ECLI:NL:RBMNE:2021:6348

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 oktober 2021
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
21/3724
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen over bezwaar inzake dwangsom

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiser had eerder bezwaar ingediend tegen een last onder dwangsom die aan de buurman was opgelegd. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 1 april 2021, waarin werd bepaald dat verweerder binnen zes weken opnieuw moest beslissen, heeft eiser opnieuw beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dwangsom uit de eerdere uitspraak nog niet was volgelopen op het moment dat het nieuwe beroep werd ingediend. Volgens de beleidslijn van het Landelijk Overleg Vakinhoud Bestuursrecht (LOVB) wordt een opvolgend beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk verklaard als het is ingesteld voordat de maximale dwangsom is volgelopen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om van deze beleidslijn af te wijken, ondanks de argumenten van eiser dat andere rechtbanken in vergelijkbare situaties anders hadden geoordeeld. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard en eiser kreeg geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3724

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.M. Breukers)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Op 4 december 2019 heeft verweerder een last onder dwangsom opgelegd aan de buurman van eiser. Verweerder heeft op 14 mei 2020 laten weten dat hij de begunstigingstermijn voor deze last verlengt. Eiser heeft tegen deze beslissing bezwaar ingediend op 8 juli 2020. Verweerder heeft hier niet op tijd op beslist en dus heeft eiser op 8 oktober 2020 een ingebrekestelling verstuurd.
Vervolgens heeft eiser op 30 oktober 2020 een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingediend. De rechtbank heeft dit beroep met zaaknummer UTR 20/3891 op
1 april 2021 gegrond verklaard. In die uitspraak staat dat verweerder binnen zes weken opnieuw moet beslissen op het bezwaar van eiser. Als verweerder dit niet doet, dan verbeurt hij een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 15.000,-.
Eiser stelt nu opnieuw beroep in tegen het niet tijdig beslissen.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. De rechtbank heeft in de uitspraak van 21 april 2021 voor het laatst een termijn gesteld met daaraan gekoppeld een dwangsom.
3.
De rechtbank stelt vast dat verweerder geen nieuw besluit heeft genomen. Echter, de dwangsom uit de uitspraak van 1 april 2021 was op het moment van het indienen van het beroep nog niet volgelopen. De dwangsom liep tot 10 oktober 2021 en de rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 12 augustus 2021.
4. De rechtbank overweegt dat volgens de beleidslijn van 25 maart 2020 van het Landelijk Overleg Vakinhoud Bestuursrecht een opvolgend beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk wordt verklaard als het is ingesteld voordat de maximale dwangsom is volgelopen. Dit om te voorkomen dat de rechter in strijd komt met het algemeen rechtsbeginsel dat de rechter zich tweemaal over hetzelfde geschil uitspreekt. Daarbij is van belang dat de bestuursrechter kijkt naar of dat de dwangsom is volgelopen op het moment van indienen het beroep en niet op het moment van doen van de uitspraak. Omdat de dwangsom nog niet was volgelopen op het moment van het indienen van het onderhavige beroep moet de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
5. Eiser voert aan dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) en sommige andere rechtbanken een beroep tegen het niet tijdig beslissen wel gegrond hebben verklaard, terwijl het beroep werd ingediend toen de dwangsom nog liep. De rechtbank ziet in deze uitspraken geen aanleiding om van de beleidslijn van het LOVB af te wijken. Over de uitspraak van de Afdeling die eiser aanhaalt [1] overweegt de rechtbank het volgende. Deze uitspraak ziet niet op dezelfde situatie als hier aan de hand is. In de uitspraak van de Afdeling staat namelijk dat het in die zaak gaat om een overgangssituatie tussen twee beleidslijnen. De Afdeling vermeldt daarbij dat het alleen heeft gekeken naar de feiten in die zaak en niet kijkt naar de beleidslijn van 25 maart 2020. Omdat hier geen sprake is van een overgangssituatie wat betreft de beleidslijnen voor het vollopen van dwangsommen ziet de rechtbank in deze uitspraak geen aanleiding om het beroep van opposant ontvankelijk te verklaren en af te wijken van de beleidslijn van 25 maart 2020.
6. Ter voorlichting aan partijen overweegt de rechtbank nog het volgende. In een uitspraak van 10 juni 2021, met zaaknummer UTR 21/1570, heeft de rechtbank een opvolgend beroep niet tijdig beslissen, dat was ingediend vóór het vollopen van de dwangsom, per abuis wel gegrond verklaard. Dit verplicht de rechtbank echter niet om in andere zaken dit ook te doen.
7. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
8. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 18 oktober 2021 en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.