In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een bijstandsuitkering heeft aangevraagd, en de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug als verweerder. Eiser had verzocht om vergoeding van de kosten van een opleiding voor het behalen van een CE-rijbewijs, waarmee hij zijn kansen op de arbeidsmarkt zou willen vergroten. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen, stellende dat de opleiding niet noodzakelijk was voor het verkrijgen van werk, aangezien eiser al over een C-rijbewijs beschikt en eerder succesvol is uitgestroomd naar betaald werk.
Eiser heeft tegen het besluit van verweerder beroep ingesteld, maar heeft zich op de zitting afgemeld zonder opgaaf van redenen. De rechtbank heeft de feiten vastgesteld, waaronder dat eiser in het verleden al een opleiding vergoed heeft gekregen en dat hij momenteel niet deelneemt aan een re-integratietraject. De rechtbank oordeelt dat het aan eiser is om de noodzaak van de opleiding aannemelijk te maken, wat hij niet heeft gedaan. De rechtbank concludeert dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.