggen.
De rechtbank overweegt dat hiervoor is vastgesteld dat bij verdachte tijdens het begaan van het bewezenverklaarde sprake was van een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De bewezenverklaarde feiten, te weten bedreiging en het voorhanden hebben van vuurwapens van categorie III, zijn feiten waarvoor oplegging van de TBS-maatregel mogelijk is en uit de rapportages van de deskundigen volgt dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de TBS-maatregel eist. Aan de voorwaarden voor het opleggen van de TBS-maatregel, zoals genoemd in artikel 37a Sr is hiermee voldaan.
De rechtbank is met de deskundigen van oordeel dat verdachte behandeling en begeleiding nodig heeft teneinde het risico op recidive zo veel mogelijk te beperken. Met de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel een te wankele basis biedt. De kans is in dat geval groot dat verdachte afhaakt, verdachte vervolgens zijn voorwaardelijk strafdeel uitzit en van verdere behandeling en begeleiding geen sprake is. Dit maakt dat de rechtbank met de deskundigen van oordeel is dat een voorwaardelijke TBS-maatregel passend en geboden is. De door de reclassering geformuleerde voorwaarden, zoals opgenomen in het dictum en waarvan verdachte heeft aangegeven deze na te zullen komen, zullen aan de voorwaardelijke TBS-maatregel worden verbonden.
Duur TBS-maatregel
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten het meermalen bedreigen van personen en daarbij ook eenmaal heeft geprobeerd een slachtoffer te slaan. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaren.
Dadelijke uitvoerbaarheid TBS-maatregel met voorwaarden
De rechtbank zal bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
GVM-maatregel artikel 38z van het Wetboek van strafrecht
De rechtbank leidt uit de stukken omtrent de persoon van verdachte af dat de kans op herhaling van het plegen van soortgelijke feiten hoog is. Bij verdachte is sprake van complexe problematiek op grond waarvan langdurig toezicht op verdachte is vereist om het recidiverisico in te kunnen perken. Mede gelet op de inschatting van de deskundigen en de reclassering is de rechtbank van oordeel dat het creëren van een mogelijkheid om verdachte, ook na beëindiging van de TBS-maatregel met voorwaarden langdurig onder toezicht te stellen noodzakelijk is om het recidiverisico in de toekomst terug te kunnen dringen, dan wel op een aanvaardbaar niveau te houden. De rechtbank constateert verder dat aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van een GVM-maatregel (gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel) is voldaan. De rechtbank zal daarom aan verdachte tevens een GVM-maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Naar het oordeel van de rechtbank is de oplegging van deze maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen.
De rechtbank merkt ten overvloede op dat de GVM-maatregel pas kan worden tenuitvoergelegd na een daartoe strekkende vordering van het Openbaar Ministerie bij beëindiging van de TBS-maatregel en een daaropvolgende beslissing van de rechtbank.
Vrijheidsbeperkende maatregel artikel 38v van het Wetboek van strafrecht
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten acht de rechtbank het noodzakelijk dat aan de verdachte de vrijheidsbeperkende maatregelen zullen worden opgelegd voor de maximale duur van vijf jaren. Indien de verdachte zich niet houdt aan de geformuleerde maatregelen zal verdachte telkens twee weken in hechtenis worden genomen, met een maximum van zes maanden.
De maatregelen houden in:
  • een contactverbod met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ;
  • een locatieverbod ten aanzien van het werk van [slachtoffer 1] , te weten het [naam] . Hierop is uitgezonderd het geval verdachte aldaar dringend medische hulp nodig heeft;
  • een locatieverbod ten aanzien van het woonadres van [slachtoffer 3] .
Dadelijke uitvoerbaarheid maatregel artikel 38v Wetboek van strafrecht
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend zal gedragen jegens voornoemde personen en zal daarom bevelen dat de maatregel die verdachte wordt opgelegd
dadelijk uitvoerbaar is.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.

