ECLI:NL:RBMNE:2021:6566

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 november 2021
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
UTR 20/3976
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake besluit burgemeester en wethouders gemeente Utrecht

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 2 november 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht van 18 september 2020. Eiser, wiens woonplaats onbekend is, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bezwaarschrift is te laat ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit op 19 maart 2020 bekend is gemaakt en dat het bezwaarschrift pas op 4 juni 2020 door verweerder is ontvangen, wat buiten de wettelijke termijn valt. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft overwogen dat het aan het bestuursorgaan is om aannemelijk te maken dat het besluit op het juiste adres is ontvangen. In dit geval is het besluit niet aangetekend verzonden, maar is wel aangetoond dat het naar het juiste adres is verzonden. Eiser heeft aangevoerd dat hij het besluit niet heeft ontvangen, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende bewijs heeft geleverd van de verzending en ontvangst van het besluit. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat het besluit niet is ontvangen, waardoor de rechtbank concludeert dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard.

De rechtbank heeft het beroep van eiser kennelijk ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3976

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , woonplaats onbekend, eiser

(gemachtigde: mr. J.H.F. de Jong),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 18 september 2020.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 19 maart 2020. Het bezwaarschrift had dus uiterlijk op 30 april 2020 door verweerder ontvangen moeten zijn. Verweerder heeft het bezwaarschrift ontvangen op 4 juni 2020. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat verweerder het bezwaar niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
3. Verweerder heeft aan eiser gevraagd waarom hij het bezwaarschrift na de termijn heeft ingediend. Eiser geeft aan dat hij het besluit van 19 maart 2020 in eerste instantie niet heeft ontvangen. Eiser zegt dat hij pas op 3 juni 2020, via zijn gemachtigde, voor het eerst kennis heeft genomen van het besluit van 19 maart 2020.
4. Uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] volgt dat, het in beginsel aan het bestuursorgaan is om aannemelijk te maken dat het besluit wel op het adres van de geadresseerde is ontvangen. De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd, rechtvaardigt evenwel het vermoeden van ontvangst van het besluit op dat adres. Dit brengt mee dat het bestuursorgaan in eerste instantie kan volstaan met het aannemelijk maken van verzending naar het juiste adres. Daartoe is in ieder geval vereist dat het besluit is voorzien van de juiste adressering en een verzenddatum en dat sprake is van een deugdelijke verzendadministratie. Voorts dient niet gebleken te zijn van recente problemen bij de verzending van poststukken.
Indien het bestuursorgaan de verzending van het besluit aannemelijk heeft gemaakt, ligt het vervolgens op de weg van de geadresseerde voormeld vermoeden te ontzenuwen.
5. De rechtbank stelt vast dat het besluit van 19 maart 2020 niet aangetekend is verzonden. Wel blijkt dat het besluit van 19 maart 2020 naar het juiste adres is verzonden, te weten: het adres voor dak- en thuislozen binnen het gebouw van verweerder. Daarnaast is het besluit voorzien van een verzenddatum. Uit het besluit (de beslissing op bezwaar) volgt niet dat er recente problemen zijn bij de verzending van poststukken. Verweerder heeft stukken overgelegd waaruit de ontvangst van het besluit van 19 maart 2020 door eiser blijkt. Uit een interne mailwisseling van verweerder blijkt dat de ingekomen daklozenpost dagelijks wordt opgehaald en diezelfde dag in de individuele postvakken van dak- en thuislozen wordt gedaan. Tevens heeft verweerder een aftekenformulier overgelegd, waaruit blijkt dat eiser zijn post meermaals heeft opgehaald in de periode van 16 maart 2020 tot 18 mei 2020. Eiser heeft iedere keer dat hij zijn post heeft opgehaald, zich moeten legitimeren en het aftekenformulier moeten invullen met daarop de afhaaldatum en zijn handtekening. De rechtbank overweegt dat verweerder de verzending van het besluit hiermee aannemelijk heeft gemaakt.
6. Omdat verweerder de verzending van het besluit naar het juiste adres voldoende aannemelijk heeft gemaakt, ligt het gelet op wat onder rechtsoverweging 4 is overwogen vervolgens op de weg van eiser om voornoemd vermoeden van ontvangst te ontzenuwen. Eiser geeft aan dat, hoewel verweerder beschikt over eisers paraaf als bevestiging van de ontvangst van de post uit zijn postvak, daaruit niet blijkt wélke stukken eiser daarbij in ontvangst heeft genomen. De rechtbank overweegt dat verweerder in dit bijzondere geval voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het besluit is verzonden en verwijst daartoe naar rechtsoverweging 5. De rechtbank overweegt dat eiser met hetgeen hij stelt, het vermoeden van juiste verzending van het besluit niet heeft ontzenuwd.
7. Verweerder heeft dus terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
J. Fagel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 2 november 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd
om deze uitspraak te
ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.