ECLI:NL:RBMNE:2021:6456

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
19 januari 2022
Zaaknummer
21/2295
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de heffingsambtenaar bij naheffingsaanslag parkeerbelastingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 december 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkheid van zijn bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelastingen. De naheffingsaanslag was opgelegd aan eiser voor het parkeren van zijn voertuig op een parkeerplaats in de gemeente Zeist op 20 februari 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitspraak op bezwaar is gedaan namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist, maar dat deze uitspraak niet ondertekend is door een bevoegd persoon. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de uitspraak op bezwaar onbevoegd is genomen. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Zeist als verwerende partij aangemerkt, ondanks de onduidelijkheid over de bevoegdheid van de medewerker van ParkeerService U.A. die de uitspraak op bezwaar heeft gedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eiser kennelijk gegrond is, en heeft de bestreden uitspraak op bezwaar vernietigd. Verweerder is opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak van de rechtbank. Tevens is bepaald dat verweerder het griffierecht aan eiser moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2295

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zeist, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat zijn bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelastingen niet-ontvankelijk is verklaard.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De naheffingsaanslag parkeerbelastingen is aan eiser opgelegd in verband met het parkeren van zijn voertuig met kenteken [kenteken ] op een parkeerplaats aan de Herenlaan in de gemeente Zeist op 20 februari 2021.
3. Op grond van artikel 231, tweede lid, onder b, van de Gemeentewet is de heffingsambtenaar bevoegd om gemeentelijke belastingen, zoals parkeerbelasting, te heffen. Het college van burgemeester en wethouders wijst de heffingsambtenaar aan.
4. De rechtbank stelt vast dat de uitspraak op bezwaar is gedaan namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist, door een medewerker team Parkeerrechten van ParkeerService U.A. Een naam van de medewerker staat niet vermeld bij de ondertekening van de uitspraak op bezwaar.
5. De rechtbank is er, op grond van mededelingen van verweerder in andere beroepszaken met vergelijkbare uitspraken op bezwaar [1] , mee bekend dat dit een misslag is en dat bedoeld is dat de uitspraak op bezwaar namens de heffingsambtenaar van de gemeente Zeist is genomen. De rechtbank gaat hier dan ook van uit. Om die reden wordt de heffingsambtenaar van de gemeente Zeist als verwerende partij aangemerkt.
6. Bij brief van 30 augustus 2021 heeft de rechtbank verweerder verzocht om stukken over te leggen waaruit de bevoegdheid blijkt van degene die de uitspraak op bezwaar heeft gedaan. Verweerder heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank is ook niet ambtshalve bekend met aanwijzings- of mandaatbesluiten waaruit blijkt dat de uitspraak op bezwaar bevoegd is genomen. Overigens is de uitspraak op bezwaar niet ondertekend en wordt geen naam vermeld, zodat niet controleerbaar is of de uitspraak op bezwaar daadwerkelijk door een medewerker van Parkeerservice is genomen.
7. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de uitspraak op bezwaar onbevoegd is genomen.
8. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb) en de uitspraak op bezwaar moet worden vernietigd.
9. Verweerder moet een nieuw besluit nemen en daarbij rekening houden met deze uitspraak. Het nieuw te nemen besluit is in ieder geval bevoegd genomen als het door een door het college van burgemeester en wethouders als heffingsambtenaar voor parkeerbelastingen aangewezen persoon is genomen. De rechtbank geeft verweerder een termijn van zes weken om opnieuw op het bezwaar te beslissen.
10. Er zijn door eiser geen proceskosten gemaakt die vergoed moeten worden.
11. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiser heeft betaald moet betalen.
Deze uitspraak is op 9 december 2021 gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier
.De beslissing zal door publicatie op rechtspraak.nl openbaar worden gemaakt.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten