ECLI:NL:RBMNE:2021:6219
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag individuele inkomenstoeslag en vaststelling inkomen gedurende referteperiode
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 13 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor een individuele inkomenstoeslag door de gemeente Lelystad. Eiser had op 20 maart 2019 een aanvraag ingediend, die door verweerder op 15 april 2019 werd afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 7 september 2021 ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde. De rechtbank behandelde de zaak op 6 december 2021, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, terwijl verweerder niet verscheen.
De kern van het geschil betrof de vraag of verweerder terecht had vastgesteld dat eiser gedurende de referteperiode van drie jaar een inkomen had dat niet hoger was dan 100% van de bijstandsnorm. De rechtbank concludeerde dat eiser niet in staat was om aannemelijk te maken dat zijn inkomen in de relevante periode niet hoger was dan de bijstandsnorm. Verweerder had de aanvraag afgewezen omdat eiser geen informatie had verstrekt over zijn werkzaamheden bij een autohandel en geen administratie had bijgehouden. Eiser voerde aan dat zijn inkomen wel kon worden geschat op basis van waarnemingen, maar de rechtbank oordeelde dat deze argumenten niet voldoende waren om de afwijzing te weerleggen.
De rechtbank oordeelde dat de hoogte van het inkomen van eiser niet gedurende de gehele referteperiode kon worden vastgesteld, wat leidde tot de conclusie dat het recht op de individuele inkomenstoeslag niet kon worden vastgesteld. Eiser had ook aangevoerd dat de gevolgen van de afwijzing onevenredig voor hem waren, maar de rechtbank verwierp deze stelling. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.