In deze zaak heeft eiser op 28 januari 2021 een beroep ingediend tegen het niet tijdig nemen van een beslissing door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Dit beroep werd eerder gegrond verklaard op 18 juni 2021, waarbij de rechtbank verweerder een termijn van twee weken gaf om een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag en een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft opnieuw beroep ingesteld omdat verweerder wederom niet tijdig heeft beslist. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het beroep ontvankelijk is, omdat de dwangsom uit de eerdere uitspraak op het moment van indienen van het beroep nog niet was volgelopen.
De rechtbank heeft overwogen dat de beleidslijn van het Landelijk Overleg Vakinhoud Bestuursrecht niet meer van toepassing is, omdat de dwangsom uit de eerdere uitspraak inmiddels was volgelopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit door verweerder al verstreken was en dat er geen beslissing was genomen op het bezwaar van eiser. Daarom heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 200,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 30.000,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 374,-, en het griffierecht van € 181,- moet ook door verweerder aan eiser worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer en is openbaar gemaakt op 22 december 2021.