ECLI:NL:RBMNE:2021:6742

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
utr 21-281
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-beschikking en onroerendezaakbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door G. Gieben, en de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente]. Eiseres had beroep ingesteld tegen de bestreden uitspraak van 17 december 2020, waarin de waarde van de onroerende zaak aan de [adres] te [plaats] voor het belastingjaar 2020 was vastgesteld op € 58.000,-. Na bezwaar was deze waarde verlaagd naar € 44.000,-. Eiseres betwistte de aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) en stelde dat zij op de toestandsdatum van 1 januari 2020 geen eigenaar was van het object. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een Skype-zitting op 2 juli 2021, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door A. van den Dool en de verweerder door [A] en [B].

De rechtbank overwoog dat de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak op juiste gronden had vastgesteld. Eiseres was eigenaar van het kadastrale perceel met nummer [kadastraal nummer], maar had bezwaar gemaakt tegen de aanslag op basis van een verkeerd perceelsnummer dat in de bezwaarfase was genoemd. De rechtbank oordeelde dat de grief van eiseres niet kon slagen, omdat het perceelsnummer in de bezwaarfase kon worden hersteld en eiseres steeds duidelijk was geweest over welk perceel de waardebepaling betrekking had.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
Registratienummer: UTR 21/281
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] ,
gevestigd te [plaats] , eiseres,
gemachtigde: G. Gieben,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] ,verweerder.

1.Procesverloop

In de beschikking van 30 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] voor het belastingjaar 2020 vastgesteld op € 58.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2019. Verweerder heeft eiser als eigenaar van de onroerende zaak daarbij ook een aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) niet-woning opgelegd, waarbij de waarde als heffingsgrondslag is gehanteerd.
In de uitspraak op bezwaar 17 december 2020 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard, en de waarde van de onroerende zaak vermindert tot
€ 44.000,-. De aanslag OZB is dienovereenkomstig verlaagd.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de Skype-zitting van 2 juli 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door A. van den Dool, kantoorgenoot van de gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] en [B] .

2.Overwegingen

1. Tussen partijen is in geschil of de beschikking van 30 april 2020 terecht aan eiseres is opgelegd.
2. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de aanslag ten onrechte is opgelegd omdat eiseres op de toestandsdatum 1 januari 2020 geen eigenaar was van het object [adres] te [plaats] . Dit blijkt uit de eigendomsinformatie van het Kadaster.
Ter zitting is nog aangevoerd dat op het in de bezwaarfase toegezonden taxatieverslag het perceelnummer [pereelnummer] is genoemd en van dat perceel is eiseres geen eigenaar. Verweerder kan niet zomaar ineens een ander kadastraal perceel noemen.
3. Verweerder heeft aangevoerd dat de onroerende zaak is gelegen op het kadastrale perceel met nummer [kadastraal nummer] . Uit de akte van splitsing van 29 september 1987 is af te leiden dat dit perceel in vier appartementsrechten is gesplitst. Het in deze akte genoemde complexaanduiding [complexaanduiding] appartementsindex [nummer] is de in geding zijnde onroerende zaak, de bedrijfsruimte op de begane grond met magazijn in de souterrain alsmede een perceel grond, plaatselijk bekend als [adres] en [adres] te [plaats] . Volgens de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) is de adresaanduiding thans [adres] te [plaats] .
4. Naar de rechtbank begrijpt heeft verweerder bij het primaire besluit een waarde bepaald voor het object [adres] in [plaats] . Bij dat object hoort het kadastrale nummer [kadastraal nummer] . Eiseres is eigenaar van dat perceel. Bij het primaire besluit is echter verwezen naar een taxatie waarbij verwezen is naar het perceelnummer [pereelnummer] , waarvan eiseres geen eigenaar is.
Op grond van artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vindt een volledige heroverweging plaats van het primaire besluit en kunnen eventuele gebreken, waaronder een motiveringsgebrek, in de beslissing op bezwaar worden hersteld.
De grief van eiseres dat het perceelsnummer in de bezwaarfase ten onrechte is gewijzigd kan dan ook niet slagen. Nu door eiseres bij haar beroepschrift een taxatieverslag in bezwaar is gevoegd waarop het juiste perceelsnummer wordt vermeld en (ook) voor eiseres steeds duidelijk is geweest op welk perceel de waardebepaling betrekking had, namelijk [adres] te [plaats] , is sprake van een motiveringsgebrek dat in bezwaar kon worden hersteld.
5. Nu tussen partijen niet in geschil is dat eiseres eigenaar is van het kadastrale perceel met nummer [kadastraal nummer] heeft verweerder op juiste gronden de door eiseres betwiste aanslag aan haar opgelegd.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J.H. van Meegen, rechter, in aanwezigheid van
Y. van Arnhem, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 29 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden op:
RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.