ECLI:NL:RBMNE:2021:6530

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3580
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding van opleidingskosten in het kader van re-integratie

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een bijstandsuitkering heeft aangevraagd, en de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug als verweerder. Eiser had verzocht om vergoeding van de kosten van een opleiding voor het behalen van een CE-rijbewijs, waarmee hij zijn kansen op de arbeidsmarkt zou willen vergroten. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen, stellende dat de opleiding niet noodzakelijk was voor het verkrijgen van werk, aangezien eiser al over een C-rijbewijs beschikt en eerder succesvol is uitgestroomd naar betaald werk.

Eiser heeft tegen het besluit van verweerder beroep ingesteld, maar heeft zich op de zitting afgemeld zonder opgaaf van redenen. De rechtbank heeft de feiten vastgesteld, waaronder dat eiser in het verleden al een opleiding vergoed heeft gekregen en dat hij momenteel niet deelneemt aan een re-integratietraject. De rechtbank oordeelt dat het aan eiser is om de noodzaak van de opleiding aannemelijk te maken, wat hij niet heeft gedaan. De rechtbank concludeert dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3580

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 maart 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.H.F. de Jong),
en

Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug, verweerder

(gemachtigde: mr. V.V. Tuchkova).

Procesverloop

Bij besluit van 26 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder een Plan van aanpak opgesteld om zijn kansen op de arbeidsmarkt te vergroten.
Bij besluit van 27 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2021 via Skype. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich één uur voor aanvang van de zitting afgemeld, zonder opgaaf van redenen
.Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiser heeft zich op 14 april 2020 een bijstandsuitkering aangevraagd. Hij beschikt over een rijbewijs C, waarmee hij een vrachtwagen mag besturen. Eiser heeft in het intakegesprek in het kader van zijn aanvraag om bijstand verweerder medegedeeld dat hij is gestart met rijlessen E achter C, zodat hij ook een vrachtwagen met oplegger kan besturen. Hij heeft verweerder gevraagd de kosten van deze opleiding te vergoeden. In het Plan van aanpak heeft verweerder de aanvraag van eiser voor de vergoeding van zijn opleiding afgewezen.
Standpunt verweerder
2. Verweerder legt aan het bestreden besluit ten grondslag dat de opleiding die eiser wenst te volgen niet noodzakelijk is om aan een baan te komen. Verweerder heeft al eerder een opleiding van eiser vergoed waardoor hij vrachtwagenchauffeur is geworden en naar een betaalde baan is uitgestroomd. Eiser heeft met zijn C- rijbewijs voldoende kansen op de arbeidsmarkt. Aangezien op grond van het beleid van verweerder [1] slechts een opleiding voor vergoeding in aanmerking komt als het wordt gezien als een noodzakelijke stap richting werk, is de aanvraag van eiser terecht afgewezen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de kosten van de opleiding in zijn geval noodzakelijk zijn. Ter zitting heeft verweerder meegedeeld dat eiser momenteel niet deelneemt aan het re-integratietraject en vraagt verweerder zich af of eiser nog belang heeft bij deze procedure.
Standpunt eiser
3. Eiser heeft aangevoerd dat de kosten van de opleiding wel noodzakelijk zijn. Hij vindt dat hij in bezwaar voldoende heeft onderbouwd waarom het onder zijn omstandigheden zeer moeilijk is om aan algemeen geaccepteerde arbeid te komen. Met een CE-rijbewijs kan hij zijn kansen als vrachtwagenchauffeur vergroten. Verweerder had zelf kunnen onderzoeken of deze stelling van eiser correct is en nu verweerder een dergelijk onderzoek achterwege heeft gelaten, is het besluit onvoldoende zorgvuldig voorbereid volgens eiser.
Toepasselijke regelgeving
4. Bij de beoordeling van het verzoek van eiser om vergoeding van de kosten van de opleiding in kader van het re-integratietraject heeft verweerder de in artikel
8 van de Beleidsregels Re-integratie Participatie 2016 (hierna: de Beleidsregels) vermelde criteria betrokken. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat het verzoek van eiser in ieder geval niet voldoet aan de criteria vermeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, b, d en e, van de Beleidsregels.
Artikel 8 van de Beleidsregels luidt:
1. De RSD kan een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.
2. De RSD stelt de volgende voorwaarden ten aanzien van scholing:
a. Er moet concreet uitzicht zijn op werk. De klant moet hiervoor een intentieverklaring van de werkgever kunnen overleggen, waaruit blijkt dat de klant na de gevolgde scholing in dienst treedt bij de werkgever;
b. Scholing of training is een onderdeel van een re-integratietraject;
c. Scholing of training wordt niet ingezet als onderdeel van een re-integratietraject als naar het oordeel van de RSD een dergelijke scholing of opleiding de krachten of bekwaamheden van de klant te boven gaat;
d. Bij de beoordeling van de noodzaak van de scholing of training houdt de RSD rekening met de voor de klant geldende kortste weg naar duurzame arbeid, zijn arbeids- en opleidingsverleden en of de gevolgde en afgeronde opleidingen hebben geleid tot een startkwalificatie;
e. Scholing is arbeidsmarktrelevant;
f. De kosten van de te volgen scholing of training bedraagt maximaal € 2.500,-; Indien in uitzonderlijke gevallen de kosten hoger zijn dan € 2.500,- is een besluit van de unitmanager noodzakelijk.
g. De belanghebbende heeft met het volgen van de scholing geen recht op studiefinanciering en/of andere voorliggende voorziening.
Procesbelang
5. Met betrekking tot de vraag of eiser procesbelang heeft bij deze procedure stelt de rechtbank vast dat verweerder ter zitting heeft meegedeeld dat eiser (momenteel) niet deelneemt aan zijn re-integratietraject. De rechtbank heeft dit niet kunnen navragen bij eiser, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat eiser procesbelang heeft bij deze procedure. Daarbij komt dat het de rechtbank niet duidelijk is gedurende welke periode het re-integratietraject van eiser loopt dan wel heeft gelopen, gelet op de datum van het bestreden besluit.
Het oordeel van de rechtbank
6. Niet in geschil is dat eiser beschikt over een C-rijbewijs en dat hij daarmee in het verleden is uitgestroomd naar betaald werk. Anders dan eiser, is de rechtbank van oordeel dat het op de weg van eiser ligt om de noodzaak van de opleiding aannemelijk te maken. De rechtbank vindt voor dit oordeel steun in jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep. [2] Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser gezien zijn werkervaring en opleiding niet aannemelijk gemaakt dat het volgen van de opleiding noodzakelijk is om zijn kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Verweerder heeft de aanvraag van eiser voor vergoeding van de kosten van de opleiding terecht afgewezen.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
mr. S. Gena, griffier. De beslissing is uitgesproken op 24 maart 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Artikel 8 van de Beleidsregels Re-integratie 2016.
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 21 april 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:988.