ECLI:NL:RBMNE:2021:6421

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 december 2021
Publicatiedatum
11 januari 2022
Zaaknummer
16-222762-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor poging afpersing, diefstal in vereniging, bedreiging en afpersing

Op 7 december 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot afpersing, diefstal in vereniging, bedreiging en afpersing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat begon met een aangifte van afpersing op 14 april 2021, waarbij de verdachte de slachtoffers onder bedreiging met geweld dwong tot het afgeven van geld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data betrokken was bij meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal van een waterstofzuiger en bedreiging van een slachtoffer met zware mishandeling. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als bewijs gebruikt om de feiten te onderbouwen. De verdachte heeft zich herhaaldelijk schuldig gemaakt aan geweldsdelicten en heeft geen blijk gegeven van inzicht in zijn gedrag, wat heeft geleid tot een hogere strafmaat. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de recidive van de verdachte en de impact van zijn daden op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/222762-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 december 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1980] te [geboorteplaats] (Joegoslavië),
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 november 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Goedegebuure en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. D.C. Dorrestein, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
op 14 april 2021 te [woonplaats] , al dan niet in vereniging, heeft geprobeerd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] af te persen door [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van een geldbedrag van € 1.000,-;
Feit 2
op 1 augustus 2021 te [woonplaats] , al dan niet in vereniging, een waterstofzuiger van [benadeelde 1] heeft gestolen door middel van inklimming;
Feit 3
op 15 maart 2021 te [woonplaats] [slachtoffer 3] heeft bedreigd door onder meer een schietgebaar te maken en hem de woorden ‘Ik steek zijn ogen uit’ toe te voegen;
Feit 4
op 14 april 2021 te [woonplaats] , al dan niet in vereniging, zakken garnalen en een geldbedrag van [benadeelde 2] heeft gestolen door middel van een valse sleutel;
Feit 5
in de periode van 1 februari 2021 tot en met 7 augustus 2021 te [woonplaats] [aangever] heeft afgeperst door hem met bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van geldbedragen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
Ten aanzien van feit 1 is naar het oordeel van de officier van justitie sprake van het medeplegen van afpersing van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gelet op hun aangiftes, spraakberichten en de stemherkenning door verbalisant [verbalisant 1] . Er is telefonisch contact geweest tussen verdachte en de aangeefsters, er is geappt en er zijn spraakberichten verstuurd met de telefoon van [medeverdachte] .
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat de bewezenverklaring volgt uit de getuigenverklaring van [getuige 1] en de herkenningen door verbalisanten.
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie aangevoerd dat de indirecte bedreiging volgt uit de aangifte van [organisatie] en de getuigenverklaring van [getuige 2] , die ondersteund worden door de camerabeelden.
Ten aanzien van feit 4 heeft de officier van justitie aangevoerd dat de politie verdachte op de beelden heeft herkend. Medeverdachte [medeverdachte] heeft het alarm eraf gehaald.
Ten aanzien van feit 5 is de officier van justitie van oordeel dat de afpersing op 6 augustus 2021 is gehoord door getuige [getuige 3] , en dat de Whatsappgesprekken deze getuigenverklaring en de aangifte ondersteunen. De periode van 1 tot en met 7 augustus 2021 kan bewezen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de tenlastegelegde feiten 1, 3, 4 en 5. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat cliënt ontkent, maar dat de verdediging zich refereert aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte ontkent, dat getuige [getuige 4] geen specifieke kenmerken van de stem van verdachte kan noemen, dat de herkenning van de stem van verdachte door verbalisant [verbalisant 1] niet objectief is vastgesteld en dat deze bevindingen onvoldoende overtuigend zijn voor een bewezenverklaring.
Ten aanzien van feit 3 is aangevoerd dat [slachtoffer 3] zelf niet gehoord is, hij ook geen aangifte heeft gedaan van de bedreiging en dat het voorval al is uitgepraat.
Ten aanzien van feit 4 is aangevoerd dat terughoudend moet worden omgegaan met herkenningen op foto’s van camerabeelden en dat in casu niet is voldaan aan de beoordelingscriteria, zoals geformuleerd door de rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2016:7710). Het gezicht van de persoon op de beelden is niet zichtbaar dus de beelden geven geen mogelijkheid tot het uitvoeren van een gezichtsherkenning (criteria 1) en er is ook maar één verbalisant geweest die de herkenning heeft uitgevoerd (criteria 2). Voorts blijkt uit de mastgegevens dat de telefoon van verdachte verschillende masten aanstraalt, waarbij de kleinste afstand 2,51 kilometer verwijderd is van de plaats delict. Contact tussen de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] en verdachte zegt niets over betrokkenheid bij welk strafbaar feit dan ook en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] dat verdachte aanwezig was bij de inbraak is onvoldoende, nu geen objectieve en betrouwbare bewijsmiddelen in het dossier zitten die deze verklaring ondersteunen. Tot slot wordt opgemerkt dat verdachte zichzelf op de beelden niet herkent en het tenlastegelegde feit ontkent.
