Overwegingen
2. Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb heeft het bezwaarschrift van 1 september 2021 mede betrekking op verweerders besluit van 9 september 2021. Eiseres heeft de gronden van bezwaar op 19 september 2021 aangevuld.
3. Deze zaak gaat over de ingangsdatum van de bijstandsuitkering. Verweerder heeft naar aanleiding van de (derde) bijstandsaanvraag van eiseres van 6 april 2021 bijstand toegekend vanaf 16 augustus 2021, de datum van het huisbezoek. Eiseres is het hier niet mee eens en vindt dat zij vanaf de aanvraagdatum van 6 april 2021 bijstand zou moeten krijgen.
4. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel komt.
5. Eiseres heeft allereerst aangevoerd dat zij betwist dat het besluit van 21 juni 2021 op 22 juli 2021 is verzonden. Op de zitting bij de CRvB op 23 juli 2021 is volgens eiseres namens verweerder gezegd dat er nog geen besluit was genomen en eiseres heeft op diezelfde dag nog een aanvulling op de aanvraag verzonden. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat deze grond is aangevoerd omdat op de zitting bij de CRvB was afgesproken dat zij nog een en ander zou aanleveren over haar detentieverleden, wat zij diezelfde dag nog heeft gedaan.
6. De rechtbank stelt vast dat uit de stukken blijkt dat partijen tijdens de zitting bij de CRvB op 23 juli 2021 hebben gesproken over een schikking, waarbij ook afspraken met betrekking tot de (derde) bijstandsaanvraag van 6 april 2021 aan de orde zijn geweest. Uiteindelijk hebben partijen geen overeenstemming bereikt. Dit is door eiseres ook niet weersproken. Eiseres heeft op 23 juli 2021 (in overleg met de verhuurster) alsnog toestemming verleend om de hele woning te bezichtigen ‑ en een strafblad opgevraagd bij de Justitiële Informatiedienst.Dat zij dit heeft gedaan, had dus, anders dan eiseres veronderstelt, niets te maken met afspraken die op de zitting van 23 juli 2021 zouden zijn gemaakt met betrekking tot de aanvraag van 6 april 2021. Naar het oordeel van de rechtbank maakt het voor de beoordeling van deze zaak daarom niet uit of verweerder het besluit met verzendstempel 22 juli 2021, daags voor of daags na de zitting bij de CRvB heeft verzonden. De rechtbank gaat daarom niet in op de stelling dat eiseres betwist dat verweerder het besluit op 22 juli 2021 heeft verzonden. Bovendien heeft eiseres de ontvangst van dit besluit niet ontkend. Uit hetgeen gemachtigde tijdens de zitting heeft verklaard leidt de rechtbank af dat hij dit besluit in elk geval op (dinsdag) 27 juli 2021 heeft ontvangen. Het bezwaar van 1 september 2021 gericht tegen dit besluit is dus sowieso ontvankelijk, zodat ook daarom deze beroepsgrond niet hoeft te worden besproken.
7. Eiseres heeft verder aangevoerd dat er geen wettelijke grondslag is, althans die noemt verweerder niet, op grond waarvan de bijstand kan ingaan op de datum van het huisbezoek van 16 augustus 2021. Eiseres vindt dat de ingangsdatum 6 april 2021 moet zijn.
8. De periode die de rechtbank is deze zaak moet beoordelen loopt van 11 maart 2021 (datum melding) tot 9 september 2021 (de datum van het herziene primaire besluit).
9. Deze zaak gaat om een aanvraag om een bijstandsuitkering. Bij zo’n aanvraag moet de aanvrager in principe aantonen dat hij de uitkering nodig heeft. Voor verweerder is daarbij de woonsituatie van belang. De aanvrager moet daarover duidelijkheid verschaffen en volledige openheid van zaken geven. Als de aanvrager niet aan zijn wettelijke inlichtingen- of medewerkingsverplichting voldoet, kan verweerder de aanvraag afwijzen omdat niet kan worden vastgesteld dat de aanvrager de bijstand nodig heeft.
10. In artikel 44, eerste lid, van de Pw staat dat als verweerder heeft vastgesteld dat recht op bijstand bestaat, de bijstand wordt toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voorzover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.
11. De rechtbank stelt vast dat verweerder de aanvraag van 6 april 2021 in eerste instantie heeft afgewezen omdat de woonsituatie van eiseres niet kon worden vastgesteld, waardoor verweerder het recht op bijstand niet kon vaststellen. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat er onduidelijkheid bestond over welke kamer eiseres precies huurt in de woning omdat eiseres en de verhuurster hierover tegenstrijdige verklaringen hadden afgelegd. Eiseres verklaarde dat zij de kamer aan de voorkant huurt, terwijl de verhuurster verklaarde dat eiseres de kamer aan de achterkant (die grenst aan het balkon) huurt. Verder heeft eiseres niet volledig meegewerkt aan het huisbezoek op 15 juli 2021 omdat zij weigerde de kamer aan de achterkant van de woning te tonen waarvan de verhuurster had verklaard dat eiseres deze kamer huurt.
12. Na de zitting bij de CRvB op 23 juli 2021 heeft verweerder aanleiding gezien om nogmaals naar de aanvraag van 6 april 2021 te kijken. Op 16 augustus 2021 hebben medewerkers van het cluster handhaving van Werk en Inkomen Lekstroom een huisbezoek afgelegd waarbij zij, met toestemming van de verhuurster, de hele woning hebben bekeken waarna de woonsituatie is vast komen te staan. Verweerder heeft naar aanleiding van de bevindingen van dit huisbezoek het eerdere primaire besluit herzien op 9 september 2021 en aan eiseres bijstand toegekend vanaf 16 augustus 2021.
13. De rechtbank oordeelt dat verweerder over deze gang van zaken terecht heeft gesteld dat hij strikt genomen in het kader van de aanvraag van 6 april 2021 niet verplicht was om alsnog een huisbezoek te doen, omdat er inmiddels was beslist op die aanvraag. Verweerder had eiseres immers ook een nieuwe aanvraag kunnen laten indienen. Om eiseres tegemoet te komen, heeft verweerder in het kader van de aanvraag van 6 april 2021 opnieuw een huisbezoek afgelegd. De rechtbank oordeelt dat eiseres door deze gang van zaken zeker niet is benadeeld. Het starten van een nieuwe aanvraagprocedure had hoogstwaarschijnlijk aanzienlijk meer tijd in beslag genomen. De ter zitting ingenomen stelling dat verweerder de e-mail van 23 juli 2021 als een nieuwe bijstandsaanvraag had moeten aanmerken, onderschrijft de rechtbank niet.
14. De rechtbank oordeelt dat verweerder de ingangsdatum van de bijstand terecht heeft gesteld op 16 augustus 2021, het moment waarop de woonsituatie van eiseres duidelijkheid werd en verweerder het recht op bijstand kon vaststellen. De bevindingen van dit huisbezoek zeggen immers niets over de woonsituatie van eiseres in de voorafgaande periode. In wat eiseres heeft aangevoerd heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien voor een eerdere ingangsdatum. Eiseres heeft tijdens de zitting weliswaar gesteld dat zij het er niet mee eens is dat verweerder tijdens het huisbezoek op 15 juli 2021 de hele woning wilde bekijken. Maar eiseres heeft deze stelling verder niet onderbouwd, nog daargelaten dat zij dit pas op de zitting (en dus te laat) naar voren heeft gebracht.
15. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.