ECLI:NL:RBMNE:2021:6473

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 december 2021
Publicatiedatum
19 januari 2022
Zaaknummer
UTR 21/2501
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tozo3-regeling en de status van zelfstandig ondernemerschap in het kader van bijstandsverlening

In deze zaak heeft eiser, een ZZP-er werkzaam in de muziekindustrie, beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een Tozo3-uitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiser had van 1 augustus 2019 tot 1 december 2020 een bijstandsuitkering ontvangen, maar zijn aanvraag voor de Tozo3-regeling, ingediend op 31 december 2020, werd op 5 januari 2021 afgewezen. Het college stelde dat eiser niet als zelfstandig ondernemer kon worden aangemerkt, omdat zijn bedrijf sinds april 2019 niet meer actief was en hij op de peildatum een bijstandsuitkering ontving. Eiser voerde aan dat hij ondanks zijn ziekte investeringen had gedaan in zijn bedrijf en dat hij, zonder de coronacrisis, voldoende opdrachten zou hebben kunnen binnenhalen.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor de Tozo3-regeling. De rechtbank oordeelde dat eiser op de peildatum niet als zelfstandig ondernemer kan worden aangemerkt, omdat hij afhankelijk was van bijstandsverlening en geen inkomen uit zijn onderneming had gegenereerd. De indirecte werkzaamheden die eiser had verricht, zoals het volgen van lessen en het schrijven van songteksten, werden niet als voldoende beschouwd om aan te tonen dat hij als zelfstandig ondernemer kon worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2501

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 december 2021 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. G. te Riet),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: E. Chahid).

Inleiding en procesverloop

Eiser is als ZZP-er werkzaam in de muziekindustrie en heeft sinds 3 januari 2014 een eigen bedrijf: de eenmanszaak [eenmanszaak]. Sinds 14 januari 2014 staat het bedrijf ingeschreven in het Handelsregister.
Eiser heeft van 1 augustus 2019 tot 1 december 2020 een bijstandsuitkering gehad. Per die datum is zijn uitkering beëindigd omdat hij weer aan de slag ging als ZZP-er.
Op 31 december 2020 heeft eiser een Tozo3 [1] -uitkering aangevraagd. Deze aanvraag is op 5 januari 2021 (het primaire besluit) afgewezen. Hier heeft eiser bezwaar tegen gemaakt, maar dat is bij besluit van 23 april 2021 (verzonden op 26 april 2021, het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het beroep is op de zitting van 30 november 2021 behandeld via Skype. Eiser is verschenen. Zijn gemachtigde is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft verschillende redenen (beroepsgronden) gegeven waarom het bestreden besluit volgens hem niet klopt. De rechtbank zal het bestreden besluit beoordelen aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2. Eén opmerking vooraf: het gaat hier om een aanvraagsituatie en dat betekent dat eiser aannemelijk moet maken dat hij voldoet aan de voorwaarden voor een Tozo3-uitkering.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiser niet als zelfstandig ondernemer in de zin van de Tozo3 kan worden aangemerkt. Eisers bedrijf stond op de peildatum 17 maart 2020 weliswaar ingeschreven in het Handelsregister, maar het bedrijf was al sinds april 2019 niet meer actief en op de peildatum ontving eiser een bijstandsuitkering. Verder is eisers bedrijf niet financieel geraakt als gevolg van de Corona crisis; voor de crisis deed eiser namelijk niets met zijn bedrijf, dus er kan niet gezegd worden dat zijn bedrijf door de Corona crisis financiële problemen heeft gekregen.
4. Eiser heeft aangevoerd dat hij alleen een bijstandsuitkering kreeg omdat hij als gevolg van een burn-out niet meer kon werken, maar dat hij ook tijdens zijn ziekte indirect bezig is gebleven met zijn bedrijf want hij heeft investeringen gedaan, lessen gevolgd en songteksten geschreven. Hier heeft hij geen geld mee verdiend, maar dat wilde hij wel. Voordat hij ziek werd, had hij een levensvatbaar bedrijf en hij is per 1 december 2020 weer aan de slag gegaan. Als de Corona crisis er niet was geweest, zou hij voldoende opdrachten hebben binnen gehaald om zijn inkomen uit zijn bedrijf te halen.
5. De rechtbank oordeelt dat deze beroepsgrond niet slaagt. Het is heel vervelend voor eiser dat hij door ziekte niet meer kon werken als ZZP-er, maar dat verandert niets aan het feit dat hij op de peildatum niet kan worden aangemerkt als een zelfstandig ondernemer zoals wordt bedoeld in de Tozo3. Daarvoor is namelijk onder andere vereist dat iemand voor zijn inkomen afhankelijk is van zijn werk als zelfstandige [2] , met andere woorden: direct voorafgaand aan de Corona crisis inkomen als zelfstandige verdiende. [3] Dat is in eisers geval niet zo, want hij kreeg een bijstandsuitkering. De indirecte uren die eiser zou hebben besteed aan zijn bedrijf tellen niet mee, want daar heeft eiser geen inkomen uit gehaald. Overigens heeft eiser op geen enkele manier inzichtelijk gemaakt hoeveel indirecte uren hij dan zou hebben gewerkt. De rechtbank wil van eiser aannemen dat hij investeringen heeft gedaan in zijn bedrijf doordat hij apparatuur heeft gekocht, maar ook dat maakt niet dat eiser voldoet aan de voorwaarden van de Tozo3. Dat eiser zonder de Corona crisis voldoende opdrachten zou hebben gehad, heeft hij verder niet onderbouwd. De rechtbank gaat hier daarom niet op in.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 december 2021 door
mr. J.G. Nicholson, rechter, in samenwerking met L.S. Lodder, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hoger beroepschrift. U moet dit hoger beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers 3.
2.Artikel 2 lid 1 in combinatie met artikel 1 onder c van de Tozo.
3.Vergelijk onder meer de uitspraken van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 11 januari 2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:155, en van de rechtbank Noord-Holland van 12 juli 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:5712.