In deze zaak gaat het om een verzoek tot schorsing van een omgevingsvergunning die is verleend voor de bouw van een woonzorgcentrum met zorgappartementen en twee huisartsenpraktijken op een perceel in Zeist. De vergunninghouder, een zorginstelling, heeft op 22 december 2020 een omgevingsvergunning verkregen voor het kappen van bomen en het verbouwen van een monumentaal pand. Eisers, omwonenden van het perceel, hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning en verzochten de voorzieningenrechter om de vergunning te schorsen totdat hun beroep tegen de vergunning is behandeld. De voorzieningenrechter heeft op 28 september 2021 uitspraak gedaan en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor de eisers, omdat de bouwplannen niet evident in strijd waren met het bestemmingsplan en de vergunninghouder recht had op rechtszekerheid. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat de eisers voldoende belanghebbenden waren, met uitzondering van één eiser wiens beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak bevestigde dat de omgevingsvergunning rechtmatig was verleend en dat de eisers geen gelijk kregen in hun beroep.