ECLI:NL:RBMNE:2021:6526
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstandsuitkering en inlichtingenplicht in bestuursrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E.N. Bouwman, had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin de bijstandsuitkering van eiseres met ingang van 1 april 2019 werd beëindigd en het recht op bijstand over eerdere periodes werd herzien en ingetrokken. Verweerder had ook een terugvordering van teveel betaalde bijstand van € 76.605,55 aangekondigd, omdat eiseres een gezamenlijke huishouding had gevoerd met [A] zonder dit te melden.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 59, tweede lid, van de Participatiewet (Pw) de kosten van bijstand teruggevorderd kunnen worden van de persoon met wiens middelen rekening had moeten worden gehouden, indien de inlichtingenverplichting niet is nagekomen. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak in de zaak van [A], waarin ook zijn beroep tegen de beëindiging en terugvordering van bijstand ongegrond was verklaard.
Eiseres voerde aan dat verweerder onvoldoende had gereageerd op getuigenverklaringen en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de auto’s die op haar naam stonden. De rechtbank oordeelde dat verweerder mocht uitgaan van de gegevens die op naam van eiseres stonden en dat zij niet had aangetoond dat zij geen eigenaar was van de auto’s. Ook werd het beroep van eiseres op haar zwijgrecht verworpen, omdat dit niet betekende dat zij geen eerlijke behandeling had gekregen. De rechtbank concludeerde dat de terugvordering van de bijstandsuitkering terecht was en dat het beroep ongegrond was.