In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die studiefinanciering en een uitwonendenbeurs ontving, en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De zaak betreft de herziening van de studiefinanciering en de intrekking van de uitwonendenbeurs van eiseres, omdat de verweerder van mening was dat eiseres niet op het adres stond ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder op 12 november 2020 de hoogte van de studiefinanciering van eiseres heeft herzien en de uitwonendenbeurs heeft ingetrokken, met een terugvordering van € 2.495,51 voor de periode van oktober 2019 tot en met oktober 2020. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 14 december 2021, die via videobeeldverbinding plaatsvond, heeft eiseres haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar gemachtigde.
De rechtbank oordeelde dat de bewijslast voor de stelling dat eiseres niet op het BRP-adres woont, bij de verweerder ligt. De rechtbank concludeerde dat de verweerder terecht heeft gesteld dat eiseres niet op het adres woont, omdat er geen persoonlijke spullen zijn aangetroffen tijdens een huisbezoek. De rechtbank oordeelde dat het door eiseres overgelegde bewijs onvoldoende overtuigend was en dat de verweerder niet verplicht was om eiseres te horen in de bezwaarschriftprocedure. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.