Ten aanzien van feit 5 is primair aangevoerd dat de verklaring van [getuige 3] onvoldoende ondersteunend is bij de aangifte van [aangever] om van afpersing te kunnen spreken en dat uit het dossier niet is gebleken dat er daadwerkelijk een geldbedrag is overgemaakt. Subsidiair is aangevoerd dat verdachte in elk geval partieel vrijgesproken zou moeten worden van de tenlastegelegde periode 1 februari 2021 tot en met 5 augustus 2021, omdat wettig en overtuigend bewijs voor deze periode ontbreekt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Bewijsmiddelen [1]
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
Plaats delict: [woonplaats]
Op woensdag 14 april 2021 zat ik omstreeks 21.45 uur op de bank televisie te kijken toen ik mij bedacht om telefonisch contact op te nemen met mijn broer [medeverdachte] .
Toen ik hoorde dat de telefoon opgenomen werd, hoorde ik ineens een mannelijke buitenlandse stem. Ik hoorde gelijk dat ik niet [medeverdachte] aan de lijn had.
Ik hoorde deze mannelijke buitenlandse stem hard schreeuwen en schelden. Ik hoorde dat de stem zei dat ik 1000 euro moest betalen. Ik hoorde dat de stem zei dat ik binnen een half uur 1000 euro moest komen brengen want anders zou de keel van [medeverdachte] doorgesneden worden en zou ik hem nooit meer zien. […] Ik werd vervolgens meermaals gebeld en heb zelf ook
meermaals gebeld naar [medeverdachte] omdat ik hem toch wilde spreken. Ik hoorde dat de
telefoon van [medeverdachte] meermaals werd opgenomen. Ik hoorde steeds die buitenlandse stem.
Ineens zag ik dat er allemaal WhatsApp berichten binnen kwamen op mijn mobiele telefoon. Ik zag dat deze berichten afkomstig waren van de telefoon van [medeverdachte] . […] Ik las de volgende teksten: [2]
- 22:07 uur: ?1000;
- 22:07 uur: Binne halfuurgeen politi;
- 22:07 uur: Doood en jullie ook weten slles vn Julie;
- 22:07 uur: Hoer nu me kkgeld.;
- 22:08 uur: Alleen.en gern. politie;
- 22:08 uur: spraakmemo (audio bestand [audiobestand] [3] );
- 22:08 uur: app alls je amersfoor brn.met 1000?;
- 22:09 uur: Anders begrafenis jullie allen;
- 22:09 uur: Politie dood;
- 22:10 uur: De mobiel gaat over halfuur aan geen.geld vanavond bom.julliekanker.huis op;
- 22:10 uur: spraakmemo (audio bestand [audiobestand] [4] ) [5]
In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] staat onder meer het volgende:
Tijdens het verhoor met [verdachte] kwamen er twee geluidsopnames naar voren. Deze geluidsopnames werden afgespeeld nadat wij ongeveer twee uur in verhoor met hem zaten. De geluidsopnames bestonden uit bestanden;
- [audiobestand]
- [audiobestand]
Toen geluidsopname, [audiobestand] , werd afgespeeld, herkende ik direct de stem van verdachte [verdachte] . Tijdens dat de geluidsopname werd afgespeeld twijfelde ik geen moment over de herkenning van zijn stem. Dezelfde opvliegende stem had ik eerder tijdens het verhoor gehoord van [verdachte] .
Toen geluidsopname, [audiobestand] , werd afgespeeld, hoorde ik dat het geluid wat meer kraakte. Ik hoorde dezelfde stem opnieuw spreken. […] Wel viel het mij op dat dezelfde toonhoogte, klanken en duidelijk accent hoorbaar waren. Het leek mij zeer waarschijnlijk dat deze stem dezelfde stem was als ik in geluidsopname, [audiobestand] , gehoord had. [6]
Bewijsoverweging
Op grond van bovenvermelde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 14 april 2021 te [woonplaats] heeft geprobeerd [slachtoffer 1] af te persen door haar onder bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van € 1.000,-. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte ook heeft geprobeerd [slachtoffer 2] af te persen, nu uit het dossier niet is gebleken dat verdachte [slachtoffer 2] om geld heeft gevraagd. De rechtbank spreekt verdachte derhalve partieel vrij van poging afpersing van [slachtoffer 2] .
