ECLI:NL:RBMNE:2021:6453

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
19 januari 2022
Zaaknummer
21/2527
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid bij uitspraak op bezwaar tegen naheffingsaanslag parkeerbelastingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 december 2021, betreft het beroep van eiseres tegen de ongegrondverklaring van haar bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelastingen. De naheffingsaanslag werd opgelegd voor het parkeren van haar voertuig op 17 mei 2021 in de gemeente Nieuwegein. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitspraak op bezwaar is gedaan namens de heffingsambtenaar van de gemeente Nieuwegein door een medewerker van ParkeerService U.A., maar dat de naam van deze medewerker niet is vermeld. De rechtbank concludeert dat de uitspraak op bezwaar onbevoegd is genomen, omdat het mandaatbesluit niet op de juiste wijze is bekendgemaakt volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor is de uitspraak op bezwaar niet in werking getreden. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar. Verweerder wordt opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2527

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 december 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Nieuwegein, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres omdat haar bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelastingen ongegrond is verklaard.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De naheffingsaanslag parkeerbelastingen is aan eiseres opgelegd in verband met het parkeren van haar voertuig met kenteken [kenteken ] op een parkeerplaats aan de Tjiftjaf in de gemeente Nieuwegein op 17 mei 2021.
3. Op grond van artikel 231, tweede lid, onder b, van de Gemeentewet is de heffingsambtenaar bevoegd om gemeentelijke belastingen, zoals parkeerbelasting, te heffen. Het college van burgemeester en wethouders wijst de heffingsambtenaar aan.
4. De rechtbank stelt vast dat de uitspraak op bezwaar is gedaan namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein, door een medewerker team Parkeerrechten van ParkeerService U.A. Een naam van de medewerker staat niet vermeld bij de ondertekening van de uitspraak op bezwaar.
5. De rechtbank gaat er, op grond van mededelingen van ParkeerService in andere beroepszaken met vergelijkbare uitspraken op bezwaar [1] , van uit dat dit een misslag is en dat bedoeld is dat de uitspraak op bezwaar weliswaar namens de heffingsambtenaar van de gemeente Nieuwegein is genomen. De rechtbank gaat hier dan ook van uit. Om die reden wordt de heffingsambtenaar van de gemeente Nieuwegein als verwerende partij aangemerkt.
6. Verder stelt de rechtbank vast dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein op 19 november 2019 het Aanwijzingsbesluit onbezoldigd ambtenaren 2020 heeft vastgesteld. Dit aanwijzingsbesluit is op 1 januari 2020 in werking getreden. Dit aanwijzingsbesluit is van toepassing op het besluit in deze zaak. In artikel II, aanhef en onder A, van dit aanwijzingsbesluit is de directeur van Coöperatie ParkeerService U.A. (de directeur) aangewezen als heffingsambtenaar. Dit betekent dat de directeur bevoegd was om op het bezwaar te beslissen. In deze zaak heeft niet de heffingsambtenaar de uitspraak op bezwaar genomen, maar een onbekende medewerker van ParkeerService U.A. namens de heffingsambtenaar.
7. De rechtbank is er uit andere beroepszaken waarin verweerder optreedt, mee bekend dat de verweerder een intern mandaatbesluit heeft vastgesteld waarbij hij aan de functie medewerker afdeling Parkeerrechten van ParkeerService U.A. mandaat heeft verleend om namens hem te beslissen op bezwaarschriften tegen naheffingsaanslagen. In de hiervoor onder 5 genoemde beroepszaken heeft de directeur in zijn hoedanigheid van heffingsambtenaar van de gemeenten Hilversum en Amersfoort verweerder toegelicht dat de naam van een medewerker vanwege privacyredenen niet in de uitspraak op bezwaar wordt vermeld, maar dat de naam van de betreffende medewerker wel staat geregistreerd in het systeem waardoor de naam is te achterhalen. Verder heeft de directeur in die zaken verklaard dat het mandaatbesluit niet is bekendgemaakt overeenkomstig artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank gaat ervan uit dat dit ook geldt voor de gevallen waarin de directeur als heffingsambtenaar van de gemeente Nieuwegein optreedt.
8. Hoewel in de literatuur discussie bestaat over de wijze van bekendmaking van een mandaatbesluit [2] , gaat de rechtbank er vanuit dat een mandaatbesluit bekend moet worden gemaakt overeenkomstig artikel 3:42 van de Awb en niet door middel van toezending aan de gemandateerde, omdat het om een besluit van algemene strekking gaat. Evenmin is genoeg dat het mandaatregister te vinden is op de website van Parkeerservice. Omdat het mandaatbesluit niet is bekendgemaakt overeenkomstig artikel 3:42 van de Awb, is het ook niet in werking getreden. De conclusie is dat de uitspraak op bezwaar onbevoegd is genomen. Het beroep is daarom gegrond en de uitspraak op bezwaar moet worden vernietigd.
9. Verweerder moet een nieuw besluit nemen en daarbij rekening houden met deze uitspraak. Het nieuw te nemen besluit is in ieder geval bevoegd genomen als het door de heffingsambtenaar zelf is genomen. De rechtbank geeft verweerder een termijn van zes weken om opnieuw op het bezwaar te beslissen.
10. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
11. Er zijn door eiseres geen proceskosten gemaakt die vergoed moeten worden.
12. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiseres heeft betaald moet betalen.
Deze uitspraak is op 2 december 2021 gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier
.De beslissing zal door publicatie op rechtspraak.nl openbaar worden gemaakt.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

2.Gst. 2011/3: noot van R.J.M.H. de Greef bij de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 maart 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BL8720.