ECLI:NL:RBMNE:2021:6371
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Ongegrond verklaard wrakingsverzoek tegen rechter-commissaris in faillissementszaak
In deze wrakingszaak heeft verzoekster op 12 december 2021 een verzoek tot wraking ingediend tegen de rechter-commissaris mr. P.J. Neijt, die betrokken was bij de faillissementszaak van [bedrijf 1] BV, waarvan verzoekster (indirect) bestuurder is. De curator, mr. [belanghebbende], had een machtiging aangevraagd om verzoekster in rechte te betrekken en conservatoir beslag te leggen. Verzoekster stelde dat er nieuwe feiten waren die haar wrakingsverzoek onderbouwden, waaronder de vermeende partijdigheid van de rechter-commissaris en het feit dat zij niet was gehoord voordat de machtiging werd verleend. De wrakingskamer heeft het verzoek op 17 december 2021 in het openbaar behandeld, waarbij verzoekster haar standpunten heeft toegelicht.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard. De kamer oordeelde dat de verleende machtiging aan de curator een procesbeslissing is en dat procesbeslissingen in beginsel geen grond voor wraking zijn, tenzij er sprake is van vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter-commissaris. Bovendien was verzoekster, als bestuurder van de failliete B.V., geen partij in de procedure rondom de machtiging. De wrakingskamer heeft ook opgemerkt dat verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die niet eerder waren behandeld in eerdere wrakingsverzoeken. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 31 december 2021.