Feit 2
Bewijsmiddelen [7]
Aangever [benadeelde 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik ben eigenaar van sloepverhuur " [naam] " gevestigd aan [adres] in [woonplaats] .
Vandaag omstreeks 20.00 uur werd ik gebeld door een kennis dat er vanaf mijn steiger een waterstofzuiger was weggenomen.
Ik ben vervolgens direct naar mijn bedrijf gegaan. Daar kreeg ik van een getuige enkele foto's toegestuurd waarop de diefstal en de dader zijn te zien. [8]
Getuige [getuige 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
De getuige verklaarde: Op zondag l augustus 2021 zat ik op het balkon van mijn woning aan het [straat] in [woonplaats] .
Op bovengenoemde datum en dag, omstreeks 19:45 uur, zat ik op mijn balkon en zag ik
dat aan de kade van de [straat] twee mannen op een trappetje bij een steiger zaten. Het viel mij op dat één van de mannen de steiger op liep en om het aldaar gelegen hek heen klom naar het afgesloten deel van de steiger.
Ik zag dat de man een grote waterstofzuiger pakte, die bij één van de boten stond. Ik zag dat de man deze waterstofzuiger op de punt van de voorste boot zette. Ik zag dat hij vervolgens het touw van de boot naar de andere man gooide en dat de andere man met het touw de boot een klein stukje naar zich toe trok. Ik zag dat de man vervolgens de waterstofzuiger van de boot tilde en aan de andere zijde van het hek op de steiger zette. De man die op het afgesloten deel van de steiger stond, klom vervolgens weer langs het hek en ging met de andere man weer op de trap zitten.
De andere man die al die tijd op de steiger was gebleven liep vervolgens met de waterstofzuiger naar de man op de scooter. Ik zag dat de mannen de waterstofzuiger op de scooter tilden en vervolgens samen op de scooter stapten en wegreden in de richting van de Kwekersweg. [9]
Ik kan de man die langs het hek heen klom als volgt omschrijven:
- man;
- blank;
- gemillimeterd haar;
- normaal postuur;
- donkerblauwe gewatteerde jas;
- blauwe korte broek;
- witte schoenen. [10]
In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 2] staat onder meer het volgende:
De persoon op foto 1, de persoon zit rechts op de foto. De persoon heeft een zwarte jas aan. De persoon heeft een korte broek en witte schoenen aan. De persoon heeft erg kort haar. De persoon zit op de rand van een boot op foto 2. De persoon staat op foto 3 rechts in beeld. De persoon draagt dezelfde kleding als op foto 1 en 2. […] Op foto 4 herken ik […]:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [voornamen]
Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als senior binnen het basisteam Amersfoort. Ik ken de persoon vanuit meldingen en incidenten op straat. Daarnaast ken ik de persoon omdat hij erg in beeld is bij de politie Amersfoort. De persoon heeft een tijd op de briefing gestaan binnen het basisteam Amersfoort. Daarnaast kom ik de persoon zeer regelmatig tegen op straat. De laatste keer dat ik hem zag was op vrijdag 30 juli 2021. Het contact duurde toen
ongeveer enkele minuten. Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. Ik herken de persoon aan zijn kleding, postuur, vorm van zijn hoofd, haardracht, leeftijd en houding. Aan zijn herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij: de vorm van zijn hoofd, oren, ogen en neus en de manier waarop hij lacht. [11]
Ik herkende hem onmiddellijk toen ik de foto's zag. [12]
Bewijsoverweging
Op grond van bovenvermelde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 1 augustus 2021 te Amersfoort heeft schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging van een waterstofzuiger, toebehorend aan [benadeelde 1] .
Feit 3
Bewijsmiddelen [13]
Aangeefster [aangeefster] heeft onder meer het volgende verklaard:
Zij deed aangifte namens het slachtoffer [slachtoffer 3] […].