9.BESLAG

Onttrekking aan het verkeer
Op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst staat beschreven welke goederen dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Met betrekking tot deze voorwerpen is het onder 16/132015-20 feit 3 en 16/241588-19 bewezenverklaarde begaan en het ongecontroleerde bezit van die goederen is in strijd met de wet of het algemeen belang.
Teruggave aan verdachte
Op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst staat beschreven welke goederen dienen te worden teruggegeven aan verdachte. Deze goederen behoren toe aan verdachte en zijn niet vatbaar voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 83.225,47. Dit bedrag bestaat uit € 73.225,47 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 16/132015-20 feit 1 en 2 ten laste gelegde feit. [slachtoffer 1] heeft daarnaast een bedrag van € 3.342,- aan proceskosten gevorderd.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.500,-, geheel bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 16/132015-20 feit 2 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.175,-. Dit bedrag bestaat uit € 275,- aan materiële schade en € 900,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 16/132015-20 feit 2 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
Met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat met betrekking tot de materiële schade de reiskosten van € 933,40 en de kosten voor opvang van € 3.279,09 voor toewijzing in aanmerking komen. Alle overige materiële schadeposten zijn onvoldoende onderbouwd of ontbreekt het causaal verband.
Met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 3] is de materiële schade onderbouwd en deze komt volgens de officier van justitie voor toewijzing in aanmerking.
Voor wat betreft de immateriële schade van de drie benadeelde partijen heeft de officier van justitie zich wat betreft de hoogte daarvan gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte ten aanzien van de toe te wijzen bedragen, de wettelijke rente en de zogenoemde schadevergoedingsmaatregel op de leggen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraken, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden. Tot dezelfde conclusie dient te rechtbank te komen omdat de vorderingen onvoldoende onderbouwd zijn.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en overweegt daartoe als volgt.
Voor wat betreft de vordering van [slachtoffer 1] ziet de materiële schade, nog daargelaten of er ten aanzien van meerdere schadeposten sprake is van een causaal verband, geheel op het onder 1 ten laste gelegde en daarvan zal verdachte worden vrijgesproken. Voor zover haar immateriële schade ziet op het onder feit 1 ten laste gelegde komt de rechtbank eveneens niet toe aan een beoordeling van de schade in verband met de genoemde vrijspraak.
De materiële schade voor [slachtoffer 3] , te weten vernieling van een ruit in de deur, komt niet voor vergoeding in aanmerking omdat het causaal verband met de bewezen verklaarde bedreiging ontbreekt.
Voor zover de immateriële schade van de drie benadeelde partijen ziet op de onder 2 bewezen verklaarde bedreigingen overweegt de rechtbank dat de benadeelde partijen onvoldoende hebben onderbouwd op grond waarvan kan worden aangenomen dat zij door de bedreiging met geestelijk letsel zijn komen te kampen. De benadeelde partijen kunnen hun vorderingen desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering, zullen de benadeelde partijen in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 37a, 38, 38a, 38b, 38c, 38d, 38v, 38z, 57, 285 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vernietigen strafbeschikking
- vernietigt de aan verdachte opgelegde strafbeschikking onder 16/241588-19;
Vrijspraak
- verklaart het onder 16/132015-20 feit 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 16/132015-20 feiten 2 en 3 en 16/241588-19 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 16/132015-20 feiten 2 en 3 en 16/241588-19 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 16/132015-20 feiten 2 en 3 en 16/241588-19 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
10 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Oplegging TBS-maatregel met voorwaarden
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
  • verdachte houdt zich aan de voorschriften en aanwijzingen die zijn en worden gegeven door de aangewezen reclasseringsorganisatie en moet zich zo frequent melden als de reclassering dat nodig acht. Daarnaast werkt betrokkene mee aan huisbezoeken door de reclassering;
  • verdachte verblijft in een FPK/FPA of een soortgelijke setting, ook als dit overbruggingszorg inhoudt, en zal zich houden aan de daar geldende huis- en leefregels c.q. voorwaarden die daar aan hem gesteld worden en stelt zich hierin begeleidbaar op, ook als dit inhoudt inname van voorgeschreven medicatie;
  • verdachte werkt, indien geïndiceerd, mee aan een plaatsing in een vervolgsetting, zoals een (forensische) beschermde/begeleide woonvorm en zal zich aldaar houden aan de geldende huis- en leefregels c.q. voorwaarden die aan hem gesteld worden;
  • verdachte conformeert zich, na afloop van de klinische behandeling, aan een ambulante behandeling bij een door de reclassering geïndiceerde instelling, ook als dit inhoudt inname van voorgeschreven medicatie;
  • verdachte zal niet van verblijfplaats veranderen dan na overleg met zijn behandelaren en de reclassering;
  • verdachte zal zich actief inzetten voor het vinden en behouden van dagbesteding. Dit naar inschatting van de reclassering;
  • verdachte is open over zijn netwerk en heeft geen bezwaar dat de personen met wie hij omgang heeft op ‘gepaste en discrete’ wijze door de reclassering worden gescreend;
  • verdachte zal zich onthouden van alcohol- en druggebruik en het gebruik van nader te noemen geestverruimende middelen. Hij zal zich niet onttrekken aan controles hierop;
  • verdachte geeft inzicht in zijn financiën als daarom verzocht wordt en accepteert, indien door de reclassering nodig geacht, bewindvoering of andersoortige financiële ondersteuning;
  • verdachte zorgt ervoor dat hij altijd bereikbaar is voor zijn begeleiders en behandelaren;
  • verdachte pleegt geen strafbare feiten;
  • verdachte geeft toestemming aan de reclassering tot het opvragen en uitwisselen van informatie aan alle instellingen die zij relevant achten en die van belang zijn voor een goede behandeling c.q. begeleiding in het kader. Tevens verleent hij zijn medewerking aan het maken van een digitale fototen behoeve van zijn dossier en verleent hij ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken, of biedt ter inzage een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht aan;
  • verdachte geeft toestemming aan de reclassering en aan zijn begeleiders, dat in geval van ongeoorloofde afwezigheid of calamiteiten en het niet nakomen van bovengenoemde voorwaarden, deze informatie aan alle betrokken partijen gemeld wordt;
  • verdachte werkt, indien de reclassering dit nodig acht, mee aan een crisisplaatsing van maximaal 7 weken in een door IFZ geïndiceerde kliniek. Deze crisisplaatsing kan eenmaal met 7 weken worden verlengd;
  • verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de aangevers in deze zaak, namelijk [slachtoffer 2] , geboren [1957] , [slachtoffer 1] , geboren [1965 ] , en [slachtoffer 3] , geboren [1939] , zolang de reclassering en/of het Openbaar Ministerie dit verbod noodzakelijk achten;
  • Verdachte is het gedurende de tbs-maatregel niet toegestaan om zich buiten de landsgrenzen van het Koninkrijk der Nederlanden te begeven;
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
Dadelijke uitvoerbaarheid van de TBS-maatregel met voorwaarden
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
Gedragsbeïnvloedende maatregel
- legt veroordeelde tevens op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (artikel 38z Sr);
Vrijheidsbeperkende maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 5 jaren
- beveelt dat verdachte
  • zich niet ophoudt binnen een straal van 500 meter van het [naam] te [woonplaats] , gevestigd aan de [adres] te [woonplaats] ;
  • zich niet ophoudt binnen een straal van 500 meter van de [adres] te [woonplaats] , zijnde de woning van [slachtoffer 3] ;
  • zich onthoudt van contact met [slachtoffer 1] (geboren [1965 ] ),
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval door verdachte niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze hechtenis bedraagt 2 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden (180 dagen). Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
Dadelijke uitvoerbaarheid vrijheidsbeperkende maatregel
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de goederen, zoals beschreven op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst;
- gelast de teruggave aan verdachte van de goederen, zoals beschreven op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • verklaart [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;

