ECLI:NL:RBMNE:2021:6603

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
AWB 20/2690-V
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen ongegrond verklaard beroep inzake besluit Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin zijn beroep tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond werd verklaard. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak van 29 juni 2021 geoordeeld dat de staatssecretaris het bezwaar van de opposant terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De opposant ging in verzet en voerde aan dat de rechtbank niet voldoende had gemotiveerd waarom zijn beroep ongegrond was verklaard, en dat bepaalde argumenten niet waren meegewogen.

De zitting voor het verzet vond plaats op 17 november 2021, waarbij de opposant niet zelf aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde. De staatssecretaris was niet verschenen. De rechtbank overwoog dat, hoewel er een motiveringsgebrek was in de eerdere uitspraak, dit niet betekende dat het verzet gegrond was. De rechtbank concludeerde dat de niet meegewogen argumenten geen twijfel deden ontstaan over de uitkomst van de zaak.

De rechtbank bevestigde dat de staatssecretaris op juiste wijze had gehandeld en dat de argumenten van de opposant niet voldoende onderbouwd waren. De rechtbank oordeelde dat de enkele vermelding van 'aantekenen' op het primaire besluit geen reden was om het verzet gegrond te verklaren. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet ongegrond en wees zij de verzoeken om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/2690-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 december 2021 op het verzet van

[opposant], met V-nummer: [V-nummer], opposant,

(gemachtigde: mr. E. Ceylan).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposant heeft ingediend tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (IND) van 16 maart 2020.
In de uitspraak van 29 juni 2021 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Opposant is tegen deze uitspraak in verzet gegaan.
De zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2021. Opposant is zelf niet verschenen, maar zijn gemachtigde wel. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is niet verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 29 juni 2021 het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank vindt dat de staatssecretaris aannemelijk heeft gemaakt dat zij het besluit op 16 augustus 2019 heeft verzonden. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. Volgens opposant is de uitspraak van de rechtbank van 29 juni 2021 niet juist. Ter zitting en in zijn verzetschrift geeft hij het volgende aan. Het beroep is ten onrechte en op onjuiste gronden kennelijk ongegrond verklaard. Opposant heeft in het beroepschrift een beroep gedaan op artikel 13 van het Besluit nr. 1/80 van de Associatieraad van 19 september 1980 betreffende de ontwikkeling van de associatie tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Turkije (hierna: Besluit nr. 1/80), verblijfs- en gezinsherenigingrichtlijn en op het arrest Byankov. [1] Op deze beroepsgrond is de rechtbank niet ingegaan waardoor de uitspraak niet voldoende is gemotiveerd. Op de zitting is eiseres nog ingegaan op de verzending van het primaire besluit en dat dit niet aangetekend is verzonden.
3. De rechtbank is het eens met opposant dat sprake is van een motiveringsgebrek nu er bepaalde door opposant naar voren gebrachte argumenten in de uitspraak van 29 juni 2021 niet zijn meegewogen in de beoordeling van het beroep van opposant. Dit betekent evenwel niet dat het verzet gegrond is. De vraag die bij de rechtbank voorligt is of de niet meegewogen argumenten in geval van een normale behandeling twijfel doen ontstaan omtrent de uitkomst. Als dat het geval is, dient de verzetszaak gegrond te worden verklaard, zodat nader onderzoek kan plaatsvinden [2] .
4. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 21 juni 2021 beoordeeld of het standpunt van de staatssecretaris over het door opposant te laat ingediende bezwaar juist is. Daarbij heeft de rechtbank het beroep op artikel 13 van het Besluit nr. 1/80, verblijfs- en gezinsherenigingrichtlijn en op het arrest Byankov niet meegenomen in de beoordeling. Dat de staatssecretaris in strijd heeft gehandeld met het door opposant genoemde internationaal recht, heeft opposant niet onderbouwd. Het arrest Byankov betreft een zeer bijzondere situatie die niet vergelijkbaar is met die van opposant en opposant heeft niet uitgelegd waarom zijn situatie net zo bijzonder is dat het rechtszekerheidsbeginsel – waaronder de bezwaartermijn valt - moet wijken voor het unierechtelijke effectiviteitsbeginsel en het beginsel van loyale samenwerking. De omstandigheid dat opposant getrouwd is met een Griekse op grond waarvan het EU-recht op hem van toepassing is, vormt geen voldoende onderbouwing. Ook de overige argumenten heeft opposant niet voorzien van een nadere onderbouwing. Dit betekent dat de argumenten die eerder niet zijn meegenomen door de rechtbank geen nader onderzoek behoeven.
5. De op zitting naar voren gebrachte argument dat op het primaire besluit staat vermeld “aantekenen” vormt ook geen reden om het verzet gegrond te verklaren omdat deze omstandigheid niet leidt tot een andere uitkomst van de zaak. Opposant heeft geen argumenten aangevoerd tegen door de staatssecretaris uitgelegde en door de rechtbank in de uitspraak van 21 juni 2021 geaccordeerde wijze van verzending. De enkele omstandigheid dat op het primaire besluit staat vermeld aantekenen maakt niet dat dat dit besluit niet op voorgeschreven wijze is bekendgemaakt nu er geen verplichting geldt van een aangetekende verzending.
6. Het verzet is ongegrond. Opposant komt om die reden niet in aanmerking voor een vergoeding van de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het verzet ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 24 december 2021 en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.

Voetnoten

1.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 4 oktober 2012, C-249/11, ECLI:EU:C:2012:608.