Op maandag 15 maart 2021 […] was ik aan het werk bij [organisatie] als Maatschappelijk werker. […] Op dat moment begint meneer [verdachte] tegen mij te schreeuwen. [14]
Hij zei nog een keer dat hij met mijn collega [slachtoffer 3] wilde praten, alleen met hem. Hij zei: “Ik zet hem wel in een auto en dan ga ik een stukje met hem rijden en met hem praten. Ik wacht tot hij klaar is met werken en dan pak ik hem. Ik wacht hem op.” Toen zei hij: “Ik steek zijn ogen uit.” Hij zei: “Jullie kunnen op jullie manier dingen regelen, ik regel dingen op mijn manier. Dan krijg ik maar TBS. Dat vind ik prima. Geef mij maar TBS.” [15]
Getuige [getuige 2] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik was op het moment werkzaam voor instantie [organisatie] , gelegen aan [adres] in [woonplaats] . [16]
Ik zag en hoorde vervolgens [verdachte] zeggen: “[…] Ik ga die homo zijn strot afsnijden want hij moet toch een keer naar huis, ik steek zijn ogen eruit!” Wij, begeleidster [A] en ik, zijn vervolgens naar begeleider [slachtoffer 3] [
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3]] gegaan. Wij deelden toen [slachtoffer 3] mede wat [verdachte] over hem gezegd had. Ik zag en hoorde dat [slachtoffer 3] hier heel erg van schrok. Ik zag dat [slachtoffer 3] ontdaan was van de bedreigingen. Ik hoorde [slachtoffer 3] zeggen dat hij al een hoop had meegemaakt maar dat hij hiervan heel erg geschrokken was. Ik hoorde [slachtoffer 3] zeggen dat dit behoorlijke impact op hem had en dat hij zich bedreigd voelde door [verdachte] . Vervolgens hoorde ik [slachtoffer 3] zeggen dat hij bang was dat dit verkeerd zou aflopen. [17]
Bewijsoverweging
Op grond van bovenvermelde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 15 maart 2021 te [woonplaats] , [slachtoffer 3] heeft bedreigd met zware mishandeling door [aangeefster] , collega van [slachtoffer 3] , de woorden “Ik steek zijn ogen” en “Dan krijg ik maar TBS” toe te voegen.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met zware mishandeling is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van verdachte daarop was gericht. Niet is vereist dat de bedreiging rechtstreeks aan de bedreigde is gedaan.
Uit het dossier volgt dat verdachte het over [slachtoffer 3] had toen hij de hiervoor weergegeven dreigende teksten uitte. Gelet op het feit dat verdachte de bedreigingen uitte tegen een collega ( [aangeefster] ) van [slachtoffer 3] , kon verdachte verwachten dat deze collega [slachtoffer 3] op de hoogte zou brengen van de bedreiging. Gelet op de aard en inhoud van de bedreigende teksten, kon naar het oordeel van de rechtbank bij [slachtoffer 3] de redelijke vrees ontstaan dat hij daadwerkelijk zwaar lichamelijk letsel op zou lopen. Dat [slachtoffer 3] zich daadwerkelijk bedreigd voelde, blijkt voorts uit de verklaring van [getuige 2] . Dat [slachtoffer 3] zelf niet gehoord is, maakt voorgaande niet anders.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 3] ook heeft bedreigd door [aangeefster] de teksten onder het eerste gedachtestreepje onder feit 3 toe te voegen (“Ik kan aan een track en trace komen, die plak ik onder een auto en dan weet ik waar je woont. Dan kom ik met een collectebus, dan bel ik aan." en het maken van een schietgebaar). Het is immers onduidelijk tegen wie deze bedreigingen zich richtten. Het lijkt erop dat deze bedreiging tegen [aangeefster] zelf en niet tegen [slachtoffer 3] is gericht, nu [aangeefster] verklaart: Daarna zei hij tegen mij: “Dan weet ik waar
jewoont.” De rechtbank spreekt verdachte daarvan partieel vrij.
Feit 4
Bewijsmiddelen [18]
Aangever [benadeelde 2] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik kwam er op woensdag 14 april 2021 omstreeks 08:00 uur achter dat er vis miste in mijn
viskar.
De spullen die zij hebben meegenomen zijn:
- 3 Zakken garnalen;
[…]
- 100 euro aan 1 en 2 euro muntjes. [19]
In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 3] staat onder meer het volgende:
Op woensdag 14 april 2021 omstreeks 00:36 uur, vond er een diefstal uit een bedrijfspand plaats bij de Vishandel [visbedrijf] te [woonplaats] . In het pand zijn bewakingscamera's aanwezig.