Benadeelde partij [slachtoffer 2]

  • verklaart [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;

Benadeelde partij [slachtoffer 3]

  • verklaart [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

Voorlopige hechtenis

- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.M. Druijf, voorzitter, mrs. S.B. Smit-Colenbrander en C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 februari 2021.
Mrs. S.B. Smit-Colenbrander en C.S.K. Fung Fen Chung zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/132015-20
1.
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 1 januari 2016
t/m 15 mei 2020 te Maarn, gemeente Utrechtse Heuvelrug, althans in Nederland
een ander, te weten [slachtoffer 1] ,
op een of meerdere momenten,
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten die [slachtoffer 1] geen vrijheid te geven in haar bewegingen en/of (sociale) contacten en/of haar in haar vrijheid te beperken in haar bewegingen en/of sociale (contacten), door op een dwingende, boze, agressieve en/of bedreigende wijze die [slachtoffer 1] niet toe te staan alleen het huis te verlaten en/of met iemand af te spreken en/of als die [slachtoffer 1] voor noodzakelijke vervoersbewegingen (zoals boodschappen of werk) het huis moest verlaten te verlangen dat die [slachtoffer 1] daarna direct weer naar huis kwam en/of van die Vogel te eisen verantwoording af te leggen over waar die [slachtoffer 1] buitenshuis is geweest en/of de (vervoers)bewegingen van die [slachtoffer 1] te volgen middels een GPS-tracker;
art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

2.hij op een of meerdere momenten in of omstreeks van 1 januari 2016 t/m 15 mei 2020 te Maarn, gemeente Utrechtse Heuvelrug, althans in Nederland,op een of meerdere momenten, [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:- die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen “Zwijg, anders sla ik je in elkaar en/of “Ik schiet je familie kapot en daarna jou althans woorden van gelijkende dreigende aard en/of strekking en/of- een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 2] te richten en/of aan die [slachtoffer 2] te tonen en/of de woorden toe te voegen ‘Als je ooit weg gaat hier, ik weet je altijd te vinden, je gaat hartstikke dood’ en/of “Zo krijg je een klein gaatje voor en een groot gaatje achter (terwijl hij een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd van die [slachtoffer 2] richtte) althans woorden van gelijkende dreigende aard of strekking en/of- die [slachtoffer 3] de woorden toe te voegen ‘Als je weer contact met [A] hebt dan pak ik je’ althans woorden van gelijkende dreigende aard en/of strekking;

