ECLI:NL:RBMNE:2021:6621

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
11 februari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1066
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering na medische en arbeidskundige beoordeling

In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan eiseres, die zich op 5 februari 2018 ziek meldde na lichamelijke klachten. Eiseres, werkzaam als pedagogisch medewerkster, heeft na afloop van de wachttijd een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze aanvraag op basis van een medische en arbeidskundige beoordeling, waarbij werd vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv handhaafde de weigering in een bestreden besluit van 28 januari 2021. Eiseres stelde beroep in tegen dit besluit, waarbij zij aanvoerde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar klachten.

De rechtbank Midden-Nederland heeft op 12 november 2021 uitspraak gedaan in deze zaak. Tijdens de zitting op 28 september 2021 werd eiseres bijgestaan door haar gemachtigde en haar echtgenoot. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had besloten dat eiseres geen recht had op een WIA-uitkering. De rechtbank concludeerde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapporten van de verzekeringsartsen aan de vereisten voldeden. Eiseres had geen medische informatie overgelegd die de beoordeling van het Uwv kon weerleggen. De rechtbank volgde de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die had vastgesteld dat er geen medische onderbouwing was voor de klachten van eiseres en dat er geen reden was voor een urenbeperking.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1066

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. E. Schermerhorn),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr S.N. Westmaas-Kanhai).

Inleiding

1. Eiseres is werkzaam geweest als pedagogisch medewerkster voor 25,5 uur per week. Op
5 februari 2018 heeft zij zich ziek gemeld wegens lichamelijke klachten. Eiseres heeft per einde wachttijd een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Na een medische en arbeidskundige beoordeling heeft het Uwv eiseres bij besluit van 3 juli 2020 per 3 februari 2020 een WIA-uitkering geweigerd omdat zij minder dan 35 % arbeidsongeschikt is.
2. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. Bij besluit van 28 januari 2021 (het bestreden
besluit) heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard en de weigering van de WIA-uitkering gehandhaafd. Het Uwv heeft zich daarbij gebaseerd op een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 18 december 2020 en een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 10 januari 2021.
3. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een
verweerschrift ingediend.
4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 september 2021 via Skype. Eiseres
is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld van haar echtgenoot. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het geschil

5. Tussen partijen is in geschil of het Uwv terecht per 3 februari 2020 een WIA-uitkering aan eiseres heeft geweigerd omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Eiseres voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest omdat zij met de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen fysiek spreekuurcontact heeft gehad en er dus ook geen lichamelijk onderzoek is verricht. Ook had er informatie van haar behandelaars moeten worden opgevraagd en bij beoordeling worden betrokken. Verder voert eiseres aan dat haar belastbaarheid niet juist is vastgesteld. Zij heeft zowel psychische - als fysieke (pijn)klachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daar onvoldoende rekening mee gehouden. Zij is ernstig vermoeid door een slaaptekort en pijnklachten. Zij vindt dat er op energetische en preventieve gronden een urenbeperking moet worden aangenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Beoordelingskader
6. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. Die rapporten;
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan de eiseres om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt.
Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
7. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. Het onderzoek voldoet aan de eisen zoals die in de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] , zijn gesteld. De rechtbank licht dit als volgt toe.
In de primaire fase heeft een geregistreerd verzekeringsarts uitgebreid spreekuurcontact gehad met eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk gemotiveerd waarom er in de bezwaarfase geen fysiek spreekuurcontact is geweest en er geen reden was voor een lichamelijk onderzoek. In zijn rapport van 11 juni 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat er in het dossier medische informatie van zowel vóór als ná de datum in geding aanwezig is en dat het diagnostisch beeld duidelijk was. Uit de medische informatie van de behandelend sector blijkt dat er ondanks uitgebreid onderzoek geen afwijkingen zijn geobjectiveerd die de klachten kunnen verklaren. Ook bij uitgebreid onderzoek door de reumatoloog in het kader van een second opinion zijn geen afwijkingen geobjectiveerd. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen in zijn oordeel dat van een fysiek spreekuurcontact en een lichamelijk onderzoek kon worden afgezien. De beroepsgrond slaagt niet.
Medische beoordeling
8. Het is de specifieke deskundigheid van verzekeringsartsen op basis van medisch objectiveerbare klachten (arbeids)beperkingen vast te stellen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 18 december 2020 toegelicht dat eiseres veel verschillende (pijn)klachten en vermoeidheid ervaart, dat een medisch substraat voor deze klachten niet is gevonden en dat deze klachten grotendeels zijn te duiden als fibromyalgie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zijn oordeel mede gebaseerd op de beschikbare medische informatie van de behandelend reumatoloog en de revalidatiearts. Voor de fibromyalgieklachten is eiseres beperkt geacht voor zware fysieke belasting. Vanwege het ontbreken van een medisch substraat ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen reden om meer beperkingen aan te nemen. De rechtbank kan de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen. Eiseres heeft geen medische informatie overgelegd die reden geeft voor twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling. Aan de manier waarop eiseres zelf haar klachten ervaart, hoe begrijpelijk ook, kan in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geen doorslaggevende betekenis toekomen.
9. Over de urenbeperking heeft de verzekeringsarts in zijn rapport van 22 juni 2020 uiteengezet dat er op grond van de beschikbare medische gegevens conform de standaard duurbelasting geen reden is voor een urenbeperking. Er is immers geen sprake van een onderliggende ernstige somatische of psychiatrische aandoening die een sterk afgenomen energieniveau aannemelijk maakt, noch van de in de standaard genoemde behandel- of preventieve aspecten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geen reden gezien af te wijken van de beperkingen die de verzekeringsarts heeft aangenomen. De rechtbank kan
De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsartsen volgen en neemt daarbij in overweging dat eiseres geen medische informatie heeft overgelegd op grond waarvan moet worden geconcludeerd dat ten onrechte geen reden is gezien voor het aannemen van een urenbeperking op grond van de standaard Duurbelasting.
Arbeidskundige beoordeling
10. Eiseres voert aan dat zij de geduide functies om medische redenen niet kan verrichten. Ze wijst er op dat in de functie keukenverkoper er meer dan acht uur per dag moet worden gewerkt.
11. Omdat de medische gronden niet slagen en de rechtbank de medische beoordeling als uitgangspunt neemt, volgt de rechtbank eiseres niet in haar standpunt dat de functie keukenverkoper niet geschikt is vanwege het feit dat daarin (niet dagelijks) meer dan acht uur moet worden gewerkt.
12. Ook overigens bestaat er geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de primaire arbeidsdeskundige in het Resultaat Functiebeoordeling en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep aanvullend in zijn rapport van 10 januari 2021, hebben gemotiveerd waarom de belastbaarheid van eiseres niet wordt overschreden.
Conclusie
13. Gelet op het voorgaande heeft het Uwv terecht bepaald dat eiseres met ingang van 3 februari 2020 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht.
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De beslissing is uitgesproken op 12 november 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491