Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiser sub 1] ,
[eiseres sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding (met producties);
- de mondelinge behandeling van 19 november 2021;
- de pleitnota van [eiser sub 1] c.s.;
- de pleitnota van [gedaagde] .
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vorderen eisers, [eiser sub 1] c.s., de schorsing van de tenuitvoerlegging van een proces-verbaal van 11 maart 2020, waarin een vaststellingsovereenkomst is opgenomen. Deze overeenkomst betreft de ontruiming van een woning die eisers van gedaagde hebben gekocht, maar waarover een geschil is ontstaan. Gedaagde heeft de overeenkomst per brief van 6 september 2019 buitengerechtelijk ontbonden, waarna eisers een bodemprocedure zijn gestart. In het kort geding wordt door eisers gesteld dat er nieuwe feiten zijn die de vaststellingsovereenkomst nietig of vernietigbaar maken, waaronder de kwalificatie van de overeenkomst als huurkoop en de toepasselijkheid van de Tijdelijke wet huurkoop onroerende zaken. De voorzieningenrechter oordeelt dat het spoedeisend belang van eisers bij het voorkomen van ontruiming voldoende aanwezig is, maar dat niet aannemelijk is dat de bodemrechter de tenuitvoerlegging zal schorsen. De rechter wijst de vorderingen van eisers af, maar gedaagde wordt wel een langere termijn gegund voor de ontruiming, vastgesteld op 1 mei 2022. Eisers worden veroordeeld in de proceskosten.