art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 1 januari 2020 tot en met18 september 2020 te Maarn, gemeente Utrechtse Heuvelrug
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten: een vuurwapen, merk/type: Röhm RG 59, kaliber: 9mm (wapennummer
[wapennummer] ), zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten: een vuurwapen, merk/type: Reck/Goliath, kaliber: 9mm (wapennummer [wapennummer] ), zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten: een vuurwapen, merk/type: FN/1922, kaliber: 9xl7mm (wapennummer [wapennummer] ), zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- een (onderdeel van een) wapen van categorie III, onder 1 en/of 4 van de Wet wapens en munitie, te weten: een patroonmagazijn, merk/type: BMM, kaliber: 9mm zijnde een (onderdeel van een) vuurwapen en/of
- (39 stuks) munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten: munitie, merk/type: S&B, kaliber: 9mm en/of
- (1 stuks) munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten: munitie, merk/type: Gorazde, kaliber: 22mm en/of
- (50 stuks) munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten: munitie, merk/type: Eley, kaliber: 22mm en/of
- (6 stuks) munitie van categorie fl1 van de Wet wapens en munitie, te weten: munitie, merk/type: Knall, kaliber: 22mm en/of
- (2 stuks) munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten: munitie, merk/type: Federali, kaliber: 22rmm en/of
- een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te
weten: een stroomstootwapen (merk/type: onbekend, opschrift: “15000W”, in de vorm van een zaklamp) voorhanden heeft gehad
;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
16/241588-19
hij in of omstreeks de periode van 23 juli 2019 tot en met 24 juli 2019 te
Maarn, gemeente Utrechtse Heuvelrug
meerdere wapenonderdelen en munitie van categorie III, onder 1 van
de Wet wapens en munitie, te
weten:
- een onderdeel van een kogelgeweer en een loop met kast en
trekkergroep en een grendel, van een onbekend merk, type model M1
carbine, kaliber .30 en/of
- een loop van een revolver van het merk Röhm, type model 66, kaliber
.22 en/of
- een (incomplete) gasrevolver van het merk Reck, model 36 Chiefs Special, kaliber 6 mm Flobert, voorzien van wapennummer [wapennummer] en/of
- een alarmpistool van het merk Mondial, model 1949, kaliber 6mm Flobert en/of
- onderdelen van een revolver pistool waaronder de kast met loop en
de trommel en de trekker en de hamer en de kolfplaten van het merk
Smith en Wesson, type model 36 Chiefs special, kaliber 6mm flobert
en/of
- zeven scherpe patronen van het merk Federal, kaliber .22 LR en/of
- 41 scherpe knal patronen van het merk SK, kaliber 9 mm Knall
zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van onderdelen van een geweer,
revolver en/of pistool en munitie voorhanden heeft gehad
;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van processen-verbaal die als bijlagen zijn opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, PL0900-2020149282, opgemaakt door politie Midden-Nederland, Districtsrecherche Oost-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 242. Wanneer paginanummers verwijzen naar andere processen-verbaal, dan wordt dit expliciet vermeld. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal die op ambtseed of ambtsbelofte en in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 15 mei 2020, pag. 27 en 28.
3.Idem, pag. 29.
4.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] d.d. 22 mei 2020, pag. 33.
5.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] “uitlezen telefoon Samsung Galaxy A71”, pag. 128.
6.Idem pag. 129 en 130.
7.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , pag. 49 en 50.
8.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , pag. 60 en 61.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pag. 69 en 70.
10.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 februari 2021.
11.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , pag. 106.
12.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 3] , pag. 102 en 103.
13.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , pag. 145 en 146.
14.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , pag. 156 en 157.
15.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 5] , pag. 113 en 114.
16.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , pag. 164 tot en met 166.
17.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , pag. 91 tot en met 94.
18.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , pag. 26 tot en met 28 in het proces-verbaal, PL0900-2020207166, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, Districtsrecherche Oost-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 66.
19.Tapgesprek tussen [verdachte] en [getuige 2] , pag. 199.
20.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , pag. 45 tot en met 47 in het proces-verbaal, PL0900-2020207166, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, Districtsrecherche Oost-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 66.
21.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van processen-verbaal die als bijlagen zijn opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, PL0900-2019220992, opgemaakt door politie Midden-Nederland, district Oost-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 44. Wanneer paginanummers verwijzen naar andere processen-verbaal, dan wordt dit expliciet vermeld. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal die op ambtseed of ambtsbelofte en in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
22.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] , pag. 6.
23.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , pag. 8.
24.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] , pag. 12 tot en met 18.
25.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 38.