In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een particulier, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag parkeerbelastingen die was opgelegd voor het parkeren van zijn voertuig op 18 juli 2020. De rechtbank oordeelde dat de uitspraak op bezwaar onbevoegd was genomen, omdat deze was gedaan door een medewerker van ParkeerService U.A. zonder dat de heffingsambtenaar zelf had getekend. De rechtbank stelde vast dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort een aanwijzings- en mandaatbesluit had vastgesteld, maar dat dit besluit niet op de juiste wijze bekend was gemaakt. Hierdoor was de uitspraak op bezwaar niet rechtsgeldig. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond en vernietigde de bestreden uitspraak op bezwaar. Verweerder werd opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser, die op € 748,- werden vastgesteld, en het griffierecht moest worden vergoed. De uitspraak werd gedaan door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier P.W. Hogenbirk.