ECLI:NL:RBMNE:2021:6386

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
4 januari 2022
Zaaknummer
UTR 21/3706
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijstandsuitkering en terugwerkende kracht in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. N. Velthorst, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, vertegenwoordigd door E. Perçin. Eiser had een bijstandsuitkering aangevraagd, die door verweerder was toegekend met ingang van 16 december 2020, maar eiser was van mening dat hij recht had op een uitkering met terugwerkende kracht vanaf 13 maart 2019.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser had geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die rechtvaardigden dat de bijstandsuitkering met terugwerkende kracht zou moeten worden toegekend. De rechtbank oordeelde dat de enkele stelling van eiser dat er bijzondere omstandigheden waren, onvoldoende was om zijn verzoek te onderbouwen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat het aan eiser is om dergelijke bijzondere omstandigheden aannemelijk te maken, wat hij niet heeft gedaan. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze mondelinge uitspraak. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. R.G.A. Beijen, en is niet ondertekend door de rechter vanwege verhindering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3706
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N. Velthorst),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, verweerder
(gemachtigde: E. Perçin).

Procesverloop

In het besluit van 24 februari 2021 (primair besluit) heeft verweerder eiser een bijstandsuitkering toegekend naar de kostendelersnorm voor een driepersoonshuishouden met ingang 16 december 2020.
In het besluit van 19 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 2 december 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Eiser heeft zich op 13 maart 2019 bij verweerder gemeld voor een bijstandsuitkering en op 26 april 2019 een aanvraag ingediend. Deze aanvraag is afgewezen en het beroep tegen de afwijzing is door deze rechtbank op 1 juli 2020 ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft het hoger beroep op 9 november 2021 ongegrond verklaard.
Eiser heeft zich vervolgens op 16 december 2020 gemeld en op 5 januari 2021 een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering. Verweerder heeft eiser met ingang van 16 december 2020 een bijstandsuitkering toegekend. Er zijn volgens verweerder geen bijzondere omstandigheden om eiser met terugwerkende kracht vanaf 13 maart 2019 een bijstandsuitkering toe te kennen.
Eiser is het hier niet mee eens. Eiser vindt dat verweerder hem vanwege bijzondere omstandigheden met terugwerkende kracht een bijstandsuitkering moet toekennen vanaf 13 maart 2019.
Als iemand vindt dat hij of zij vanaf een eerdere datum een bijstandsuitkering had moeten krijgen, dan heet dat ‘met terugwerkende kracht’. In de wet [1] en door de hoogste rechter [2] is bepaald dat iemand in principe alleen een bijstandsuitkering krijgt vanaf het moment dat diegene erom vraagt en niet eerder. Alleen in een hele bijzondere situatie kan iemand vanaf een eerdere datum een bijstandsuitkering krijgen.
6. Het is aan eiser om deze bijzondere situatie aannemelijk te maken. De rechtbank oordeelt dat eiser hier niet in is geslaagd. Eiser heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd of aannemelijk gemaakt. De enkele stelling dat er bijzondere omstandigheden zijn is hiertoe onvoldoende.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
8. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 december 2021 door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G.A. Beijen, griffier.
De rechter is verhinderd
om deze uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.artikel 43 en 44 van de Pw.
2.bijvoorbeeld in de uitspraak van de CRvB van 30 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:377.