Tijdstip
2021-04-14
00:36:56 Drie verdachten komen aangelopen. De verdachte met de wit/rode rugtas toetst de code in bij de toegangsdeur. [20]
00:37:08 De verdachte met de bruine schoenen met oranje veters, loopt achter de man met de wit/rode rugtas aan. Opvallend is dat deze verdachte voorover gebogen loopt. De derde verdachte met witte schoenen gaat na binnenkomst rechtsaf. [21]
00:39:21 De verdachte met de witte schoenen is in de viskar. De verdachte die voorovergebogen loopt, heeft nu de wit/rode rugzak. [22]
00:40:57 De verdachten met de wit/rode rugtas en de verdachte met de witte
schoenen verlaten de viskar. […]
01:08:50 De verdachte met de witte schoenen, loopt nu met een gevulde rode rugzak weer de viskar in. Na enkele seconde verlaat hij de viskar weer. [23]
01:10:33 De drie verdachten verlaten het pand. [24]
In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 4] staat onder meer het volgende:
Ik zag dat ik eerder de week een e-mail had gehad van wijkagent [wijkagent] . Zij had enkele foto afbeeldingen van twee personen die zich schuldig hadden gemaakt aan de vernieling van een drank en snoepautomaat in parkeergarage Mondriaan-Centrum
gelegen in Amersfoort aan de Soeverein 36 . Ik zag dat de foto-afbeeldingen afkomstig waren van beveiligingscamera's. Ik zag dat de persoon in de donker gewatteerde jas met de capuchon over zijn hoofd en met het nektasje inderdaad [verdachte] betrof. [verdachte] heeft een voor mij zeer herkenbaar gezicht. Hij heeft oostblok achtige gezichtskenmerken waarbij de vorm van [verdachte] hoofd opvallend is. [verdachte] heeft rondom en boven zijn ogen een erg breed hoofd. De opvallende neus van [verdachte] in combinatie met zijn ogen maakt voor mij dat ik [verdachte] goed kan herkennen, indien gezichtskenmerken zichtbaar zijn. Zonder capuchon over zijn hoofd heeft [verdachte] een nog veel meer herkenbaar uiterlijk omdat de bovenkant van zijn hoofd, in combinatie met zijn haarlijn erg herkenbaar is voor mij.
Ik, [verbalisant 4] , had eerder beveiligingsbeelden bekeken van een in Bunschoten
gepleegde inbraak in een vishandel. Ik had deze beelden (foto-afbeeldingen) erbij gepakt omdat in dit onderzoek de naam van [verdachte] op was gedoken. Ik zag dat er op de foto die was rond gestuurd, waarbij om herkenning werd gevraagd onder de collega politieagenten, drie personen stonden afgebeeld. Ik zag dat de persoon het meest links afgebeeld op de als bijlage 2 bijgevoegde foto, dezelfde kleding droeg als [verdachte] droeg in de parkeergarage van het Soeverein 36 . Ik zag namelijk dat [verdachte] witkleurige schoenen droeg met daarboven een spijkerbroek, een blauw gewatteerde North face jas met wit embleem op de linker borst en met een opvallend nektasje op de borst gedragen met een glinsterend embleem in het midden. Door de specifieke overeenkomsten in deze kleding kreeg ik daardoor sterk het vermoeden dat de persoon links afgebeeld, [verdachte] betrof. [25]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft onder meer het volgende verklaard:
V: Wat kun je vertellen over een gepleegde inbraak op 14 april 2021 bij het visbedrijf [visbedrijf] gelegen aan het [adres] te [woonplaats] . [26] A:[...] Ik heb wat vis meegenomen. […]
V: Met wie was je bij deze inbraak?
A: Dat waren twee vrienden van me.
V: Wie is de achterste persoon?
A: Dat is waki […] Ik ken hem van [organisatie] . [27]
Verdachte heeft onder meer het volgende verklaard:
A: […] Ik ben de enige met de bijnaam [bijnaam] . […] [28]
Bewijsoverweging
Op grond van bovenvermelde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 14 april 2021 te [woonplaats] , samen met anderen, heeft schuldig gemaakt aan diefstal van garnalen en een geldbedrag uit de vishandel van [benadeelde 2] , en dat verdachten zich de toegang tot die vishandel hebben verschaft door middel van het intoetsen van de cijfercode van de deur. De rechtbank volgt de raadsman niet in diens verweer dat er geen sprake is van een betrouwbare, bruikbare herkenning van verdachte. Verbalisant [verbalisant 4] relateert dat hij verdachte goed kent en kan herkennen. Hij noemt ook specifieke kenmerken waaraan hij verdachte herkent op de foto in een andere zaak. Dit is een foto waarop het gezicht van verdachte duidelijk in beeld staat. Vervolgens stelt hij meerdere overeenkomsten vast tussen die foto en de beelden in deze zaak, waarop hij zijn sterke vermoeden baseert dat het verdachte is. Dit biedt voldoende ondersteuning aan de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] dat verdachte aanwezig was bij de inbraak.
