ECLI:NL:RBMNE:2021:6554

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
28 januari 2022
Zaaknummer
UTR 21/3448
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omzetting prestatiebeurs naar gift wegens overschrijding diplomatermijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiseres had recht op een prestatiebeurs voor haar MBO-opleiding, maar heeft deze opleiding niet binnen de gestelde diplomatermijn van tien jaar afgerond. Hierdoor heeft de verweerder, de Minister, terecht besloten om de prestatiebeurs niet om te zetten in een gift, maar deze als lening te behouden. Eiseres had vanaf januari 2011 recht op de prestatiebeurs, maar de diplomatermijn verstreek op 1 januari 2021. Eiseres heeft weliswaar een HBO-opleiding gestart, maar dit heeft niet geleid tot het behalen van het vereiste MBO-diploma binnen de gestelde termijn.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond heeft verklaard. Eiseres heeft aangevoerd dat haar ziekte in het eerste studiejaar, de ziekte van Pfeiffer, heeft geleid tot studievertraging en dat zij hierdoor niet tijdig een verlenging van de diplomatermijn heeft aangevraagd. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres voldoende tijd had om haar diploma te behalen en dat de keuze om andere opleidingen te volgen, voor haar eigen risico komt. De rechtbank concludeert dat de omstandigheden die eiseres aanvoert niet voldoende zijn om de diplomatermijn te verlengen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3448

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

en

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigde: mr. D.M.C. Zijlstra-Cuiper).

Procesverloop

In het besluit van 20 januari 2021 (primair besluit) heeft verweerder vastgesteld dat de diplomatermijn is afgelopen. Daarom blijft de prestatiebeurs een lening, die niet kan worden opgezet in een gift als eiseres haar diploma haalt.
In het besluit van 1 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 22 november 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, samen met [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres had vanaf januari 2011 recht gekregen op een prestatiebeurs (studiefinanciering en een studentenreisproduct) voor haar MBO-opleiding (niveau 4 middenkaderopleiding) aan het [college] . Deze opleiding heeft zij niet afgerond. Nu volgt zij een HBO-opleiding waarvan zij verwacht deze voor het eind van het jaar af te ronden.
Reden besluit
2. Verweerder heeft vastgesteld dat de prestatiebeurs die aan eiseres is toegekend niet kan worden omgezet in een gift, omdat eiseres niet binnen de diplomatermijn van tien jaar het afsluitend diploma van een MBO-opleiding op niveau 3 of 4 (of een opleiding in het hoger onderwijs) heeft behaald. Het recht op studiefinanciering voor het MBO ging in per 1 januari 2011 en daarom is de diplomatermijn op 1 januari 2021 verstreken. Verweerder verklaart het bezwaar om die reden ongegrond. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat voor een verlenging van de diplomatermijn geen aanleiding bestaat, omdat eiseres er zelf voor heeft gekozen om in de studiejaren 2013-2014 en 2014-2015 een opleiding binnen het voortgezet onderwijs te volgen en in 2017 te starten met een opleiding binnen het hoger onderwijs. Eiseres heeft weliswaar het eerste jaar van de MBO-opleiding moeten doubleren, maar daarna had zij nog acht jaar de tijd om een MBO-diploma te behalen.
Gronden
3. Eiseres heeft in haar eerste studiejaar de ziekte van Pfeiffer gehad. Daardoor heeft zij een jaar studievertraging opgelopen. Eiseres vraagt begrip voor de omstandigheid dat zij in haar eerste studiejaar geen verlenging bij verweerder heeft aangevraagd. Zij was toen net 18 jaar oud en kon moeilijk voorzien wat tien jaar later daarvan de impact zou zijn. Eiseres meent dat zij bij tijdige aanvraag recht had gehad op verlenging van de diplomatermijn, voor de duur van haar ziekte. Verder voert eiseres aan dat de studieschuld grote impact op haar bestaan heeft. Zo worden haar kansen op de woningmarkt hierdoor verder ingeperkt.
Verweer
4. De prestatiebeurs is niet omgezet in een gift omdat de diplomatermijn van tien jaar is verstreken. Verweerder heeft geen aanvraag van eiseres ontvangen om deze diplomatermijn te verlengen. Een besluit over de verlenging van deze termijn ligt thans ook niet voor. Niet in geschil is dat de termijn van tien jaar is verstreken op grond waarvan een omzetting naar een gift niet meer mogelijk is. Gelet hierop is het besluit juist. Ter voorlichting van eiseres heeft verweerder naar voren gebracht dat het niet behalen van de termijn niet het directe gevolg is van de door eiseres aangevoerde omstandigheden. Zij heeft weliswaar in het eerste jaar gedoubleerd maar heeft daarna nog negen jaar de tijd gehad om een diploma op MBO niveau te halen. Het niet behalen van de diplomatermijn hield verband met de keuze die eiseres heeft gemaakt in het volgen van andere opleidingen en een periode van het niet volgen van een opleiding. Dat zij deze keuzes heeft gemaakt, komt voor risico van eiseres.
Beoordeling rechtbank
5. De toegekende prestatiebeurs wordt omgezet in een gift als binnen de diplomatermijn het afsluitend examen van een opleiding in het middelbaar beroepsonderwijs niveau 3 of 4 met goed gevolg wordt afgelegd [1] . Ook het afsluitend diploma van een opleiding in het hoger onderwijs kan leiden tot omzetting. Niet is betwist dat eiseres een dergelijk diploma niet binnen de diplomatermijn heeft gehaald. Verweerder heeft gelet hierop terecht de prestatiebeurs niet omgezet in een gift. Het bestreden besluit is juist.
6. De door eiseres aangevoerde omstandigheden hadden in het kader van een aanvraag tot verlening van de diplomatermijn naar voren moeten worden gebracht. Het gaat dan om een aanvraag die is voorzien van een gedagtekende verklaring van de arts en een verklaring van de bevoegde persoon namens de onderwijsinstelling. Een besluit op een dergelijke aanvraag ligt nu niet voor waardoor de rechtbank zich hier niet over kan uitlaten. Omdat eiseres overweegt een dergelijke aanvraag in te dienen, verwijst de rechtbank nog wel naar het toetsingskader zoals opgenomen in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 oktober 2015 naar welke uitspraak ook in recente uitspraken wordt verwezen [2] .
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Slierendrecht, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 24 november 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de rechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Dat volgt uit artikel 4.9 en artikel 4.10, eerste lid, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000)
2.ECLI:NL:CRVB:2015:3781, ro 4.3.1 e.v.