Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 11 januari 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
als gevolg vande coronacrisis is gedaald tot onder het sociaal minimum. Daarom heeft hij geen recht op een Tozo 3 uitkering.
Wettelijk kader
Wat vindt de voorzieningenrechter?
als gevolg vande corona crisis onder het sociaal minimum is komen te liggen. Het causaal verband ontbreekt. Uit de aangifte inkomstenbelasting – die nog niet voorhanden was bij de Tozo 1 aanvraag – blijkt dat verzoekers inkomen uit het bedrijf ook in 2019 al ruim onder het sociaal minimum lag (namelijk € 187,99 netto per maand). Volgens verweerder is de Tozo 3 regeling niet voor gevallen als dat van verzoeker bedoeld. De strekking van de Tozo is niet het aanvullen tot bijstandsniveau van een inkomenssituatie die structureel al beneden het sociaal minimum lag. Verzoeker is in de gelegenheid gesteld reguliere bijstand aan te vragen, maar daarvan wenste hij geen gebruik te maken.
als gevolg vande corona crisis, buiten hun invloedssfeer, met acute financiële problemen zijn geraakt. Zo staat er bijvoorbeeld:
De regering is van mening dat deze coronacrisis niet als normaal ondernemersrisico kan worden aangemerkt. De regering acht het daarom gerechtvaardigd en noodzakelijk om zelfstandigen die als gevolg van de coronacrisis in financiële problemen zijn geraakt, tijdelijk te ondersteunen” en “
De regering komt daarom met de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). […] Zelfstandig ondernemers met financiële problemen als gevolg van de coronacrisis kunnen een beroep doen op deze voorziening.”