Feit 5
Bewijsmiddelen [29]
Aangever [aangever] heeft onder meer het volgende verklaard:
Plaats delict: [woonplaats] . Op 06 augustus 2021 […] zat ik op een bankje op het bankje voor het Smalle Pad. [bijnaam] kwam erbij en vroeg hoe lang het nog duurt met het geld, op een toon alsof ik voor hem werk en in dienst bij hem ben. Ik moet opschieten van hem anders slaat hij mij de kanker in, hoorde ik hem zeggen. Toen heb ik hem 30 euro aan 2 euro munten gegeven die ik toevallig nog in mijn zak had zitten. [30]
Getuige [getuige 3] heeft onder meer het volgende verklaard:
Gisteravond, op 6 augustus 2021, […] was ik bij het plantsoentje achter het gebouw van [organisatie] […]. Ik zag dat [aangever] op het bankje zat. Ik zag ook dat [bijnaam] voor hem stond.
Ik hoorde [bijnaam] zeggen dat [aangever] hem moest betalen. Ik hoorde dat hij dit op een serieuze, felle manier zei. […] Ik zag vervolgens dat [aangever] geld aan [bijnaam] gaf. Het zag ernaar uit dat dit allemaal munten van EUR 2,- waren. [31]
Bewijsoverweging
Op grond van bovenvermelde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 6 augustus 2021 te [woonplaats] , [aangever] heeft afgeperst door hem met bedreiging van geweld te dwingen tot afgifte van een geldbedrag. Dit volgt uit de aangifte van [aangever] , die ondersteund wordt door de getuigenverklaring van [getuige 3] die ook specifiek over twee euromunten verklaard heeft.
De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij van de tenlastegelegde periode 1 februari 2021 tot en met 5 augustus 2021 en 7 augustus 2021, als ook van het onder het eerste, tweede en laatste gedachtestreepje tenlastegelegde, nu niet uit het dossier is gebleken dat naar aanleiding van de hier genoemde bedreigingen met geweld door [aangever] daadwerkelijk geld is betaald aan verdachte.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 14 april 2021 te [woonplaats] , gemeente Bunschoten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 1000,00 euro
- telefoongesprekken met voornoemde [slachtoffer 1] heeft gevoerd en tevens op inkomende gesprekken de telefoon van haar broer - [medeverdachte] - heeft opgenomen, in plaats van die [medeverdachte] en
- tijdens die gesprekken (onder andere) heeft gezegd dat die [slachtoffer 1] 1000 euro moesten brengen, omdat anders de keel van haar broer [medeverdachte] zou worden doorgesneden en
- diverse WhatsApp berichten heeft gestuurd met daarin de volgende (dreigende) woorden: "1000, binnen half uur geen politi, doood en jullie ook, hoer nu me kk geld, anders begrafenis jullie allen. Geen geld vanavond bom jullie kanker huis op.",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
op 1 augustus 2021 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een ander, een waterstofzuiger die aan [benadeelde 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van inklimming;
Feit 3
op 15 maart 2021 te [woonplaats] [slachtoffer 3] heeft bedreigd met zware mishandeling, door tegen [aangeefster] (een medewerkster van [organisatie] , waar voornoemde [slachtoffer 3] werkt) de dreigende woorden toe te voegen: "Ik steek zijn ogen uit" en "Dan krijg ik maar TBS";
Feit 4
op 14 april 2021 te [woonplaats] , gemeente Bunschoten tezamen en in vereniging met anderen, zakken garnalen en een geldbedrag (van 100,00 euro), die aan [benadeelde 2] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van valse sleutels, door de cijfercode in te voeren tot het gebruik waartoe verdachte en zijn mededaders niet bevoegd waren;
Feit 5
op 6 augustus 2021 te [woonplaats] met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, dat aan [aangever] toebehoorde, door (onder andere) meermalen tegen de [aangever] te zeggen dat voornoemde [aangever] geld moest geven, omdat verdachte hem anders de kanker in zou slaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
poging tot afpersing;
Feit 2
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
Feit 3
bedreiging met zware mishandeling;
Feit 4
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels;
Feit 5
