ECLI:NL:RBMNE:2021:6265

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 december 2021
Publicatiedatum
27 december 2021
Zaaknummer
UTR 21-2767
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag AOW-pensioen naar norm voor ongehuwde op basis van duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, afkomstig uit [land], en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. De eiser had een aanvraag ingediend voor een AOW-pensioen naar de norm voor een ongehuwde, welke door de verweerder op 16 maart 2021 werd afgewezen. Het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing werd op 27 mei 2021 ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde. Tijdens de zitting op 15 november 2021, die hybride werd gehouden, was eiser aanwezig, terwijl de gemachtigde van de verweerder via Skype deelnam.

De rechtbank oordeelde dat de verweerder niet voldoende had gemotiveerd waarom eiser niet duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote. Eiser stelde dat hij feitelijk op een ander adres woonde en dat hij en zijn echtgenote een eigen leven leidden, maar de rechtbank concludeerde dat de omstandigheden, zoals gezamenlijke eigendom van woningen en financiële verplichtingen, niet wezenlijk wezenlijk afweken van een gehuwde situatie. De rechtbank benadrukte dat de bewijslast bij eiser lag om aan te tonen dat er sprake was van duurzaam gescheiden leven, wat niet was aangetoond. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar bepaalde dat de verweerder het griffierecht van € 49,- aan eiser moest vergoeden.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2767

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , uit [land] , eiser

en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: P. van der Voorn).

Procesverloop

In het besluit van 16 maart 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een AOW-pensioen naar de norm voor een ongehuwde afgewezen.
In het besluit van 27 mei 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 15 november 2021 op zitting behandeld. Dit is een hybride zitting geweest. Eiser is ter zitting verschenen. De gemachtigde van verweerder heeft via Skype voor Bedrijven deelgenomen aan de zitting.

Overwegingen

1. Eiser ontvangt een AOW-pensioen. Hij heeft aan verweerder doorgegeven dat hij duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote.
2. Verweerder heeft beslist dat uit de feiten en omstandigheden niet blijkt dat eiser duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote. Het AOW-pensioen van eiser wordt daarom niet gewijzigd naar de norm voor een ongehuwde.
3. Eiser is het niet eens met de beslissing van verweerder. Eiser vindt dat verweerder de wet te strikt heeft toegepast en te weinig heeft gekeken naar de wil van partijen en de feitelijke situatie. Eiser en zijn echtgenote leiden een eigen leven alsof er geen huwelijk is. Zij zijn ook niet van plan om ooit weer samen te gaan wonen. Weliswaar staat eiser nog wel op hetzelfde adres ingeschreven als zijn echtgenote, maar hij woont feitelijk op een ander adres, namelijk het adres in [land] . De gezamenlijke inschrijving heeft alleen fiscale redenen. Dat eiser en zijn echtgenote de woningen samen bezitten, kan hij niet oplossen. Zij zijn immers in gemeenschap van goederen getrouwd. Tot slot betaalt eiser uit fatsoen een maandelijkse financiële bijdrage aan zijn vrouw.
4. De rechtbank overweegt en oordeelt als volgt.
5. Het uitganspunt is dat eiser geen recht heeft op een pensioen naar de norm voor een ongehuwde, omdat hij gehuwd is. Dit is alleen anders, indien eiser aannemelijk maakt dat sprake is van de uitzonderingssituatie dat hij duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote. De bewijslast ligt dus bij eiser.
6. De hoogste bestuursrechter in dit soort zaken [1] legt het begrip duurzaam gescheiden leven als volgt uit. Gehuwde mensen leven pas duurzaam gescheiden als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
ten minste één van hen wil niet meer getrouwd zijn en samenwonen;
ieder van hen leidt afzonderlijk een eigen leven alsof hij of zij niet met de ander is getrouwd;
ten minste één van hen bedoelt deze situatie als blijvend.
Of aan deze voorwaarden wordt voldaan, moet blijken uit de feitelijke omstandigheden. Daarvoor is niet voldoende dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning. De huwelijkse samenleving kan immers bestaan zonder dat de echtgenoten samenwonen. Voor de beoordeling of mensen duurzaam gescheiden leven is verder niet van belang om welke redenen zij de huwelijkse samenleving niet (of nog niet, niet meer of niet opnieuw) hebben verbroken. [2]
7. De rechtbank oordeelt allereerst dat de motivering van verweerder in het bestreden besluit gebrekkig is, omdat zij daaruit niet kan opmaken waarom verweerder vindt dat de feitelijke omstandigheden maken dat eiser niet duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote. In het bestreden besluit heeft verweerder de omstandigheden namelijk slechts opgesomd. Gelet op de aanvullende motivering in het verweerschrift en het feit dat eiser daar voldoende op heeft kunnen reageren, zal de rechtbank dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) passeren. Het is niet gebleken dat eiser hierdoor is benadeeld.
8. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft beslist dat niet is gebleken dat eiser duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote. Daarbij zijn de volgende omstandigheden van belang. Eiser en zijn echtgenote wonen weliswaar niet meer in dezelfde woning, maar zij zijn wel allebei eigenaar van de woning in [plaats] en van de woning in [land] . Daarnaast betaalt eiser maandelijks ongeveer € 800,- aan zijn echtgenote voor haar levensonderhoud. Verder is de echtgenote van eiser weliswaar niet langer zijn erfgename, maar zij krijgt wel het vruchtgebruik op de gehele nalatenschap van eiser. Eiser stelt dat hij dit doet omdat hij getrouwd is en daardoor de verplichting heeft om voor zijn vrouw te zorgen. Dit conflicteert echter met de uitleg door de hoogste bestuursrechter van het begrip ‘duurzaam gescheiden leven’. Daaruit volgt immers dat partijen niets meer met elkaar te maken te hebben, behalve een juridische band. Uit de feiten genoemd in deze overweging volgt naar het oordeel van de rechtbank dat er tussen eiser en zijn echtgenote niet alleen sprake is van huidige financiële verstrengeling, maar ook in de toekomst.
9. De stelling van eiser dat de verhouding tussen hem en zijn echtgenote slecht is en zij geen enkel contact meer hebben, maakt de beoordeling niet anders, omdat dit voor verweerder geen argument is geweest om tot de conclusie te komen dat eiser niet duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote. Zoals in 6 is overwogen maakt het volgens de hoogste rechter voor de beoordeling of mensen duurzaam gescheiden leven niet uit waarom zij niet meer samenleven. De wil van partijen is daarom niet van belang. De stelling van eiser dat hij en zijn echtgenote nooit meer zullen gaan samenwonen maakt de beoordeling ook niet anders. Niet samenwonen betekent, zoals in 6 is overwogen, niet zonder meer dat sprake is van duurzaam gescheiden leven.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Omdat de rechtbank artikel 6:22 van de Awb heeft toegepast, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht moet vergoeden.
12. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank
-verklaart het beroep ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 7 december 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
De rechter is verhinderd de uitspraakmede te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep (CRvB).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 28 januari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:172.