afpersing.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. In het geval van een bewezenverklaring is door de verdediging verzocht rekening te houden met de context waarin de verschillende gebeurtenissen moeten worden geplaatst. Het gaat om een wereld van gebruikers waarin hard taalgebruik eerder regel dan uitzondering is. Voorts zou er meer werk moeten worden gemaakt van een passende begeleiding en woonvorm voor verdachte. Gelet op het reclasseringsrapport waaruit blijkt dat de reclassering toch nog mogelijkheden ziet voor toezicht, behandeling en begeleiding, verzoekt de verdediging een voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het rapport.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere vermogensdelicten. Dit zijn ernstige en voor de slachtoffers zeer vervelende feiten. Uit de verklaringen van aangevers [slachtoffer 1] en [aangever] blijkt ook hoe bang zij zijn geweest door de teksten die verdachte tegen hen heeft geuit terwijl hij hen probeerde af te persen. Verdachte heeft met de door hem gepleegde diefstallen en (poging tot) afpersingen geen respect getoond voor andermans eigendommen en heeft slechts oog gehad voor zijn eigen financieel gewin.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer 3] . Dat de heer [slachtoffer 3] zich door de uitlatingen van verdachte bedreigd heeft gevoeld, is zeer invoelbaar gelet op de agressieve houding van verdachte ten tijde van de bedreiging en volgt ook uit hetgeen hij hierover tegen getuige [getuige 2] heeft verklaard. Bovendien dragen dergelijke bedreigingen bij aan gevoelens van onveiligheid binnen [organisatie] , terwijl deze instantie er juist op gericht is de personen die een beroep doen op de organisatie, te helpen en de medewerkers dit zonder belemmeringen dienen te kunnen doen.
Persoon van verdachte
Uit een de verdachte betreffend uittreksel van de justitiële documentatie van 1 november 2021 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Dit weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van 22 november 2021, waaruit volgt dat verdachte sinds zijn 15de levensjaar jaarlijks in contact komt met politie en justitie en dat dit slechts onderbroken wordt door detentie of plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD). Inmiddels heeft zelfs een derde (voorwaardelijke) ISD-maatregel niet mogen baten en geen van de doelen behorend bij deze maatregel zijn behaald. De risico’s op recidive en onttrekking aan eventuele voorwaarden worden als hoog ingeschat. Verdachte heeft meerdere kansen gehad, maar heeft er telkens voor gekozen zich niet aan gestelde voorwaarden te houden en ook recent heeft verdachte zich tijdens reclasseringstoezicht niet aan de gemaakte afspraken gehouden.
Straf
Gelet op de aard, de ernst en de hoeveelheid delicten kan met geen andere straf worden volstaan dan een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) en het feit dat er sprake is van veelvuldige recidive. Ondanks dat verdachte heeft aangegeven dat hij bereid is mee te werken aan een nieuw reclasseringstoezicht, acht de rechtbank het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden niet aan de orde. De rechtbank let daarbij op het hoge risico tot onttrekking, de persoon van verdachte en de vele kansen die hij al heeft gehad en waaraan hij geen gehoor heeft gegeven. Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Deze straf is lager dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht een jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf passender dan de geëiste achttien maanden gelet op soortgelijke zaken en de eerder genoemde oriëntatiepunten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BESLAG

Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp dat aan verdachte toebehoort, te weten 1 STK hobbymes (Omschrijving: g2863443 aangetroffen in rechterbinnenzak van [verdachte] ), onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Het voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten waarvan hij wordt verdacht aangetroffen en kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.

10.BENADEELDE PARTIJEN

[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 306,95. Dit bedrag bestaat uit materiële schade (de vervangingswaarde van de waterstofzuiger), ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 tenlastegelegde.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering volledig toe te wijzen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht het gevorderde bedrag te matigen tot € 200,-, nu onduidelijk is hoe oud de waterstofzuiger ten tijde van het wegnemen was en ook wat het afschrijvingspercentage is geweest.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De benadeelde partij heeft een bedrag gevorderd ter zake van het wegnemen van zijn waterstofzuiger. De rechtbank is van oordeel dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde onder feit 2. Ter onderbouwing is een factuur overgelegd met een bedrag van € 306,98, welke de vervangingswaarde van de waterstofzuiger zou behelzen. De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat onduidelijk is wat de dagwaarde van de waterstofzuiger was en maakt derhalve gebruik van haar bevoegdheid de omvang van de schade te schatten. De rechtbank schat de materiële schade op € 200,- en verklaart het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan dit gedeelte van de vordering aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Hoofdelijkheid
De rechtbank veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan benadeelde partij van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 200,-. te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling wordt deze verplichting aangevuld met 4 dagen gijzeling. Toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 36f, 45, 63, 285, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart hetgeen meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
één jaar;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
1 STK hobbymes (Omschrijving: g2863443 aangetroffen in rechterbinnenzak van [verdachte] );
Benadeelde partij [benadeelde 1]
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 200,-. bestaande uit materiële schade;
- verklaart de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij dit gedeelte van de vordering kan aanbrengen bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte tot hoofdelijke betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- legt aan verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat € 200,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze verplichting aangevuld met 4 dagen gijzeling. Toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij of een ander op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Konings, voorzitter, mrs. E.J. van Rijssen en H.F. Koenis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H. Lagerweij, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 december 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 14 april 2021 te [woonplaats] , gemeente Bunschoten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn
mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 1000,00 euro, althans enig geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , en/of een derde toebehoorde(n)
- een of meer telefoongesprekken met voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gevoerd en/of tevens op inkomende gesprekken de telefoon van hun broer - [medeverdachte] - heeft opgenomen, in plaats van die [medeverdachte] en/of
- tijdens die gesprekken (onder andere) heeft gezegd dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] 1000 euro moesten brengen, omdat anders de keel van hun broer [medeverdachte] zou worden doorgesneden en/of "Ik ga [medeverdachte] vermoorden en ik ga u vermoorden."
- diverse WhatsApp berichten heeft gestuurd met daarin de volgende (dreigende) woorden: "1000, binnen half uur geen politi, doood en jullie ook, hoer nu me kk geld, anders begrafenis jullie allen. Geen geld vanavond bom jullie kanker huis op.",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 2
hij op of omstreeks 1 augustus 2021 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een waterstofzuiger, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van inklimming;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
Feit 3
hij op of omstreeks 15 maart 2021 te [woonplaats] [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door tegen [aangeefster] (een medewerkster van [organisatie] , waar voornoemde
[slachtoffer 3] werkt) de dreigende woorden toe te voegen
- "Ik kan aan een track en trace komen, die plak ik onder een auto en dat weet ik waar je woont. Dan kom ik met een collectebus, dan bel ik aan." en/of (hierbij) een schietgebaar te maken en/of
- "Ik steek zijn ogen uit" en/of "Dan krijg ik maar TBS" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 4
hij op of omstreeks 14 april 2021 te [woonplaats] , gemeente Bunschoten tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, zakken garnalen en/of een geldbedrag (van 100,00 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door de cijfercode in te voeren tot het gebruik waartoe verdachte en/of zijn mededaders niet bevoegd waren;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
Feit 5
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks 1 februari 2021 tot en met 7 augustus 2021 te [woonplaats] met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever] toebehoorde(n), door (onder andere) meermalen tegen de [aangever] te zeggen
- "Ik ga jou doodmaken als jij mij mijn geld niet geeft" en/of
- "Ik ga jou ouders vermoorden"
- dat voornoemde [aangever] geld moest geven, omdat verdachte hem anders de kanker in zou slaan en/of
- dat voornoemde [aangever] hem 20 euro moest sturen, omdat verdachte hem anders dood zou schieten en/of
- WhatsApp berichten te sturen met de inhoud: "Morgen 300 of ik laat je moeder slapen hoerenzoon" en/of "jij gaat mij betalen jij kankrr kind";
( art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 augustus 2021, genummerd PL0900-2021248387, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 492. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 86.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 58.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 58.
5.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 87, met bijlage pagina 93.
6.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 383.
7.
8.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , pagina 202.
9.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , pagina 205.
10.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , pagina 206.
11.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 219, met bijlagen foto’s 1 t/m 4 op pagina 221-222.
12.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 220.
13.
14.Een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] , pagina 341.
15.Een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] , pagina 342.
16.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , pagina 344.
17.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , pagina 345.
18.
19.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] , pagina 156.
20.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 183.
21.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 184.
22.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 185.
23.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 186.
24.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 187.
25.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 193, met bijlagen p. 195-197.
26.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , pagina 81.
27.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , pagina 82.
28.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 57.
29.
30.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] , pagina 352.
31.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , p. 357.